De Nederlandsche Kultuurraad: Het kultureele geweten van ons volk DONDERDAG 12 FEBRUARI 1942 No. 25116 Installatierede van den Rij kscommissaris De weg naar den Indischen Oceaan voor Japan geopend 82ste Jaargang Een mijlpaal in de ontwikkeling van ons kultureele leven De Rijkscommissaris aan het woord Beslissende verzwakking in de Britsche positie Verduisteren; 18.47 uur 9.01 uur k._ als wereldmacht De legende van Singapore LEIDSCH DAGBLAD Directeur: J W. Henny Telel. Directie en Administratie 25041 (2 lijnen) - Gironummer; 67055 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Telef Redactie 21507 Hoofdredacteur: B W. Menkhorst, Lelden Plr'erv.: K Been Lelden Gistermiddag had te 's-Gravenhage de plech tige installatie plaats van den Nederlandschen Kultuurraad. Een uitgelezen gezelschap was in Pulchri Studio vereenigd. Een groot aantal Duit- sche en Nederlandsche autoriteiten was bij de plechtigheid aanwezig, van Duitsche zijde on der anderen de commissaris-generaal voor bij zondere aangelegenheden Oberdienstleiter F. Schmidt, de commissaris-generaal voor bestuur en justitie staatssecretaris dr. F. Wimmer. ge zant Otto Bene, de gevolmachtigde van den Rijkscommissaris voor Zuid-Holland Rittmeister dr. Schwebel, cn de gevolmachtigde van den Rijkscommissaris voor Utrecht, Sommer; van Nederlandsche zijde onder anderen prof. dr. T. Goedewaagen, secretaris-generaal van het de partement van volksvoorlichting en kunsten, prof. J. van Dam, secretaris-generaal van het departement van opvoeding, wetenschap en kui tuurbescherming en luitenant-generaal H. A. Seyffardt. De bijeenkomst werd opgeluisterd door mu ziek van het Zepparonikwartet, dat werken van Schafer en Schubert ten gehoore bracht. De redevoeringen van den Rijkscommissaris en van prof. Snijder, werden met grooten bijval ontvangen. Na afloop was er een ontvangst in de zalen van Pulchri Studio. De Rijkscommissaris sprak als volgt: Mijnheer de president, dames en heeren, Wij zijn hier bijeengekomen, om op plech tige wijze den Nederlandschen Kultuur raad in te wijden. Onder de overstelpende, de geheele wereld beroerende gebeurtenis sen, is de instelling van den Nederlandschen Kultuurraad toch geen onbeteekenende toevalligheid of een bestuursmaatregel zon der meer als zoovele andere. Ik geloof veeleer door dezen maatregel aan eeri noodzaak tegemoet te komen, welke even zeer voortvloeit uit den tegenwoordigen toestand van het Nederlandsche volk, als uit mijn taak als vertegenwoordiger van het Duitsche rijk in dit land. Deze geeft mij aanleiding tot principieele uiteenzettin gen, want de noodzakelijkheid van dezen maatregel kan uitsluitend begrepen worden, wanneer de functe van de kuituur niet slechts in het openbare leven, maar in het leven in het algemeen, in het worden en werken eener gemeenschap ons duidelijk is geworde^. Ik wil hier geen verhandeling houden over al die theoretische vragen en opvattingen, welke voor de nieuwe werkelijkheid, waarin wij ons bevinden, haar bcteekenis verloren hebben. Niet slechts de resultaten van de wetenschap en het onderzoek, maar in de eerste plaats onze eigen persoonlijke belevenissen, voornamelijk in den oorlog, waar men zijn bestaan onmiddellijk tot op den diepsten en elementairsten oorsprong moet terugbrengen, om „überhaupt" te kunnen bestaan, en ons politiek doorleven van dezen historischen tijd, waarin wij handelen, werkend en leidend stonden en staan, hebben ons ge leerd wereld en leven anders en nieuw te zien. Het was als een wonder en inderdaad, het was een openbaring: de openbaring der gemeen schap als het oorspronkelijk element van ons leven. Wij hadden in den nood de kameraad schap beleefd en vonden daarin de gemeen schap, totdat wij uit de idee en uit de werke lijkheid van de volksgemeenschap eindelijk de kracht putten, waardoor wij weer gezond en machtig werden en dat niet slechts in politie- ken zin. In het bijzonder werden wij weer machtig in onze kuituur. Hier niet minder dan op politiek gebied kunnen wij de verandering, welke zich ln tien jaar voltrokken heeft en zich verder voltrekt, nauwelijks begrijpen. De oorzaak hier van ligt uitsluitend hierin, dat de kuituur in al hare uitingen en vormen, in plaats van zich los te maken uit het gemeenschappelijk lot, weer daarin betrokken werd en dat de kultuurschep- pende en kultuurdragende mensch van zijn een zaamheid werd bevrijd en weer aan de gemeen schap van zijn volk werd gebonden. HET BELANGRIJKSTE PRINCIPE. Het belangrijkste principe van onze kuituur opvatting is, dat elke echte kuituurprestatie slechts uit den grond en uit het leven van het volk kan voortkomen en dat zij daarom ook aan dit volk weer verplichtingen heeft, dat dus de kuituur haar oorsprong evenals haar taak altijd vindt in den dienst aan het leven van het volk. Evenmin als de kuituur als geheel uit dezen samenhang kan worden losgemaakt zonder ziek te worden, evenmin kan zich de schep pende enkeling, die kultureele prestaties vol brengt, aan de banden van zijn gemeenschap onttrekken. Kuituur is niets anders dan de ge zamenlijke uitdrukking der scheppende krachten, die in een volk leven en door den scheppenden enkeling naar voren worden gebracht en ge bruikt om het bestaan zijn vorm te geven. Deze omschrijving is eensdeels zeer ruim. aangezien zij ook alles omvat, wat wij heden in het algemeen niet meer onmiddellijk tot het gebied der kuituur rekenen, zooals de krijgskunde, de staatkunde en de landbouw kundige of zuiver technische prestaties, daar elke bewuste vorming van het zijn door den mensch kuituur in den ruimst en zin van het ^oord is. Anderzijds gaat deze omschrijving ook niet diep genoeg, want het volkseigene zelf als de voedingsbodem van elke kuituur, is reeds een bijzondere uidrukking van het samenwer ken der machten van het bloed, dus van de soort en het ras, en van den bodem, derhalve van de ruimte en het landschap, waarm een bepaald ras bepaalde vormen van de in haar levende werkelijkheid uitgedrukt heeft, welke in al haar veelvuldigheid en verscheidenheid voor altijd en onverbrekelijk uit den eersten oorsprong van het ras zijn gesproten en slechts daardoor in leven blijven. Waar deze samenhang verloren gaat of overheerscht wordt door invloeden van vreemdsoortige, derhalve rassisch vreemde le venswetten. daar wordt de echte, n.l. nog met haar oorsprong verbonden kuituur ziek en het geheele volksche leven wordt aangetast. Aan dit gevaar is het Griekendom bezweken, kort nadat het zijn hoogste kultureele prestaties verricht had en dezelfde wortel heeft de ziekte, waaraan Europa bijkans sedert eeuwen lijdt en welke hét avondland tot ontbinding dreigde te brengen, totdat men ze door het leeren kennen van haar oorsprong, heeft kunnen overwinnen. Naar mate wij de gemeenschap als den oor sprong van ons leven hebben teruggevonden, ontvangen wij ook haar kracht en sterkte. Deze ontwikkelingsgang moet en zal zich krachtens een reeds heden duidelijk zichtbare levende en historische wetmatigheid in het ge heele gebied van ons door het Noordsch-Ger- maansche element bepaalde ras voltrekken, overal waar de wil tot gezondworden en tot het nieuwe leven nog werkzaam is. Deze terugkeer tot onzen oorsprong beteekent in verhouding tot ons recent verleden der laatste eeuwen een ommekeer van ontzaglijken omvang, een werkelijk totale revolutie, 'daar voor haar geen gebied afgesloten kan blijven. DE ZIN DEZER REVOLUTIE. Het is een kenmerk van deze revolutie, dat zij alles moet vernietigen en afbreken, wat als het ware als een verstarde korst de bronnen van ons gezonde leven afsloot en bijna deed uitdrogen, om juist daardoor deze bronnen weer te doen vloeien. In dezen zin heeft deze revolutie in haar diepsten kern een behoudend, conservatief karakter. Deze ontwikkelingsgang voltrekt zich volgens de wet der gemeenschap, want deze alleen sluit de grootste mogelijkheden in, maar brengt ook de hoogste verplichting met zich mede, n.l., dat er geen handelen en werkzaamheid bestaan kunnen buiten de gemeenschap en op een andere wijze als voor deze. Het doorbreken van deze wet kan niet van heden op morgen plaats vinden. Groote dingen moeten groeien en rijpen en hoe vaster wij van dit groeien en rijpen overtuigd zijn. des te geduldiger mogen wij de vruchten afwachten. Weliswaar ontheft ons dit niet van de verantwoording en de verplichting, zelf dit groeiproces mee te maken, het te be vorderen en te hoeden. Het was absoluut niet altijd zoo vanzelfspre kend, als het ons heden misschien toeschijnt, dat de staat zich zelf een kultureele taak op legt en dat hij zich, onafhankelijk daarvan, de bevordering en de verzorging van het kultureele leven tot taak stelt. Dragers van het kuituurleven waren langen tijd bijna uitsluitend de kloosters, alsmede de adel en later de burgerij. Het rijk had in het geheel geen directen invloed op de ontwikke ling. en indirect slechts in zooverre, als kerk en standen leden van het rijk waren. Daar mede hangt het samen, dat wij in den over vloed en in de onmetelijke rijkdom der kuituur goederen en eedenkteekenen der vroegere eeuwen nauweliiks getuigenissen eener echte rijkskuituur bezitten. STAAT EN KULTUUR. Deze omstandigheid is van groote beteekenis, want zij kenmerkt in het algemeen den vorm van dat rijk. dat weliswaar als de idee van een ordening van het avondland groote bin dende kracht bezat, maar niet tot de gestalte van een verplichtende en beslissende werke lijkheid kon komen Met deze kenschetsing wordt de heden voor oris allen zichtbare kultu reele taak van den staat aangegeven. De ab solutistische. zuivere politie- en ambtenaren- staat gaf in kultureele aangelegenheden slechts ln zooverre van negatieve interesse bliik. dat deze geen verstoring van de rust en de orde mochten teweeg brengen. De bemoeiingen van den humanistischen welvaartsstaat, om den staatsburger zooveel kuituurgoederen ""toe te kennen en toe te meten als noodig is voor dc instandhouding van zijn tevredenheid van zijn levensstandaard, kan nog niet als kultureele taak van dezen staat beschouwd worden. Een veel verder gaande verplichting je gens dc kuituur als de scheppende levens uitingen van het volk heeft eehtcr dc staat, die als inhoud en doel de organische vor ming der volksgemeenschap nastreeft van hedenavond tot morgenochtend Dc maan kwam heden op te 6.38 uur en ging onder om 15.39 u. Slechts vanuit hel wezen van dezen staat kunnen wij ook zijn kultureele taak begrij pen. De staat is de vorm, die de natie zich geeft, om zichzelf tot de hoogste macht en de in haar sluimerende krachten tot de grootste vruchtbaarheid en tot een welgeor- denden inzet voor het gemeenschappelijk welzijn te brengen. Ter voorkoming van misverstand wordt er nogmaals de aanaacht op gevestigd, dat ik hier het begrip „staat" niet in de beteekenis van j het bestuursapparaat gebruik, dat voor het goed functioneeren van het openbare leven en voor het bewaren van het evenwicht tusschen de hierin werkzame onderling verscheidene krachten en spanningen noodzakelijk is. „Staat" beteekent veel meer de eenheid tusschen de beweging als draagster van den politieken wil in het volk en het bestuursapparaat als het instrument, dat dezen wil uitvoert, om de volks gemeenschap tot werkelijkheid te doen worden. DRIE ARBEIDSGEBIEDEN. Als wij het resultaat van alle hier voorge dragen gedachten op dit gebied samenvatten, nemen wij kennis van in feite drie arbeidsge bieden voor de kultuurpolitiek van den staat: In de eerste plaats heeft hij het kultureele leven van alles te reinigen, wat kennelijk ziekte of ziektekiem of reeds uitwas als gevolg der ontbinding en vernietiging van de nationale kuituur is. Dit is overal het geval, waar zich parasieten van een vreemd ras binnen het lichaam der nationale kuituur hebben vast gezet. Bijvoorbeeld is in het bijzonder de uitschake ling der joden en der typisch joodsche kuituur producten de eerste maatregel, welke den weg voor een positieve kultuurpolitiek vrijmaakt. Veel moeilijker is de vraag daar, waar het gaat om de uitschakeling van zoodanige evenzeer ontbindende, ziekelijke en vreemdsoortige kui tuurproducten. welke evenwel door hen worden voortgebracht, die tot het eigen volk behooren, maar die op een of andere wijze of te eeniger tijd door het vreemde vergif geïnfecteerd zijn, zonder dat mei^ dit nu nog afzonderlijk kan vaststellen en bewijzen. Daar echte kuituur slechts uit den voedingsbodem van het uit het bloed gegroeide volk kan ontstaan en elke ver menging, die in strijd met het ras is. ontaarding beteekent, kan ook hier geen sprake zijn van echte kuituurgoederen. Evenmin als een jood, al doet hij nog zoo Duitsch of Nederlandsch, ooit Duitsche of Nederlandsche kuituur kan voort brengen, evenmin kan een Duitscher of Neder lander onder den invloed van een geest en le venshouding, die in strijd is met het ras, werke lijk Duitsche of Nederlandsche kuituur schep pen. Wel echter zal ook hij den weg tot de bronnen der nationale kuituur kunnen terug vinden, wanneer elke vreemde invloed is uit geschakeld. Op langen termijn beschouwd bestaan deze moeilijkheden slechts voor een overgangstijd, zoolang n.l., totdat de scheiding en de waardee ring daardoor onproblematisch zijn geworden, doordat het eigene den boventoon heeft gekregen Aangezien wij echter zeker zijn van de waarde van ons bloed, vertrouwen wij ook op dit bloed. Dit vertrouwen doet ons het gevaar vermijden, door een „Beckmesserhouding" het Initiatief op het gebied der kunst te dooden Wanneer ik hierbij praktische voorbeelden uit uw omgeving moet nemen, dan verwijs ik naar de maatregelen tot uitschakeling van het jodendom uit het Nederlandsche kultureele leven, welke op wet tige wijze en met de oprichting der Nederland sche Kultuurkamer zijn genomen. Van ons uit zijn deze maatregelen wel in de eerste plaats als de uitschakeling van onze geboren vijanden uit het gebied der kuituur gedacht, welke uit schakeling in dezen totalen, alle levensgebieden omvattenden oorlog noodzakelijk is. Voor ons is zij derhalve een politieke maatregel, aan u geeft zij evenwel door haar indirecte uitwerking de mogelijkheid tot een kultuurpolitiek van staatswege. Het voornaamste middel voor deze kultuur politiek ligt op het tweede gebied van werk zaamheid, n.l. om de kultuurscheppenden, en hier in het bijzonder wederom de jongere gene raties, op taken te wijzen, die uit de gemeen schap voortkomen en die voor de gemeenschap moeten worden vervuld. Dit is een gebied, waar op men door „ge- en verboden" weinig, door werkelijke begunstiging ook van materiëelen aard. door raad en voorlichting en door begrij pende zorg voor de als echt en vruchtbaar er kende waarden buitengewoon veel bereiken kan. Een derde gebied van kultuurpolitieke werk zaamheid voor den staat vloeit voort uit het karakter van den staat als nationale opvoedings instantie. Hier kan men nauwelijks meer van een „gebied" spreken, hier is sprake van de alge- heele functie van den staat: het gaat er om het kultureele scheppen in zijn geheel zooals het uit de gemeenschap van het volk Is ge groeid, weer voor de gemeenschap in te zetten, als middel voor de opvoeding tot de gemeen schap. EEN BELANGRIJKE TAAK. Gij zult u misschien de vraag hebben gesteld, of wü heden ton dage in Nederland geen drin gender en belangrijker taken te vervullen heb ben. Zeker is het heden noodiger dan ooit. dat alle krachten, die bereid en in staat zijn ver antwoording voor haar eigen volk- en volks karakter te aanvaarden, deze verantwoording in de eerste plaats op zuiver politiek gebied op zich nemen en hieraan voldoen en dat zij zich niet op de schijnbaar minder belangrijke „rand gebieden" zooals b.v. dat der kultuurpolitiek terugtrekken. Ik zeg schijnbaar": want in wer- kelijkheid is het zoo, dat de revolutie op het (Van onzen politieken medewerker.) l-S M, E grootste zeevesting van de wereld, het „Gibraltar van het Oosten", is gevallen. Met groote spanning hebben Engeland en de Vereenigde Staten de laatste acte van het drama van Singapore gevolgd. Thans is het doek gevallen De „Pariser Zeitung" herinnert eraan, dat precies 5 jaar geleden, in Februari 1937, bij Singapore uitgebreide vloot-manoeuvres plaats vonden, die de onschendbaarheid van dit zoogenaamde „Gibraltar van het Oosten" moesten aantoonen. Had destijds toen het Imperium nog rotsvast stond, iemand van een bedreiging der oorlogsvesting van de landzijde van uit het Noorden gesproken, men had hem een militairen leek genoemd, omdat hij de wildernis van Malakka als een door de natuur geschapen vesting niet meetelde. Nu heeft de veldtocht der Japanners op Malakka bijna 60 dagen geduurd. De woorden van Churchill en den bevelhebber van Singapore komen thans in een eigenaardig daglicht te staan, want enkele dagen geleden verklaarden zij nog, dat zij de eilandvesting Singapore onder alle omstandig heden wilden behouden. In een uitvoerig commentaar wijst de „Pariser Zeitung" erop, dat de vesting Singapore voor de Anglo-Amerikaansche machten van uitermate groot belang is. Deze meening werd voor enkele dagen gedeeld door den bekenden Britschen militairen schrijver Generaal Majoor Fuller, daar de val van de vesting het verloop van den geheelen oorlog in Oost-Azië toonaangevend be- invloeden zal. terwijl ook het lot van Java hier mede ten nauwste verband houdt. Door den val van Singapore heeft Japan zich definitief den weg naar den Indischen Oceaan geopend en daarmede begint een nieuwe en buitengewoon belangrijke phase van dezen oorlog, omdat de Indische Oceaan het kernstuk vormt van de Britsche wereldmacht. De val van Singapore is voor het Britsche wereldrijk van de grootste beteekenis, niet al leen dat hiermede de doodsteek is toegebracht aan het Britsche wereldrijk, maar tevens kan het beschouwd worden als een geweldig presti- ge-verlies voor Londen. Nog in Augustus 1940 kon men in de „Times" lezen, dat een aanval op een vesting als Singapore voor een vijand geen attractieve opgave zou zijn. Aan het Oostelijke deel van de Johore-straat werden stukken geschut met een kaliber tot 47.5 c.m opgesteld, waaruit wel blijkt, dat de Brit ten Singapore als een bastion in Oost-Azië be schouwden en het een onneembaar bolwerk wilden doen zijn. Met Singapore is thans het tweede punt van den driehoek Hongkong-Sin- gapore-Port Darwin opgelost en de pijler naar Australië en Nieuw-Zeeland definitief wegge vallen. Dat deze haven niet alleen militair doch ook economisch van groot belaflg voor het Brit sche wereldrijk is, toont de „Brüsseler Zeitung" aan. Meer dan 37.000 schepen passeerden jaar lijks deze haven aan de straat van Malakka en 80% van het verkeer naar den Pacific ging over Singapore. Een dergelijke positie, zoowel militair als economisch gezien, vindt haar gelijken nau welijks in de wereld. Daarnaast noemt het blad Singapore een symbool der heerlijkheid van het Britsche wereldrijk. Van deze stad waren de begrippen macht en rijkdom niet te scheiden. Dit alles stond op het spel toen Tlngeland aan de zijde van de Vereenigde Staten zichzelf en de wereld ln een oorlog stortte, welks eerste, wereld veranderende resultaten wij thans beleven De gevolgen van een kortzichtige Europeesche politiek gepaard gaande met een traditioneel gevoel voor meerderwaardigheid hebben nu tot de beslissende verzwakking in de Britsche posi tie als wereldmacht geleid. De legende van Singapore is verdwenen, de betoovering ver broken. En als de Engelschen het bezit van Singapore als een bewijs van een voor hen ge reserveerde goddelijke genade hebben beschouwd, zoo zegt de „Brüsseler Zeitung", dan zal ook de dag niet' ver meer zijn, waarop de legende van het „uitverkoren volk" ineen zal storten. H. A. G. Naar aanleiding hiervan zou ik als Duitscher u nog het een en ander willen zeggen, want wij hebben op dit gebied een ontwikkeling doorge maakt, die harder en Ingrijpender was. maar ons daardoor ook veel duidelijker en helderder deed zien, dan hier te lande het geval was en is. Met de practische ervaringen bij de orga nisatie, die wij langs verschillende omwegen verzameld hebben en welke wij u op dit, zoowel als op elk ander gebied, gaarne ter beschikking stellen, wil ik u ook essentieele ervaringen welke mij onlangs mede tot de oprichting van dezen Nederlandschen Kultuurraad aanleiding gaven, mededeelen. Hiertoe behoort in de eer ste plaats de kultuurhistorlsche beschouwing van onzen toestand in het algemeen. Wij heb ben een lange en kultureele ontwikkeling ach ter ons van hoog gehalte en dikwijls valt het ons moeilijk te gelooven, dat deze ontwikkeling nu als het ware een einde gevonden heeft en dat wij, al is het dan ook niet juist dat wij van voren af aan beginnen, toch een nieuw hoofd stuk moeten aanvangen. Niet wij hebben ech ter aan de achter ons liggende ontwikkeling een einde gemaakt, maar zij zelf heeft een eindpunt gevonden. Herinneren wij ons slechts die stemming, die haar uitdrukking vond in de meening. dat wij noodlottig verdwaald en vastgeloopen waren, die stemming van gebrek aan uitzicht op eenige gezonde verdere ontwikkeling, waarvan ten slot te de geheele Europeesche kuituur doordrongen was en welker gemeenschappelijke kenmerk een ziekelijk en nihilistisch pessimisme was gewor den. Daaruit bestond slechts één uitweg: de terugkeer naar den eigen aard. Wanneer lk over het conservatieve, t.w. het den eigen aard behoedend en ontplooiend karakter dezer revo lutie heb gesproken, dan beteekent dit niet, dat deze revolutie tegen al het vreemde en scha delijke in niet onverbiddelijk verder gaat. Daar bij kan het niet vermeden worden, dat zij ook veel waardeloos maakt, hetgeen misschien voor opze vaderen nog waarde had. Daarvoor ont dekt zij evenwel weer andere oorspronkelijke waarden. Wat in dit verleden echt en waardevol was, gaat niet verloren, integendeel: wij winnen het opnieuw, doordat wij het uit alle onoprechtheid opheffen en aan dit onvergankelijk kultuurgoed de hem toekomende plaats en rang verzekeren. GEEN DOGMATISCHE EISCHEN. Evenmin als echte kuituur uit de politieke conjunctuur kan groeien, evenmin kan zü ook als het ware van boven af bevolen wor den. Zij moet van onder af groeien. Gij zult telkens opnieuw veel moed en een taaien moed moeten betoonen. want deze groei kan slechts langzaam plaats vinden en wü moe ten er ons ook by neerleggen, dat het on kruid sneller groeit dan de vruchtdragende plant. Voor afzonderlijke takken van kui tuur laten zich wel richtlijnen opstellen, volgens welke zy zich moeten ontwikkelen en ontplooien, maar juist in de kunst kan men geen dogmatische eischen of zelfs pro gramma's opstellen. De kunstenaar, die niet zooveel scheppende gebied der wereldbeschouwing op alle gebieden i intuïtie. d.w.z. diep inzicht in het wezen der van het nationale leven haar uitwerking heeft, dingen en der ontwikkeling heeft, dat hij uit, i eigen beweging de teekenen des tijds begrijpt en de toekomst spelt, zal ook niet van buiten af Het is derhalve geenszins zoo, dat de Kul tuurkamer en de Kultuurraad nu in een als het ware luchtledige ruimte zijn ge plaatst in de verwachting, dat zich daaruit wel iets zal ontwikkelen, zij hebben integen deel reeds heden en zeker morgen een zeer belangrijke rol te vervullen: zij moeten er toe bijdragen, dat de Nederlandsche kuituur zonder belangrijk verlies aan haar gezonde substantie den weg tot haar volkschen oor sprong en haar bronnen en daarmede den weg door de ge '.stclijkc en politieke omwen teling van onzen tijd vindt. 1 tot het beleven van zijn tijd gebracht kunnen worden. Zeker wij hebben zeer bepaalde voor stellingen b.v. betreffende het drama of de beeldhouwkunst en in het algemeen van alle kunstuitingen, die bij ons passen en aan onze eischen voldoen; wij kunnen echter de vervul- ling van deze voorstellingen niet afdwingen of ook maar bespoedigen. De regel, dat de kunste naar zijn tijd altijd vooruit is. heeft geen alge- meene geldigheid, hij is zelfs twijfelachtig in een tijd. die als de onze zich dagelijks als het ware zelf vorm geeft en wiens wezen en groot- j heid zoo duidelijk zijn. dat deze waarschijnlijk in htl geheel niet eerst de artistieke vormgeving I van noode hebben, om tot het begrijpend be- I wustzijn van den tijdgenoot door te dringen. Wel echter zullen de nabestaanden, die dezen tyd niet zelf medebeleven. zijn wezen en zün grootheid slechts uit een artistieke vormgeving kunnen navoelen. Dit Is de taak, die voor den kunstenaar van heden en morgen is wegge legd. En hier zou ik ook nog een kwestie willen aanroeren, waardoor wij den toestand van de kunst in onzen tijd misschien het beste begrij pen. Deze tijd stelt zulke hooge eischen op elk gebied van den strijd om het bestaan, in de eerste plaats dus op direct politiek, op militair en op economisch gebied, hij elscht een zoo enorme inspanning van alle krachten voor deze zeer dringende taken, dat het nauwlijks denk baar is, dat ergens nog een overschot aan kracht vrij zou kunnen zijn. Dit overschot is er inderdaad. Wanneer wij het voortbestaan en zelfs de vermeerdering van ons kultureele leven ondanks den oorlog en juist in den oorlog als een kenmerk van onze kracht en van nog braak liggende krachtreserves aan merken. dan heeft dit een goede reden. Ik sprak daarover, aangezien wü ons er in den huidigen toestand rekenschap van moeten geven, dat een zoo hoog overschot van onge bonden kracht, als voorwaarde van eisch is voor de groote artistieke prestatie, voor het groote kunstwerk misschien niet aanwezig zal zün en dat wü van onze generatie, die zich in een geweldige spanning bevindt en zich daarin ter wille van de toekomst misschien ook moet opgebruiken, waarschünhjk in het geheel niet zulke prestaties kunnen verwachten. Gü zult deze uiting beslist niet verkeerd verstaan als een soort kultuurpesslmisme, wanneer ik tege- hjk eraan toevoeg, dat juist deze tüd en zün buitengewoon en diep beleven zelf weer gewel dige en op het oogenblik in het geheel nog niet te overziene krachten opwekt. Ook geldt dit niet op dezelfde wüze voor alle gebieden der kunst. Zoo zullen de kunstvormen, welke in een dirept en elementair verband met de macht ook in politieken zin staan, in het bijzonder de architectuur, eerder hun gedenkteekenen van dezen tijd kunnen oprichten, doordat zij zijn wezen zichtbaren vorm verleenen, dan dat dit eventueel b.v. in de muziek mogelük zal zün, die zich het allerminste van buitenaf laat be ïnvloeden. BIJZONDERE INSTELLINGEN. De nieuw te vormen gcmeenschapsstaat moet zich met al deze, rechten cn plichten tot een hooger begrip van verantwoording samenvattende, opgaven bezighouden. Om op het gebied van de kuituur zyn doel te bereiken, moet hy voor de beide bovenbe doelde gebieden van werkzaamheid het groeien van de kuituur uit dc gemeenschap en het werken ten behoeve van dc ge meenschap van bijzondere middelen ge bruik maken. Deze bijzondere instellingen zijn nu ook in Nederland met dc oprichting en den opbouw van de Nederlandsche Kul tuurkamer en nu met de inwijding van den Nederlandschen Kultuurraad gegeven, nadat reeds eerder door de oprichting van het departement voor volksvoorlichting cn kunsten dc voorwaarde voor het voeren van een kultuurpolitiek van staatswege vervuld werd. Bovendien sprak ik van de kultuurpolitieke maatregelen van den staat, voor welke de voor waarden in zooverre zakelijk vaststaan, als het onderscheid tusschen positief en negatief, tus schen waardevol en schadelijk absoluut vast staat. De Kultuurkamer voert deze maatregelen uit. Zij is daartoe uitgerust met beschikkings bevoegdheid en zelfs met een beperkte bevoegd heid om straffen op te leggen. Waar net er in het geheele kultuurleven om gaat te ourrieelen over goed en slecht, over de vraag of iccs al of niet waard is bevorderd te worden, kortom overal waar sprake is van een materieele waar deering op het gebied van de kuituur, daar ver vult de Kultuurraad zyn tweeledige functie,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1942 | | pagina 1