Oogstdankfeest te Groningen
Dr. Seyss Inquart en Mussert spreken
84ste Jaargang
Maandag 4 October 1943
No. 25617
EERSTE BLAD
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
In tientallen grootere en klei
nere plaatsen in ons land is gis
teren het Oogstdankfeest gevierd
door Duitsche en Nederlandsche
nationaal-socialisten. Op elke bij
eenkomst hebben een Duitsche en
een Nederlandsche spreker het
woord gevoerd. Verreweg de be
langrijkste samenkomst was die in
de „Harmonie" te Groningen, waar
de Rijkscommissaris, Rijksminister
Seyss Inquart en Mussert een dui
zendkoppige menigte hebben toe
gesproken. Voor dit indrukwekken
de Oogstdankfeest in het Noorden
van ons land waren honderden en
honderden Duitsche en Neder
landsche nat.-socialisten naar de
hoofdstad der provincie gestroomd
om getuige te zijn van het gespro
ken woord van de belangrijkste
staatslieden van ons land.
Op eenvoudige, sobere wijze was
de versiering in de groote zaal
aangebracht. Het podium was ge
heel met roode bekleeding gedra
peerd met rechts het hakenkruis
op lange, neerhangende banen en
links de banen met het N.S.B.-
embleem. Voor het spreekgestoelte
en verder over de geheele breedte
van het podium was een omlijs
ting van gele en rood-bruine
herfstbloemen aangebracht, ter
wijl zoowel op den achtergrond
als ter afsluiting van het geheel
naast het tooneel groote gebrons
de adelaren zichtbaar waren.
De stafmuziek van den Arbeids
dienst speelde o.l.v. kapelmeester
Leistikov voor den aanvang der
vergadering vroolijke marschmu-
ziek. Voor het podium waren op
gesteld zangkoren van de Hitler-
jugend en den Jeugdstorm
Reeds geruimen tijd vóór de
de aankomst van de hooge gasten
was de groote zaai reeds tot in
alle hoeken bezet. Veie honderden
moesten zich met een staanplaats
tevreden stellen, terwijl in neven-
zalen en in den tuin alsmede voor
het gebouw nog honderden en hon
derden het gesproken woord via
de luidsprekers konden volgen.
Op de eere-plaatsen zagen wij
o.m. de Beauftragten van de pro
vincies Groningen, Friesland en
Drente, resp. dr. Couring, Mi-
nisterialrat Ross en Oberbereichs-
leiter Sellmer, den commissaris
van de provincie Groningen den
heer Staargaard en den gemach
tigde van den Leider den heer Jb.
Maarsingh.
Precies half twaalf kondigden
juichkreten van buiten het ge
bouw aan dat de Rijkscommissa
ris en de Leider met hun staven
waren gearriveerd. Met een don
derend hou-zee geroep werden dr.
Seyss Inquart en Mussert verwel
komd bij hun binnentreden. Alle
aanwezigen verhieven zich van
hun plaatsen en brachten den
gasten met opgeheven rechter
arm den groet. Nadat op plechtige
wijze de vaandelintocht had
plaatsgevonden, opende Oberge-
meinschaftsleiter Paul dit Oogst
dankfeest met enkele korte woor
den. Vervolgens zongen zoowel de
Hitlerjugend als de Jeugdstorm
oogstliederen en -werden .toepas
selijke nat.-soc. spreuken gezegd.
Het eerst werd het woord ge
voerd door den Leider, ir. Mussert
REDE VAN MUSSERT.
Herr Reichskommissar! Duit
sche en Nederlandsche kamera
den! Vandaag op dezen buitenge
woon mooien dag, op dezen
herfstdag bjj uitnemendheid, zijn
wq dan hier vereenigd om onze
gedachten te laten gaan over al
hetgeen verband houdt met de
voedselvoorziening en al hetgeen
verband houdt met de hoogere
dingen daaraan verbonden. Want
met brood alleen kan de mensch
niet leven, wjj leven uit een ide
aal.
Maar wij leven ook naturlyk
doordat het ons mogelijk gemaakt
wordt door de voedselvoorziening.
En nu weet ik in dezen tijd hoe
moeilijk het is voor duizenden en
tienduizenden om behoorlijk ge
voed te worden. Er is echter, ka
meraden, en dit is het belangrijk
ste, in Nederland nog geen
mensch van den honger omgeko
men. Moeilijkheden zijn er, maar
wij staan in liet vierde oorlogs
jaar ën wanner ik u zoo zie, dan
zeg ik: „Nu, het gaat nogal goed
met de voedselvoorziening".
DANK AAN GOD.
Moeilijkheden en zorgen hebben
wij allen, maar zooals ik zeide, wij
staan in, het vierde oorlogsjaar en
er moet ons toch een groot gevoel
van dankbaarheid overstroomen,
wanneer wij weten dat het op het
oogenblik nog zoo gesteld is met
de voedselvoorziening. Er moet
dankbaarheid zijn jegens God en
dankbaarheid jegens de men-
schen.
Laten wij goed begrijpen: „de
mensch kan de natuur helpen of
verstoren. Maar de natuur is de
factor. Wanneer er dit jaar zulk
een schoone oogst geweest is, dan
willen wij onze dankbaarheid in
de eerste plaats aan God betui
gen. De natuur gaat tewerk vol
gens vaste wetten, die wij slechts
ten dee'e kennen. Waarom is er
b.v. nu dit jaar bij de suikerbie
ten een bijzonder hoog percentage
aan suiker te verwachten? Waar
om is ook de olievoorziening zoo
bijzonder? Wij weten het niet. Dat
doet de natuur, de natuur, die wij
in de eerste plaats moeten on
dersteunen en helpen, zooveel wij
kunnen. Het menschenwerk is
daartoe. En wanneer men, dat
niet goed doet, verstoort men
zooveel.
EERBIED VOOR DE
NATUUR.
Gisteren wiis ik .in Rotterdam.
In Rotterdam moeten bepaalde
militaire werken gemaakt worden,
want ons Rotterdam wordt be
dreigd als plaats aan het West
front. Wat zei toen de militaire
man, een Duitscher dus? Hij zei:
„Ik zal zorg dragen, dat :er zoo
weinig mogelijk behoeft te worden
kapot gemaakt." „Een huis", zegt
hq terecht, „kan men in één jaar
opbouwen, maar een boom, daar
heb je 60 jaar voor noodig en
ik zal passen op de boomen, die
gespaard kunnen worden."
Zie eens, dat is de juiste men
taliteit, die ons ook vandaag moet
bezielen, de mentaliteit van „heb
eerbied voor de natuur". Begrijp
uw eigen kleinheid, maar doe van
uit uw menschelijke standpunt
wat mogelijk is de natuur te hel
pen en de natuur zal vruchtbaar
der zijn dan ooit te voren.
Het menschenwerk, in dit geval
het werk van den boer en de boe
renarbeiders, is in dezen tijd niet
zoo gemakkelijk als vroeger. Het
is echter de plichtsgetrouwheid
van den eenvoudigen mensch,
waarop ten slotte alles is opge
bouwd:
Het zijn niet dê sterren, de uit
blinkers, die ten slotte de wereld
maken tot wat zij is. Ook zij zijn
noodig, maar wat komt er van de
wereld terecht, wanneer niet hon
derdduizenden en millioenen een
voudige werkers altijd weer be
reid zijn op een eenvoudige plaats
hun plicht te doen?
Dat is het fundament der na
tie. dat is het fundament van de
geheele samenleving. En daarom
heeft* het mij zoo verheugd, dat,
toen ik laatst in Drente was en
daar een bezoek bracht aan ka
meraden wier boerenhoeven wtp:en
verbrand door misdadige tegen
standers. ieder van hen zei: „Ja,
maar dat doen geen boeren! Want
boeren zullen nooit een hoeve in
"brand steken, niet van hun erg-
sten vijand. Dat doet hij nooit,
want hij is te nauw verbonden met
de natuur en hij weet dat zoo
iets niet mag". Dat vernam ik
uit den mond van degenen wier
hoeve een, twee of drie dagen van
te voren was afgebrand. Maar zij
stonden solidair met de andere
boeren en boerenarbeiders, waar
toe zij als volk behooren.
DE VERNIETIGINGSDRANG
VAN HET GROOT-KAPITA-
LISME.
Zooals ik zoo juist zeide: Onzen
dank aan God willen wij paren
aan den dank, dien wij gevoelen
voor deze honderdduizenden ge
trouwe, eenvoudige werkers, die
een jaar lang weer hun werk ge
geven hebben om het daardoor
mogelijk te maken, dat wij leven.
Want wij leven alleen doordat zij
ons het noodige voedsel hebben
verstrekt. Toen de zeeën nog open
waren voor ons, toen werd drie
millioen ton graan per jaar uit
overzeesche gebieden aangevoerd
en er waren toen vele menschen
in Nederland, die zich afvroegen
waarvoor wij eigenlijk boeren heb
ben. Ik herinner mij hoe een van
de liberalen van de Tweede Ka
mer, het was een vrouw, een heel
mooie berekening opstelde, vol
gens welke het niet meer noodig
was de Zuiderzee droog te maken,
omdat de rentestandaard ter
beurze zoo hoog was! Het is reeds
eenige jaren geleden en wij heb
ben daartegen genoeg gefulmi
neerd. U weet hoe het in de kapi
talistische periode ging: „Millioe
nen tonnen aan graan werden in
gevoerd en onze producten wer
den vernietigd."
En wij weten het ookjhet is
vernietigd op bevel van het
grootkapitalisme uit Londen en
New-York, ofschoon hier het volk
voor een groot deel het toch noo
dig had, ofschoon millioenen
Duitschers het gaarne zouden
willen hebben. Het werd vernie
tigd op bevel van de heeren uit
Londen van het grootkapitalisme,
dat hier heerschte bij monde van
Colijn.
Dat alles is geschied. Het Ame-
rikaansche voorbeeldwas er gij
weet het. In Amerika kregen de
boeren betaald naarmate zij min
der deden. Het was een premie op
het nietsdoen, het kapot maken.
Datzelfde systeem is hier gevolgd.
Toen kwam los de groote massa
van controleurs, die de boeren
niet moesten controleeren of zij
wel het noodige deden, maar of
zij niet te veel deden. Gij ziet
de dwaasheid van dat systeem,
want een normale omstandigheid
is het, dat ieder den plicht heeft
zooveel mogelijk tot stand te
brengen en niet dat er een con
trole is om te zorgen, dat men
zoo weinig mogelijk doet.
Het was het noodzakelijk kwaad
van dat systeem, maar de schuld
kwam op ons volk terecht en
wanneer er moeilijke toestanden
zijn, zie het dan zoo met mij.
Mijne Volksgenooten en Kamera
den, dat het hier betreft een
kleine delging van de schuld en
dat wij nog barmhartig door God
behandeld worden, want wij heb
ben erger verdiend, doordat er
moedwillig millioenen kilogram
men voedsel vernietigd zijn.
Nu staat het zoo, dat niemand
in Nederland er meer aan denkt
om voedsel te vernietigen, behalve
dan die paar verdwaasde misda
digers, die hoeven ln brand ste
ken. Het mag toch eigenlijk geen
naam hebben, die enkelingen. Het
volk in zijn geheel staat er vol
maakt afwijzend tegenover en de
boeren en de boerenarbeiders
werken in getrouwheid om zoo
veel mogelijk voor het volk voort
te brengen.
Het systeem echter, dat de'be-
zettende overheid hier heeft aan
getroffen, is niet in een handom
draaien te veranderen. Want één
ding gaat voor alles: „risico mag
er niet genomen worden, want
wanneer er iets niet goed gaait
met de voedselvoorziening, zeg
gen wij niet „dat is niet erg".
BOEREN HET FUNDAMENT
DER NATIE.
Vroeger vaarden wij uit naar
het Oosten en Westen, naar het
Noorden en het Zuiden. Wij zijn
nu op ons zplf aangewezen. De
bezettende overheid kan niet plot
seling veranderen datgene wat
was. Maar wij zelf kunnen er ge
leidelijk maar zeker vbor zorgen,
dat het nationaal-socialisme
daarvoor in de plaats komt. Want
d i t is niet ons systeem. Het sy
steem dat er nu is, is eenvoudig
een bestendiging van wat er was.
Een afleveringsplicht moet er b.v.
zijn, dat spreekt vanzelf, maar
het zwaartepunt moet gebracht
worden naar de boeren en naar
de boerenarbeiders. De boeren en
de arbeiders moeten volkomen
doordrongen zijn van hun plich
ten ten aanzien van de gemeen
schap en het is onze taak en onze
roeping om de boeren en de boe
renarbeiders zoover te brengen
dat zij inzien waarom het gaat
zoodat zij zelf van hun boerenerf
en hun boerengemeenschap uit
ervoor zullen zorgdragen, dat ons
volk datgene -heeft wat het noo
dig heeft.
Eens, in 1936, ter gelegenheid
van een hagepreek in Lunteren
heb ik het volgende gezegd: „Het
bestaan van het nieuwe Neder
landsche volk zullen wij vestigen
op onzen bodem. Liefde moeten
wij hebben voor onzen bodem en
eerbied voor onze volksgenooten,
die naar beste weten door hun
arbeid den bodem vruchtbaar
maken. Beschaamd moeten wij
ons afwenden van het goddelooze
bedrijf van vernietiging van de
opbrengst van onzen bodem, van
de vernietiging van den veesta
pel en van de vernietiging van al
de goederen, die dit volk verkreeg
door Gods genade, dank zij de
vruchtbaarheid van den bodem
en den noesten vlijt, het overleg
en de inspanning van tienduizen
den harde werkers". Het is nu
zeven jaar later en ik heb hier
van geen woord terug te nemen.
Nog altijd is dit ons fundament:
den bodem verzorgen en er zoo
veel mogelijk voor zorgdragen,
dat Lij niet wordt uitgeput.' Wij
weten het wel, de kunstmestvoor-
ziening is niet schitterend, maar
laten wij op dat gebied alles doen,
wat mogelijk is om te zorgen, dat
de bodem niet wordt uitgeput.
Want het is zoo: naarmate een
bodem schraler is, zal men dat
niet direct terugvinden in den
stengel maar in de korrel van het
graan ep het laatste is juist het
geen wij het meest van noode
hebben.
De boer wil terug hebben zijn
hoereneer, dat hij baas is in eigen
huis in den goeden zin van het
woord. De boerenarbeider wil so
ciale gerechtigheid hebben, hij
wil niet als paria staan te mid
den van zjjn volksgenooten en
niet behooren tot diegenen, die
men met het minste maar af
scheept. Zij behooren tot het fun
dament der natie.
DE OPBOUW VAN EEN
BOERENLANDSTAND
Het zwaartepunt zal na korte-
ren of langeren tijd verlegd moe
ten worden naar boer en boeren
erf. Zijn leiderscapaciteiten zullen
naar voren moeten kom n. De
verzorging der boerenarbeiders
zal vastgesteld moeten worden n
de producten zullen een redelijken
prijs moeten opbrengen, die het
loon is naar werken. Dit alles zal
ook onder nationaal-socialistische
inschakeling centraal geleid moe
ien worden, maar de uitvoering
daarvan kan eerst goed komen,
wanneer er is een sterke doelbe
wuste Landstand. Wil men om
schakelen, dan moeten wij van
't eene apparaat naar een ander
apparaat, maar je kimt niet om
schakelen van een apparaat naar
niets. Er was nu een ander appa
raat, dat in ieder geval het g oote
voordeel had, dat het Nederland
sche volk tot op den huidigen dag
gevoed is kunnen worden. En
wanneer wij een ander -ysteem
willen hebben, moet ook een an
der apparaat, een boerenland
stand worden opgebouwd.
En wij weten het, dat is niei
eenvoudig. Velen begrijpen het
niet en staan er tegenover, ook
onder diegenen, die er zelf het
grootste belang bij hebben, dat
die omschakeling eens zal kun-
Dit Nummer bestaat uit
8 Pagina's.
nen plaats vinden. Wij hebben
den waarborg noodig, dat de
landstand het zal kunnen doen en
daarom is het de eerste en dc be
langrijkste taak van alle Neder
landsche nationaal-sociaiisten die
boe? en boerenarbeider zijn om
mede te helpen den landstand op
te bouwen, omdat wij de vaste
overtuiging hebben, dat een ap
paraat, dat nationaal-sociaUs-
tisch is opgebouwd, tenslotte meer
zal kunnen voortbrengen, geluk
kiger menschen zal kunnen ma
ken, dan wanneer dat iet het
geval is. Wij gelgoven niet dat het
nationaal-socialisme alleen is voor
mooi weer, het is juist bij storm
weer noodzakelijk. Wij kunnen het
zoo stellen, dat de veiligheid van
Europa beslist wordt door het na
tionaal-socialisme. In Italië heeft
men gezien wie ten slotte
trouwbaar gebleke» zijn: de fas
cisten! En zij zullen het altijd
weer zijn! Bij onze wereldbeschou
wing zullen wij ons daarop moeten
baseeren en daarvan moeten uit
gaan. Wij zullen het met elkaar
moeten doen in eerste instantie,
want anders gaat het niet. De
voedselvoorziening, ook in oor
logstijd, zal meer en mc naar
nationaal-socialistische principes
worden uitgevoerd en wanneer wij
dan hier deze taak met elkaar Ge
spreken, dan weten wij dat, zoo
als wij thans leven, dit alleen mo
gelijk is omdat er een met de wa
penen strijdend Duitsch volk is,
dat zoo hier en daar geholpen
wordt.
Het wordt geholpen door rie
zwarthemden van Mussolini, door
Hongarije en Roemenië en het
wordt ook geholpen door een kan-
tal Nederlanders, die toch in ieder
geval hun kern vinden in de V.
S.B. Terwijl wij de taak hebben
hier te vechten, zien wij natuur
lijk met de meeste belangstelling
naar wat daarbuiten gebeurt.
Maar wat daarbuiten gebeurt in
militair opzicht, is niet aan ons
ter beoordeeling. Het is wel aan
ons om onder alle omstandighe
den te blijven gelooven, te blqv-;n
vertrouwen en innerlijk zeker te
zijn, dat de zege toch zal zijn aan
Adolf Hitier en zijn mannen! (ap
plaus).
WIJ STAAN
MET ELKANDER VAST!
Daarom kameraden heb ik, na
hetgeen ik zooeven gezegd heb,
niet meer te doen dan nog dit
kort te zeggen: „Wanneer gij op
uw bedrijf moeilijkheden onder
vindt iederen dag weer en wan
neer gij als nationaal-socialist bij
zonder veel bezoeken krijgt van
controleurs, meer bezoeken dan
de anderen, dan zult gij dat op
dit oogenblik moeten dragen voor
de toekomst, waarvoor wij zullen
Wérken.
Gij zult het trachten, want dit
is hetgeen mij zoo bijzonder ver
heugd heeft, toen ik laatst in
Drente was. Gij weet in Drente
hebben onze boeren het het moei
lijkst, omdat zij daar het meest
worden geterroriseerd. En gij zult
misschien denken „In Drente zal
de beweging wel een klap gekre
gen hebben en wel veel menschen
hebben verloren*'. O ja, er zijn er
heengegaan, natuurlijk zijn er
heengegaan, dat is een automa
tische zuivering en sterking. Maar
dit mag ik er aan toevoegen:
niettegenstaande de terreur van
de laatste maanden zijn er in
Drente meer bijgekomen dan er
afgegaan zijn", (applaus)
Daarom mijne kameraden, ik
behoef het niet eens te zeggen,
houdt goeden moed en zet door.
Zoolang er nog één jongen van
ons daarbuiten staat, zal hij nooit
kunnen zeggen, dat hier een na
tionaal-socialist versaagd heeft.
Nooit! Wq staan met elkander
vast. (Applaus).
Blijft bij afltes wat gij doet, het
onderscheid zien tusschen goed
en kwaad. Blijft begrijpen, blijft
beseffen, dat GockHHbiacMlg Wuft