Het Nederlandsche vrijwilligerslegioen LEIDSCH DAGBLAD - ïwssde B!ed Woensdag 13 Augustus 1941 Werkzaamheden van Gemeenteraden en van Prov. Staten blijven rusten Ook van colleges van B. en W. en van Ged. Staten KERK- EN SCHOOLNIEUWS 'iihtóAl Inwerkingtreding op 1 September a.s. De eerste contingenten te Krakau aangekomen Het gisteren verschenen Verordeningen blad bevat de achtste verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder- landsche gebied betreffende bijzondere maatregelen op administratiefrechtelijk gebied. Hierbij wordt op grond van par. 5 van het decreet van den Führer over de uitoefening van de regeerir.gsbevoegdheden in Neder land van 18 Mei 1940 het volgende bepaald: Art. 1. (1). De werkzaamheden van de gemeenteraden en van de Provinciale Staten blijven rusten; verkiezingen voor deze vertegenwoordigende lichamen vin den niet plaats. (2) Verder blijven de werkzaamheden rusten 1. van de colleges van burgemees ter en wethouders; 2. van Gedeputeerde Staten; 3. van de commissies, gevormd uit de Staten-Generaal; 4. van de stem- bureaux (artikelen 32, 33 en 58 van de Kieswet). (3) De werkzaamheden van de ge meentelijke commissies blijven rusten, voor zoover de burgemeester zulks be paalt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de werkzaamheden van de provinciale commissies, voor zoover de Commissaris der provincie zulks bepaalt. Art. 2. (1) De leden der Staten-Generaal, der Provinciale Staten en der gemeentera den zijn. onverminderd het bepaalde bij de leden 1 en 2 van art. 27, van de verplichtin gen ontheven, welke voortsproten uit het lidmaatschap van deze publiekrechtelijke vertegenwoordigende lichamen. Derhalve komen hun de uit dit lidmaatschap voort spruitende bevoegdheden en aanspraken niet meer toe. (2). Behooren leden der Staten-Generaal, l ier Provinciale Staten of der gemeenteraden I ot bestuursorganen van privaatrechtelijke :hamen, in welke het Rijk, een provincie i een gemeente deelneemt, dan kunnen deze, 1) wanneer het leden der Staten-Gene raal betreft, door den Secretaris-Generaal van het betreffende departement van alge meen bestuur, 2) wanneer het leden der Prov. Staten betreft, door den Commissaris der provincie. 3) wanneer het leden van een gemeenteraad betreft, door den burgemees ter met onmiddellijke werking of tegen een ander hem goeddunkend tijdstip worden ontslagen en in hun plaats andere personen naar de bestuursorganen worden afgevaar digd. (3) Commissies van toezicht van privaat rechtelijke lichamen, in welke het Rijk, een provincie of een gemeente deelneemt, wor den beschouwd als bestuursorganen in den zin van het tweede lid. (4) De bevoegdheid, omschreven in het tweede lid. onder 3. komt den burgemeester mede toe ten aanzien van leden van de ge meenteraden, die behooren tot bestuursor ganen van rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen of commissies, ingesteld ter behar tiging van de gemeenschappelijke belangen van twee of meer gemeenten. Art. 3. De taak van den gemeenteraad en van het college van B. en W. wordt door den burgemeester waargenomen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de taak van die ge meentelijke commissies, welker werkzaam heid blijft rusten op grond van een beslis sing overeenkomstig het bepaalde bij arti kel 1, lid 3. eerste volzin. Art. 4. (1) De burgemeester benoemt voor den tijd van zes jaren ten minste twee, doch niet meer dan zes wethouders, ten einde hem bij het besturen der ge meente te vertegenwoordigen. (2) Raadslieden der gemeente (artikel 7) kunnen niet tot wethouder worden be noemd. Art. 5. (1) De benoeming van een wethouder behoeft de toestemming van het toezicht houdend orgaan. (2) Met toestemming van het toezicht houdend orgaan kan de burgemeester een wethouder te allen tijde ontslaan. De bur gemeester dient een wethouder terstond te ontslaan, indien het toezicht houdend orgaan zulks verlangt. (3) De burgemeester bepaalt de volgor de, waarin de wethouders worden geroe pen om als zijn algemeene vertegenwoor diger op te treden. In de gevallen, bedoeld ln het tweede lid van artikel 84 der ge meentewet. worden de noodige maatrege len door het toezichthoudend orgaan ge troffen. Art. 6. (1) Het toezicht houdend or gaan, den burgemeester gehoord, bepaalt 1) het getal der wethouders; 2) hoeveel wethouders bezoldiging genieten; 3) het bedrag der wedde der bezoldigde wethou ders. (2) De wethouders worden beschouwd Is gemeente-ambtenaren in den zin van de Ambtenarenwet 1929. (3) De bezoldigde wethouders vervullen hun ambt als hoofdberoep. Art. 7. (1) De burgemeester benoemt raadslieden der gemeente uit de gezamen lijke volksgenooten, die ingezetenen der gemeente zijn. f2) Het getal der raadslieden is vastge steld overeenkomstig het bepaalde bij art. 5 van de gemeentewet, met dien verstande. Jat het telkens de helft van het met één yeiminderde, aldaar aangegeven getal der feöen bedraagt. 13) Wethouders kunnen niet tot raadslie- der gemeente worden benoemd. (4) Het bepaalde bij de artikelen 21, 22. 23, 25 en 26 van de gemeentewet ten aan zien van de voorwaarden voor het lidmaat schap van den gemeenteraad en van de daarmede onvereenigbare betrekkingen en verrichtingen is op de raadslieden der ge meente van overeenkomstige toepassing. Art. 8. (1) De benoeming tot raads man der gemeente kan worden geweigerd en het ontslag als zoodanig kan worden verlangd, wanneer daarvoor een gewich tige reden bestaat. (2) Als gewichtige redenen wor^lt in het bijzonder aangemerkt het feit, dat de be noemde 1) reeds meer dan zes jaren zon der onderbreking een openbaar ambt on bezoldigd heeft vervuld; 2) een geestelijk ambt vervult; 3) over meer dan twee per sonen voogd of curator is; 4) meermalen of langdurig buiten de. gemeente vertoeft; 5) aanhoudend ziek is, of ouder is dan zes tig jaren. Art. 9. (1) De burgemeester deelt de benoeming tot raadsman der gemeente on verwijld aan het toezicht houdend orgaan mede. (2) De burgemeester dient een raadsman der gemeente terstond te ontslaan, wan neer het toezicht houdend orgaan zulks verlangt. Art. 10. (1) De raadslieden der ge meente hebben tot taak: 1) den burgemees ter bij het besturen der gemeente van raad te dienen en voorstellen te doen; 2) den inwoners begrip bij te brengen omtrent de maatregelen van den burgemeester. (2) De rakdslieden der gemeente worden als zoodanig niet bezoldigd. Art. 11 (1) De raadslieden der .gemeen te zijn verplicht over aangelegenheden der gemeente, van welke zij in hun hoedanigheid van raadsman der gemeente kennis krijgen, overeenkomstig dezelfde grondslagen als de gemeente-ambtenaren geheimhouding te. bewaren. (2) Aan een raadsman der gemeente, die zijn geheimhoudingsplicht opzettelijk of door grove schuld schendt, kan op vordering van den' burgemeester door het toezicht houdend orgaan een boete van ten hoogste tienduizend gulden worden opgelegd. (3) De boete (lid 2) wordt, met inacht neming van het bepaalde bij de Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad no. 22) op de invorde ring van 's Rijks directe belastingen, inge vorderd. Art. 12. (1) De raadslieden der gemeente worden voor vier jaren benoemd. (2) Het ambt van den raadsman eindigt eerder: 1) wanneer hij zijn woonplaats buiten de ge meente overbrengt; 2) wanneer hij wordt ontslagen. Art. 13. (1) De burgemeester roept de raadslieden der gemeente ter vergadering bijeen in alle gevallen, waarin ingevolge de voorschriften van de gemeentewet een be sluit van den gemeenteraad was vereischt. (2) De burgemeester stelt de dagorde vast. De vergaderingen zijn openbaar, wanneer de burgemeester zulks bepaalt; dit wordt open lijk bekend gemaakt. (3) Ter vergadering worden de afzonder lijke onderwerpen der dagorde besproken; er wordt niet gestemd, noch een besluit geno men. De raadslieden der gemeente zijn ver plicht hun meening kenbaar te maken, wan neer deze van die van den burgemeester afwijkt. Zoodanige uitingen dienen in de notulen der vergadering te worden opgeno men. (4) De burgemeester dient den raadslieden der gemeente onverwijld zijn beslissing inzake ieder besproken onderwerp op een geschikte wijze mede te deelen. (5). Kan de afdoening eener aangelegen heid geen uitstel lijden, dan kan de burge meester van de beraadslaging ter vergade ring afzien; hij dient den raadslieden der gemeente onverwijld de wijze van afdoening op een geschikte wijze mede te deelen. (6) De burgemeester kan den raad van de raadslieden der gemeente ook anders dan ter vergadering inwinnen. (7) De burgemeester kan ook van andere volksgenooten vorderen, dat zij hem in be paalde aangelegenheden, rakende het be stuur der gemeente, van raad dienen. Volks genooten, die ingezetenen der gemeente van bovenbedoelden burgemeester zijn, zijn ge houden aan de overeenkomstig het bepaalde bij den eersten volzin door den burgemeester aan hen gerichte vordering te voldoen. Art. 14 (1) Het toezicht houdend or gaan ziet toe, dat de gemeente door den burgemeester met inachtneming van de geldende rechtsvoorschriften wordt be stuurd en dat het bestuur der gemeente strekt tot bevordering van het algemeen belang van het Rijk. (2) Het toezicht houdend orgaan kan den burgemeester aanwijzingen geven. De bur gemeester is aan deze aanwijzingen gebon den. (3) De Secretaris-Generaal van het Dep. van Binnenlandsche Zaken is ten opzichte van de gemeenten, bedoeld in art. 15, Üd I, onder 2 mede bevoegd aanwijzingen te ge ven in alle aangelegenheden, met uitzon dering van die betreffende den waterstaat; de Secretaris-Generaal van het Dep. van Waterstaat is ten aanzien van alle ge meenten mede bevoegd aanwijzingen te geven in aangelegenheden betreffende den waterstaat. Art. 15. (1) Toezicht houdend orgaan over alle aangelegenheden, met uitzonde ring van die betreffende den waterstaat, is 1) voor de gemeenten 's-Gravenhage, Am sterdam en Rotterdam de Secretaris-Gene raal van het Dep. van Binnenlandsche Za ken, 2) voor alle overige gemeenten de Commissaris der provincie, onverminderd hetgeen bij de geldige voorschriften is be paald omtrent de bevoegdheid van den Secretaris-Generaal van het Dep. van Bin nenlandsche Zaken. (2) Toezicht houdend orgaan over aan gelegenheden, den waterstaat betreffende, is voor alle gemeenten de Commissaris der provincie, onverminderd hetgeen bij de gel dige rechtsvoorschriften is bepaald omtrent de bevoegdheid van den Secretaris-Gene raal van het Dep. van Waterstaat. HET PROVINCIAAL BESTUUR. Art. 16 (1) De taak van de Provinciale Staten wordt door den Commissaris der provincie waargenomen. (2) Hetzelfde geldt I) ten aanzien van de taak van die provinciale commissies, welker werkzaamheden blijven rusten op grond van een beslissing overeenkomstig het bepaalde bij art. I, lid 3, tweede volzin; 2) ten aanzien van de taak van Gedepu teerde Staten, welke ingevolge art. 17 niet door den Commissaris der provincie en de bestuursraden (artikel 19) gemeenschap pelijk worden waargenomen. Art 17 Voor zoover tot dusver Ged. Staten 1kennis namen van geschillen van bestuur, of 2) uitdrukkelijk waren aange wezen om te oordeelen over andere geschil len, of 3) verordeningen of besluiten dei- besturen van waterschappen, veenschap- pen of veenpolders konden schorsen of vernietigen, worden deze werkzaamheden gemeenschappelijk door den Commissaris der provincie en de bestuursraden (art. 19) waargenomen. Art. 18. (1) De Commissaris der pro vincie is bevoegd I) zich door alle over heidsinstanties in de provincie, voor zoover deze niet ook buiten het gebied der provin cie bevoegdheid bezitten, inlichtingen te doen verstrekken, aan deze instanties voor stellen te doen, zoomede haar in aangele genheden, welke geen uitstel kunnen lij den, aanwijzingen te geven, onverminderd het recht van het bevoegde centraal gezag om zulks te doen; 2) zich door alle over heidsinstanties, welke ook buiten het ge bied der provincie bevoegdheid bezitten, met uitzondering van het centraal gezag, inlichtingen te doen verstrekken en aan deze instanties voorstellen te doen. 2) De in het eerste lid. onder I, bedoelde bevoegdheden komen den Commissaris der provincie tegenover instanties der Neder- landsche politie slechts toe, voor zoover hij binnen den kring zijner bevoegdheden maatregelen treft, welke door deze instan ties dienen te worden uitgevoerd. De Com missaris der provincie en de gewestelijke directeur van politie verstrekken elkaar wederkeerig de inlichtingen, welke zij voor de vervulling van hun taak behoeven; zij kunnen elkaar wederkeerig voorstellen doen. (3) Het bepaalde bij art. 14, lid 2, blijft onverminderd van kracht. (4) De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, komen den Commissaris niet toe tegenover de gerechten. (5) Als centraal gezag in den zin van het eerste lid wordt beschouwd iedere in stantie, welker bevoegdheid zich uitstrekt over het geheele bezette Nederlandsche ge bied. Art. 19. (1) De Commissaris der provincie benoemt voor den tijd van zes jaren ten minste twee. doch niet meer dan zes be stuursraden, ten einde hem bij het besturen der provincie te vertegenwoordigen. (2) Raadsleden der provincie kunnen niet tot bestuursraad worden benoemd. (3) Overigens is ten aanzien van de be noeming en van het ontslag van een be stuursraad het bepaalde bij art. 5. leden 1 en 2, van overeenkomstige toepassing. (4) Met betrekking tot de volgorde bij de algemeene vertegenwoordiging is het be paalde bij art. 5, lid 3, eerste volzin, van overeenkomstige toepassing. Bij ongesteld heid, afwezigheid of ontstentenis van den Commissaris der provincie en van alle be stuursraden worden door ^het toezicht hou dende orgaan de noodige maatregelen ge troffen. Art 20. (1) De bestuursraden worden be schouwd als provinciale ambtenaren in den zin van de Ambtenarenwet 1929. (2) Het toezicht houdend orgaan bepaalt, den Commissaris der provincie gehoord, het getal en de wedde van de bestuursraden. (3) De bestuursraden vervullen hun ambt als hoofdberoep. Art. 21. De bestuursraden zijn met betrek king hunner werkzaamheden, bedoeld in art. 17, aan geenerlei aanwijzingen gebonden. Art. 22. (1) De Commissaris der provincie benoemt raadslieden der provincie uit de gezamenlijke volksgenooten, die Ingezetenen der provincie zijn. (2) Het getal dier raadslieden is vastge steld overeenkomstig het bepaalde bij art. 2 van de provinciale wet met dien verstande, dat het telkens een derde van het aldaar aangegeven getal bedraagt; breuken worden verwaarloosd. (3) Bestuursraden kunnen niet tot raads man eener provincie worden benoemd. (4) Het bepaalde bij de artikelen 17,18, 20, 21, 22 en 57 van de provinciale wet ten aan zien van de voorwaarden voor het lidmaat schap van de Prov Staten en de daarmede onvereenigbare betrekkingen en verrichtin gen, is op de raadslieden der provincie van overeenkomstige toepassing. Art. 23. De benoeming tot raadsman der provincie kan worden geweigerd en het ont slag als zoodanig kan worden verlangd, wanneer daarvoor een gewichtige reden be staat. Hetgeen in het bijzonder als gewich tige reden wordt aangemerkt, blijkt uit het bepaalde, bij art. 8, lid 2. Art. 24. Met betrekking tot het provin ciale bestuur zijn verder de volgende be palingen van overeenkomstige toepassing: 1) het bepaalde bij art. 3 omtrent benoe ming en ontslag van raadslieden der ge meente; 2) het bepaalde bij art. 10 omtrent de taak en de onbezoldigde ambtsverrich ting van de raadslieden der gemeente; 3) het bepaalde bij art. 11 omtrent den ge heimhoudingsplicht voor de raadslieden der gemeente: 4) het bepaalde bij art. 12 omtrent den ambtsduur van de raadslieden der gemeente; 5) het bepaalde bij art. 13 omtrent de werkzaamheden van de raads lieden der gemeente, de bevoegdheid van den burgemeester zelf te beslissen, alsmede diens bevoegdheid volksgenooten die geen raadsman der gemeente zijn, te raadplegen. Art. 25. Het toezicht houdend orgaan heeft ten opzichte van het bestuur door den Commissaris der provincie een taak overeenkomstig die, welke is omschreven in artikel 14. Art. 26. (1) Toezicht houdend orgaan over alle aangelegenheden, met uitzonde ring van die betreffende den waterstaat, is P. K. Nederlandsche legioen. Kra kau, Maandagavond, 28 Juli 1941. Een met vlaggen versierd station, stra ten, waarover groote spandoeken zijn aangebracht, vertellen ons dat wij aan den vooravond van een belangrijke en feeste lijke gebeurtenis staan. De bewoners van Krakau weten ons mede te deelen, dat deri volgenden dag de Nederlandsche vrijwilli gers uit Nederland zullen aankomen en feestelijk zullen worden ontvangen. Dit blijkt ook uit de opschriften van de span doeken, waarop den Nederlandschen man nen in het Nederlandsch, Duitsch en Poolsch, een hartelijk welkom wordt toege roepen. Wij lezen onder anderen: Onze beste wenschen vergezellen de Nederland sche strijders, die vechten tegen de bols- Jewiki voor de vrijheid. Het spreekt vanzelf, dat hier te Krakau de gebeurtenissen in verband met den strijd tegen het bolsjewisme nog meer spreken tot de bewoners dan tot hen, die niet gelijk de bewoners van Krakau op het voorterrein van het Oostelijke front wonen. Men begrijpt hier beter waarom het gaat. En juist daarom is de aankomst van de Nederlandsche strijders een gebeurtenis, waarvan iedereen te Krakau vol is. Dit bleek ook den volgenden dag, toen de fraai versierde trein het station bln- nenstoomde. Daar sprongen zij uit de wa gens, onze Nederlandsche (jongens, frisch en lenig, alsof zij geen treinreis van 80 uren achter den rug hadden. Hun vastbe raden gezichten gaven uitdrukking aan hun voornemen te volbrengen wat zij had den geschreven op de wanden van hun wagons, o.a.: Wij gaan naar Moskou. Wij gaan strijden voor de vrijheid van Europa. Trouwens, het geheele contingent stond in het teeken van de V van Victorie. Dit be wezen de speldjes met de oranje V, waar van iedere man er een op zijn borst had gestoken. Onder de tonen van vroolijke marsch- muziek marcheerden de Nederlandsche vrijwilligers het station uit. Zij werden op gesteld op het stationsplein met het front naar de eere-tribune, luide toegejuicht door duizenden belangstellenden, die met moei- door een afdeeling politie ln bedwang wer den gehouden. Intusschen was een mu ziekkorps van de politie aangekomen en een eerewacht van de Waffen S.S. mar cheerde met de bajonet op het geweer, het stationsplein op Op de eere-tribune had den vertegenwoordigers van de weermacht, partij en staat plaats genomen. Nadat de S.S.-Standartenführer Reich aan den generaal der Schutspolizei Riege den troep had gemeld, vond de Inspectie plaats. Marschmuziek weerklonk, vroolijk wapperde het vaandel van het vrijwilli gerslegioen Nederland met de aloude kleu ren oranje, wit, blauw in de zon, stram stonden onze mannen. Na afloop van deze inspectie richtte de S.S. Standartenftihrer en commandant, Reich, het woord tot de vertegenwoordi- -gers van weermacht, partij en staat, die hjj dankte voor hun komst, waarna hij de Nederlanders welkom heette. In zijn toespraak bedankte hij de vrij willigers van ons legioen, dat zij vrijwillig gekomen zijn om samen met de dapperste weermacht van de wereld het bolsjewisme te bestrijden. „Gij zijt vrijwillig gekomen en daarom zal een groote plichtsbetrach ting u gemakkelijk vallen. Daarom zult u kunnen voldoen aan de eischen, die aan iederen soldaat worden gesteld en die zijn: doorzettingsvermogen, dapperheid, trouw, kameraadschap en onvoorwaardelijke ge hoorzaamheid. Daarom zeg ik u Neder landsche vrijwilligers, doet meer dan uw pHcht, gebruik den korten oefentijd goed, opdat het vrijwilligerslegioen Nederland onder de bevelen van zijn Nederlandsche officieren zich met succes kan inzetten voor een betere wereld." Met deze woorden eindigde commandant Reich zijn toespraak, waarna hij een brief voorlas, die was binnengekomen' van luite nant-generaal Seyffardt. Deze brief had o.a. den volgenden Inhoud: „Een groet aan alle strijders, die nu te Krakau zijn aangetreden om met de Dult- sche wapenbroeders te strijden voor de toekomst van Europa, tegen het bolsjewis me. Dit is een groet uit het vaderland. Weest kameraden onder kameraden 3n hard voor u zelf. Strijdt met Adolf Hitler voor Europa." Deze woorden maakten niet alleen op de Nederlandsche vrijwilligers, maar ook op de aanwezige kameraden diepen indruk. Geestdriftig stemden allen in met het op den Führer uitgebrachte Sleg Heil. Na deze indrukwekkende plechtigheid volgde een marsch door de straten van Krakau. Voorop een muziekkorps van de Waffen S.S., dan het oranje-wit-blauwe vaandel van het legioen en daarachter onze mannen, die door de bewoners lulde werden toegejuicht. Ten slotte werd over het Adolf-Hitler-plein naar de kazernes gemarcheerd. Hiermede had het eerste contingent van het vrijwilligerslegioen Nederland zijn bestemming bereikt. Intusschen is ook het tweede aangeko men en even hartelijk ontvangen. Mogen er spoedig nog vele volgen, opdat de wereld ervaart, dat ook Nederlandsche mannen weten wat eer en plicht is. de Secretaris-Generaal van het Dep. vaa Binnenlandsche Zaken. (2) Toezicht houdend orgaan over de aangelegenheden, den waterstaat betref fende, is de Secretaris-Generaal van het Dep. van Waterstaat. Art. 27. (1) De wethouders, die tot dus ver hun bediening waarnemen, verrichten de werkzaamheden der wethouders, be doeld in de artikelen 4, 5 en 6, tot op het tijdstip, dat de burgemeester hen ontslaat. (2» De leden der Ged. Staten verrichten de werkzaamheden van de bestuursraden, bedoeld in de artikelen 19 en 20, alsmede gemeenschappelijk met den Commissaris der provincie der werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 17 en 21, tot op het tijd stip, met ingang waarvan de Commissaris der provincie hen ontslaat. (3) Het toezicht houdend orgaan kan tot nader order op verzoek van den burge meester van het bepaalde bij art. 6, lid 3, en op verzoek van den Commissaris der provincie van het bepaalde bij art. 20, lid 3, ontheffing verleenen. (4t Weigert een persoon, genoemd in het eerste of tweede lid, zonder genoegzame reden de daar bedoelde werkzaamheden te verrichten, dan wordt noch wachtgeld, noch pensioen, noch weduwe- of weezen- pensioen toegekend. Het toezicht houdend orgaan beslist in dezen op verzoek van den burgemeester (Commissaris der provincie). Art. 28 (1) Het bepaalde bij art. 13 lid 1 is niet van toepassing, zoolang de raadslieden der gemeente niet zijn benoemd. (2) Het bepaalde bij art. 24. onder 5, in verband met art. 13, lid 1. is niet van toe passing, zoolang de raadslieden der pro vincie niet zijn benoemd. Art. 29. Op ambtenaren en andere leden van het personeel, wier diensten ln ver band met het ln werking treden dezer ver ordening overbodig worden, is het bepaalde bi.i de Nonactiviteitsregeling burgerlijk Rijkspersoneel (Ned. Staatscourant 1940, No. 227» van toepassing. Art. 30. Verordeningen, welke goedkeu ring behoeven en in welkp bevoegdheden worden toegekend aan publiekrechtelijke vertegenwoordigende lichamen en publiek rechtelijke organen, welker werkzaamhe den op grond van het bepaalde bij art. 1 blijven rusten, kunnen door de daarvoor aangewezen Instantie worden goedgekeurd in de bewoordingen, waarin deze verorde ningen ter goedkeuring zijn voorgelegd; het bepaalde bij de artikelen 3, 16 en 17 blijft onverminderd van kracht. Art. 31. De ter uitvoering dezer verorde ning noodige voorschriften kunnen bij be schikking worden uitgevaardigd. Art. 32. (1) Deze verordening treedt op 1 September 1941 in werking. (2) Tegelijkertijd treden de Verordening Nr. 36/1941 (Eerste Verordening betreffen de buitengewone maatregelen op staats- en administratiefrechtelijk -gebied), als mede de ter uitvoering daarvan uitgevaar digde decreten No. 37/1941, 45/1941 en 96/ 1941 buiten werking. PREDIKBEURTEN. Leiden Geref. Gem. (Nieuwe Rijn)Don- derdagnam. 8 uur d6. P. Honkoop van Den Haag. Boskoop Geref. Gem.: Donderdagnam. 7.30 uur ds. Lamain van Rotterdam-Zuid. HOOGLEERAREN TE GRONINGEN BENOEMD. Bij besluit van den secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, We- tenschap en Cultuurbescherming zijn dr. J. Brouwer, te Hardegarljp en dr. L. E. Schmltt te Leipzig (Dultschland) met in gang van den dag, waarop zij hun ambt zullen aanvaarden, benoemd tot gewoon hoogleeraar ln de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Gro ningen, om onderwijs te geven onderschei denlijk in de Friesche taal- en letterkunde in haar geheelen omvang en het Gotisch" en in de oud-Germaansche phllologle, de Duitsehe taalwetenschap ln haar geheelen omvang en de Germaansche volkskunde. VOOR DONDERDAG 14 AUGUSTUS. Hilversum I, 415,5 M. 6.45 Grammuziek 6.50 Ochtengdymnastiek 7.00 Gram.muziek 7.45 Ochtendgymnastiek 8.00 BNO: Nieuws berichten 8.15 Dagopening (Voorbereid door het VrUz. Protest. Kerkcomité) 8.25 Gram. muziek 9.15 Voor de huisvrouw 9.25 Gra- mofoonmuzlek 11.00 Voor den boer 11.20 Orgelconcert 12.00 Ensemble Willy Kok 12.40 Almanak 12.45 BNO: Nieuws- en eco- niische berichten 1.00 Klaas van Beeck en zijn orkest en ensemble Bandl Balogh 2.00 Haar- lemsche Orkestvereenlging 3.00 Voor de vrouw 3.20 Haarlemsche Orkestvereenlging 4.00 Gram.muziek 4.30 „Groote rollen en hun vertolkers, Carmen", causerie (met gram.muziek) 5.15 BNO: Nieuws-, economische en beurs berichten 5.30 „Vlaanderland zingt", muzi kaal programma 6.15 Causerie „Het student zijn als roeping" 6.30 Schrammelkwartet en soliste 7.00 Actueel halfuurtje 7.30 Amu- sements-orkest en solist 8.30 Gram.muziek 8.45 Voor den boer 9.00 Ernst van 't Hoff met zijn 15 solisten 9.30 Berichten (Engelsch) 9.45 BNO: Nieuwsberichten 10.00 BNO: En- gelsche uitzending: National features of the Netherlands". Hierna sluiting. Hilversum II, 301,5 M. fi.45 Gram.muziek 6.50 Ochtendgymnastiek 7.00 Gram muziek 7.45 Ochtendgymnastiek 8 00 BNO: Nieuws berichten 8.15 Gram.muziek 10.00 Morgen dienst (Voorbereid door de Christ. Radio Stich ting) 10.20 Pianovoordracht 10.40 Voor dracht. 11.00 Het Sylvestre Trio en gram. muziek 12 00 Gram muziek.— 12.15 Oproep- orkest 12.45 BNO: Nieuws- en econopiische berichten 1.00 Gevarieerd programma 3.15 Gram muziek 4.00 Orgelconcert 4.30 Voor de Jeugd 5.00 Lezen van Christelijke lectuur (Voorbereid door de Christ. Radio Stichting) 5.15 BNO: Nieuws-, economische en beursber 5 30 Cellovoordracht (Om 6.00 Causerie: Sport en lichamelijke Opvoeding) 6.15 Gram.mu ziek 7 00 BNO- Persoverzicht voor binnen- en buitenland 10.10 BNO: Nieuwsberichten 7.20 Grammuziek 7.45 Brandende kwesties, causerie 8.00 Het Nederlandsch Kamerorkest 9.00 Grammuziek 9.45 BNO: Nieuwsber 10.0015 Grammuziek. GEM RADIO DISTRIBUTIEBEDRIJF. Donderdag 14 Augustus. Ie Programma: 6.45—22.15 Hilversum I 22.1524.00 Duitsch programma. He Programma: 6.45—22 15 Hilversum n 22.15—23.00 Programma uitsluitend voor aan geslotenen bij de Radio Centrales 23.00—24 00 Duitsch Programma. Hle en IVe Programma: 6.45—24.00 Duitsch programma. 3—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 7