Het Nederlandsche
vrijwilligerslegioen
LEIDSCH DAGBLAD - ïwssde B!ed
Woensdag 13 Augustus 1941
Werkzaamheden van
Gemeenteraden en van
Prov. Staten blijven rusten
Ook van colleges van B. en W. en
van Ged. Staten
KERK- EN SCHOOLNIEUWS
'iihtóAl
Inwerkingtreding op
1 September a.s.
De eerste contingenten
te Krakau aangekomen
Het gisteren verschenen Verordeningen
blad bevat de achtste verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Neder-
landsche gebied betreffende bijzondere
maatregelen op administratiefrechtelijk
gebied.
Hierbij wordt op grond van par. 5 van het
decreet van den Führer over de uitoefening
van de regeerir.gsbevoegdheden in Neder
land van 18 Mei 1940 het volgende bepaald:
Art. 1. (1). De werkzaamheden van de
gemeenteraden en van de Provinciale
Staten blijven rusten; verkiezingen voor
deze vertegenwoordigende lichamen vin
den niet plaats.
(2) Verder blijven de werkzaamheden
rusten 1. van de colleges van burgemees
ter en wethouders; 2. van Gedeputeerde
Staten; 3. van de commissies, gevormd
uit de Staten-Generaal; 4. van de stem-
bureaux (artikelen 32, 33 en 58 van de
Kieswet).
(3) De werkzaamheden van de ge
meentelijke commissies blijven rusten,
voor zoover de burgemeester zulks be
paalt. Hetzelfde geldt ten aanzien van
de werkzaamheden van de provinciale
commissies, voor zoover de Commissaris
der provincie zulks bepaalt.
Art. 2. (1) De leden der Staten-Generaal,
der Provinciale Staten en der gemeentera
den zijn. onverminderd het bepaalde bij de
leden 1 en 2 van art. 27, van de verplichtin
gen ontheven, welke voortsproten uit het
lidmaatschap van deze publiekrechtelijke
vertegenwoordigende lichamen. Derhalve
komen hun de uit dit lidmaatschap voort
spruitende bevoegdheden en aanspraken
niet meer toe.
(2). Behooren leden der Staten-Generaal,
l ier Provinciale Staten of der gemeenteraden
I ot bestuursorganen van privaatrechtelijke
:hamen, in welke het Rijk, een provincie
i een gemeente deelneemt, dan kunnen
deze, 1) wanneer het leden der Staten-Gene
raal betreft, door den Secretaris-Generaal
van het betreffende departement van alge
meen bestuur, 2) wanneer het leden der
Prov. Staten betreft, door den Commissaris
der provincie. 3) wanneer het leden van een
gemeenteraad betreft, door den burgemees
ter met onmiddellijke werking of tegen een
ander hem goeddunkend tijdstip worden
ontslagen en in hun plaats andere personen
naar de bestuursorganen worden afgevaar
digd.
(3) Commissies van toezicht van privaat
rechtelijke lichamen, in welke het Rijk, een
provincie of een gemeente deelneemt, wor
den beschouwd als bestuursorganen in den
zin van het tweede lid.
(4) De bevoegdheid, omschreven in het
tweede lid. onder 3. komt den burgemeester
mede toe ten aanzien van leden van de ge
meenteraden, die behooren tot bestuursor
ganen van rechtspersoonlijkheid bezittende
lichamen of commissies, ingesteld ter behar
tiging van de gemeenschappelijke belangen
van twee of meer gemeenten.
Art. 3. De taak van den gemeenteraad
en van het college van B. en W. wordt door
den burgemeester waargenomen. Hetzelfde
geldt ten aanzien van de taak van die ge
meentelijke commissies, welker werkzaam
heid blijft rusten op grond van een beslis
sing overeenkomstig het bepaalde bij arti
kel 1, lid 3. eerste volzin.
Art. 4. (1) De burgemeester benoemt
voor den tijd van zes jaren ten minste
twee, doch niet meer dan zes wethouders,
ten einde hem bij het besturen der ge
meente te vertegenwoordigen.
(2) Raadslieden der gemeente (artikel 7)
kunnen niet tot wethouder worden be
noemd.
Art. 5. (1) De benoeming van een
wethouder behoeft de toestemming van
het toezicht houdend orgaan.
(2) Met toestemming van het toezicht
houdend orgaan kan de burgemeester een
wethouder te allen tijde ontslaan. De bur
gemeester dient een wethouder terstond
te ontslaan, indien het toezicht houdend
orgaan zulks verlangt.
(3) De burgemeester bepaalt de volgor
de, waarin de wethouders worden geroe
pen om als zijn algemeene vertegenwoor
diger op te treden. In de gevallen, bedoeld
ln het tweede lid van artikel 84 der ge
meentewet. worden de noodige maatrege
len door het toezichthoudend orgaan ge
troffen.
Art. 6. (1) Het toezicht houdend or
gaan, den burgemeester gehoord, bepaalt
1) het getal der wethouders; 2) hoeveel
wethouders bezoldiging genieten; 3) het
bedrag der wedde der bezoldigde wethou
ders.
(2) De wethouders worden beschouwd
Is gemeente-ambtenaren in den zin van
de Ambtenarenwet 1929.
(3) De bezoldigde wethouders vervullen
hun ambt als hoofdberoep.
Art. 7. (1) De burgemeester benoemt
raadslieden der gemeente uit de gezamen
lijke volksgenooten, die ingezetenen der
gemeente zijn.
f2) Het getal der raadslieden is vastge
steld overeenkomstig het bepaalde bij art.
5 van de gemeentewet, met dien verstande.
Jat het telkens de helft van het met één
yeiminderde, aldaar aangegeven getal der
feöen bedraagt.
13) Wethouders kunnen niet tot raadslie-
der gemeente worden benoemd.
(4) Het bepaalde bij de artikelen 21, 22.
23, 25 en 26 van de gemeentewet ten aan
zien van de voorwaarden voor het lidmaat
schap van den gemeenteraad en van de
daarmede onvereenigbare betrekkingen en
verrichtingen is op de raadslieden der ge
meente van overeenkomstige toepassing.
Art. 8. (1) De benoeming tot raads
man der gemeente kan worden geweigerd
en het ontslag als zoodanig kan worden
verlangd, wanneer daarvoor een gewich
tige reden bestaat.
(2) Als gewichtige redenen wor^lt in het
bijzonder aangemerkt het feit, dat de be
noemde 1) reeds meer dan zes jaren zon
der onderbreking een openbaar ambt on
bezoldigd heeft vervuld; 2) een geestelijk
ambt vervult; 3) over meer dan twee per
sonen voogd of curator is; 4) meermalen
of langdurig buiten de. gemeente vertoeft;
5) aanhoudend ziek is, of ouder is dan zes
tig jaren.
Art. 9. (1) De burgemeester deelt de
benoeming tot raadsman der gemeente on
verwijld aan het toezicht houdend orgaan
mede.
(2) De burgemeester dient een raadsman
der gemeente terstond te ontslaan, wan
neer het toezicht houdend orgaan zulks
verlangt.
Art. 10. (1) De raadslieden der ge
meente hebben tot taak: 1) den burgemees
ter bij het besturen der gemeente van
raad te dienen en voorstellen te doen; 2)
den inwoners begrip bij te brengen omtrent
de maatregelen van den burgemeester.
(2) De rakdslieden der gemeente worden
als zoodanig niet bezoldigd.
Art. 11 (1) De raadslieden der .gemeen
te zijn verplicht over aangelegenheden der
gemeente, van welke zij in hun hoedanigheid
van raadsman der gemeente kennis krijgen,
overeenkomstig dezelfde grondslagen als de
gemeente-ambtenaren geheimhouding te.
bewaren.
(2) Aan een raadsman der gemeente, die
zijn geheimhoudingsplicht opzettelijk of
door grove schuld schendt, kan op vordering
van den' burgemeester door het toezicht
houdend orgaan een boete van ten hoogste
tienduizend gulden worden opgelegd.
(3) De boete (lid 2) wordt, met inacht
neming van het bepaalde bij de Wet van 22
Mei 1845 (Staatsblad no. 22) op de invorde
ring van 's Rijks directe belastingen, inge
vorderd.
Art. 12. (1) De raadslieden der gemeente
worden voor vier jaren benoemd. (2) Het
ambt van den raadsman eindigt eerder: 1)
wanneer hij zijn woonplaats buiten de ge
meente overbrengt; 2) wanneer hij wordt
ontslagen.
Art. 13. (1) De burgemeester roept de
raadslieden der gemeente ter vergadering
bijeen in alle gevallen, waarin ingevolge de
voorschriften van de gemeentewet een be
sluit van den gemeenteraad was vereischt.
(2) De burgemeester stelt de dagorde vast.
De vergaderingen zijn openbaar, wanneer de
burgemeester zulks bepaalt; dit wordt open
lijk bekend gemaakt.
(3) Ter vergadering worden de afzonder
lijke onderwerpen der dagorde besproken; er
wordt niet gestemd, noch een besluit geno
men. De raadslieden der gemeente zijn ver
plicht hun meening kenbaar te maken, wan
neer deze van die van den burgemeester
afwijkt. Zoodanige uitingen dienen in de
notulen der vergadering te worden opgeno
men.
(4) De burgemeester dient den raadslieden
der gemeente onverwijld zijn beslissing
inzake ieder besproken onderwerp op een
geschikte wijze mede te deelen.
(5). Kan de afdoening eener aangelegen
heid geen uitstel lijden, dan kan de burge
meester van de beraadslaging ter vergade
ring afzien; hij dient den raadslieden der
gemeente onverwijld de wijze van afdoening
op een geschikte wijze mede te deelen.
(6) De burgemeester kan den raad van de
raadslieden der gemeente ook anders dan
ter vergadering inwinnen.
(7) De burgemeester kan ook van andere
volksgenooten vorderen, dat zij hem in be
paalde aangelegenheden, rakende het be
stuur der gemeente, van raad dienen. Volks
genooten, die ingezetenen der gemeente van
bovenbedoelden burgemeester zijn, zijn ge
houden aan de overeenkomstig het bepaalde
bij den eersten volzin door den burgemeester
aan hen gerichte vordering te voldoen.
Art. 14 (1) Het toezicht houdend or
gaan ziet toe, dat de gemeente door den
burgemeester met inachtneming van de
geldende rechtsvoorschriften wordt be
stuurd en dat het bestuur der gemeente
strekt tot bevordering van het algemeen
belang van het Rijk.
(2) Het toezicht houdend orgaan kan den
burgemeester aanwijzingen geven. De bur
gemeester is aan deze aanwijzingen gebon
den.
(3) De Secretaris-Generaal van het Dep.
van Binnenlandsche Zaken is ten opzichte
van de gemeenten, bedoeld in art. 15, Üd I,
onder 2 mede bevoegd aanwijzingen te ge
ven in alle aangelegenheden, met uitzon
dering van die betreffende den waterstaat;
de Secretaris-Generaal van het Dep. van
Waterstaat is ten aanzien van alle ge
meenten mede bevoegd aanwijzingen te
geven in aangelegenheden betreffende den
waterstaat.
Art. 15. (1) Toezicht houdend orgaan
over alle aangelegenheden, met uitzonde
ring van die betreffende den waterstaat, is
1) voor de gemeenten 's-Gravenhage, Am
sterdam en Rotterdam de Secretaris-Gene
raal van het Dep. van Binnenlandsche Za
ken, 2) voor alle overige gemeenten de
Commissaris der provincie, onverminderd
hetgeen bij de geldige voorschriften is be
paald omtrent de bevoegdheid van den
Secretaris-Generaal van het Dep. van Bin
nenlandsche Zaken.
(2) Toezicht houdend orgaan over aan
gelegenheden, den waterstaat betreffende,
is voor alle gemeenten de Commissaris der
provincie, onverminderd hetgeen bij de gel
dige rechtsvoorschriften is bepaald omtrent
de bevoegdheid van den Secretaris-Gene
raal van het Dep. van Waterstaat.
HET PROVINCIAAL BESTUUR.
Art. 16 (1) De taak van de Provinciale
Staten wordt door den Commissaris der
provincie waargenomen.
(2) Hetzelfde geldt I) ten aanzien van
de taak van die provinciale commissies,
welker werkzaamheden blijven rusten op
grond van een beslissing overeenkomstig
het bepaalde bij art. I, lid 3, tweede volzin;
2) ten aanzien van de taak van Gedepu
teerde Staten, welke ingevolge art. 17 niet
door den Commissaris der provincie en de
bestuursraden (artikel 19) gemeenschap
pelijk worden waargenomen.
Art 17 Voor zoover tot dusver Ged.
Staten 1kennis namen van geschillen van
bestuur, of 2) uitdrukkelijk waren aange
wezen om te oordeelen over andere geschil
len, of 3) verordeningen of besluiten dei-
besturen van waterschappen, veenschap-
pen of veenpolders konden schorsen of
vernietigen, worden deze werkzaamheden
gemeenschappelijk door den Commissaris
der provincie en de bestuursraden (art. 19)
waargenomen.
Art. 18. (1) De Commissaris der pro
vincie is bevoegd I) zich door alle over
heidsinstanties in de provincie, voor zoover
deze niet ook buiten het gebied der provin
cie bevoegdheid bezitten, inlichtingen te
doen verstrekken, aan deze instanties voor
stellen te doen, zoomede haar in aangele
genheden, welke geen uitstel kunnen lij
den, aanwijzingen te geven, onverminderd
het recht van het bevoegde centraal gezag
om zulks te doen; 2) zich door alle over
heidsinstanties, welke ook buiten het ge
bied der provincie bevoegdheid bezitten,
met uitzondering van het centraal gezag,
inlichtingen te doen verstrekken en aan
deze instanties voorstellen te doen.
2) De in het eerste lid. onder I, bedoelde
bevoegdheden komen den Commissaris der
provincie tegenover instanties der Neder-
landsche politie slechts toe, voor zoover hij
binnen den kring zijner bevoegdheden
maatregelen treft, welke door deze instan
ties dienen te worden uitgevoerd. De Com
missaris der provincie en de gewestelijke
directeur van politie verstrekken elkaar
wederkeerig de inlichtingen, welke zij voor
de vervulling van hun taak behoeven; zij
kunnen elkaar wederkeerig voorstellen
doen.
(3) Het bepaalde bij art. 14, lid 2, blijft
onverminderd van kracht.
(4) De bevoegdheden, bedoeld in het
eerste lid, komen den Commissaris niet toe
tegenover de gerechten.
(5) Als centraal gezag in den zin van
het eerste lid wordt beschouwd iedere in
stantie, welker bevoegdheid zich uitstrekt
over het geheele bezette Nederlandsche ge
bied.
Art. 19. (1) De Commissaris der provincie
benoemt voor den tijd van zes jaren ten
minste twee. doch niet meer dan zes be
stuursraden, ten einde hem bij het besturen
der provincie te vertegenwoordigen.
(2) Raadsleden der provincie kunnen niet
tot bestuursraad worden benoemd.
(3) Overigens is ten aanzien van de be
noeming en van het ontslag van een be
stuursraad het bepaalde bij art. 5. leden 1 en
2, van overeenkomstige toepassing.
(4) Met betrekking tot de volgorde bij de
algemeene vertegenwoordiging is het be
paalde bij art. 5, lid 3, eerste volzin, van
overeenkomstige toepassing. Bij ongesteld
heid, afwezigheid of ontstentenis van den
Commissaris der provincie en van alle be
stuursraden worden door ^het toezicht hou
dende orgaan de noodige maatregelen ge
troffen.
Art 20. (1) De bestuursraden worden be
schouwd als provinciale ambtenaren in den
zin van de Ambtenarenwet 1929.
(2) Het toezicht houdend orgaan bepaalt,
den Commissaris der provincie gehoord, het
getal en de wedde van de bestuursraden.
(3) De bestuursraden vervullen hun ambt
als hoofdberoep.
Art. 21. De bestuursraden zijn met betrek
king hunner werkzaamheden, bedoeld in art.
17, aan geenerlei aanwijzingen gebonden.
Art. 22. (1) De Commissaris der provincie
benoemt raadslieden der provincie uit de
gezamenlijke volksgenooten, die Ingezetenen
der provincie zijn.
(2) Het getal dier raadslieden is vastge
steld overeenkomstig het bepaalde bij art.
2 van de provinciale wet met dien verstande,
dat het telkens een derde van het aldaar
aangegeven getal bedraagt; breuken worden
verwaarloosd.
(3) Bestuursraden kunnen niet tot raads
man eener provincie worden benoemd.
(4) Het bepaalde bij de artikelen 17,18, 20,
21, 22 en 57 van de provinciale wet ten aan
zien van de voorwaarden voor het lidmaat
schap van de Prov Staten en de daarmede
onvereenigbare betrekkingen en verrichtin
gen, is op de raadslieden der provincie van
overeenkomstige toepassing.
Art. 23. De benoeming tot raadsman der
provincie kan worden geweigerd en het ont
slag als zoodanig kan worden verlangd,
wanneer daarvoor een gewichtige reden be
staat. Hetgeen in het bijzonder als gewich
tige reden wordt aangemerkt, blijkt uit het
bepaalde, bij art. 8, lid 2.
Art. 24. Met betrekking tot het provin
ciale bestuur zijn verder de volgende be
palingen van overeenkomstige toepassing:
1) het bepaalde bij art. 3 omtrent benoe
ming en ontslag van raadslieden der ge
meente; 2) het bepaalde bij art. 10 omtrent
de taak en de onbezoldigde ambtsverrich
ting van de raadslieden der gemeente; 3)
het bepaalde bij art. 11 omtrent den ge
heimhoudingsplicht voor de raadslieden
der gemeente: 4) het bepaalde bij art. 12
omtrent den ambtsduur van de raadslieden
der gemeente; 5) het bepaalde bij art. 13
omtrent de werkzaamheden van de raads
lieden der gemeente, de bevoegdheid van
den burgemeester zelf te beslissen, alsmede
diens bevoegdheid volksgenooten die geen
raadsman der gemeente zijn, te raadplegen.
Art. 25. Het toezicht houdend orgaan
heeft ten opzichte van het bestuur door
den Commissaris der provincie een taak
overeenkomstig die, welke is omschreven
in artikel 14.
Art. 26. (1) Toezicht houdend orgaan
over alle aangelegenheden, met uitzonde
ring van die betreffende den waterstaat, is
P. K. Nederlandsche legioen. Kra
kau, Maandagavond, 28 Juli 1941.
Een met vlaggen versierd station, stra
ten, waarover groote spandoeken zijn
aangebracht, vertellen ons dat wij aan den
vooravond van een belangrijke en feeste
lijke gebeurtenis staan. De bewoners van
Krakau weten ons mede te deelen, dat deri
volgenden dag de Nederlandsche vrijwilli
gers uit Nederland zullen aankomen en
feestelijk zullen worden ontvangen. Dit
blijkt ook uit de opschriften van de span
doeken, waarop den Nederlandschen man
nen in het Nederlandsch, Duitsch en
Poolsch, een hartelijk welkom wordt toege
roepen. Wij lezen onder anderen: Onze
beste wenschen vergezellen de Nederland
sche strijders, die vechten tegen de bols-
Jewiki voor de vrijheid.
Het spreekt vanzelf, dat hier te Krakau
de gebeurtenissen in verband met den
strijd tegen het bolsjewisme nog meer
spreken tot de bewoners dan tot hen, die
niet gelijk de bewoners van Krakau op het
voorterrein van het Oostelijke front wonen.
Men begrijpt hier beter waarom het gaat.
En juist daarom is de aankomst van de
Nederlandsche strijders een gebeurtenis,
waarvan iedereen te Krakau vol is.
Dit bleek ook den volgenden dag, toen
de fraai versierde trein het station bln-
nenstoomde. Daar sprongen zij uit de wa
gens, onze Nederlandsche (jongens, frisch
en lenig, alsof zij geen treinreis van 80
uren achter den rug hadden. Hun vastbe
raden gezichten gaven uitdrukking aan
hun voornemen te volbrengen wat zij had
den geschreven op de wanden van hun
wagons, o.a.: Wij gaan naar Moskou. Wij
gaan strijden voor de vrijheid van Europa.
Trouwens, het geheele contingent stond in
het teeken van de V van Victorie. Dit be
wezen de speldjes met de oranje V, waar
van iedere man er een op zijn borst had
gestoken.
Onder de tonen van vroolijke marsch-
muziek marcheerden de Nederlandsche
vrijwilligers het station uit. Zij werden op
gesteld op het stationsplein met het front
naar de eere-tribune, luide toegejuicht door
duizenden belangstellenden, die met moei-
door een afdeeling politie ln bedwang wer
den gehouden. Intusschen was een mu
ziekkorps van de politie aangekomen en
een eerewacht van de Waffen S.S. mar
cheerde met de bajonet op het geweer, het
stationsplein op Op de eere-tribune had
den vertegenwoordigers van de weermacht,
partij en staat plaats genomen.
Nadat de S.S.-Standartenführer Reich
aan den generaal der Schutspolizei Riege
den troep had gemeld, vond de Inspectie
plaats. Marschmuziek weerklonk, vroolijk
wapperde het vaandel van het vrijwilli
gerslegioen Nederland met de aloude kleu
ren oranje, wit, blauw in de zon, stram
stonden onze mannen.
Na afloop van deze inspectie richtte de
S.S. Standartenftihrer en commandant,
Reich, het woord tot de vertegenwoordi-
-gers van weermacht, partij en staat, die
hjj dankte voor hun komst, waarna hij de
Nederlanders welkom heette.
In zijn toespraak bedankte hij de vrij
willigers van ons legioen, dat zij vrijwillig
gekomen zijn om samen met de dapperste
weermacht van de wereld het bolsjewisme
te bestrijden. „Gij zijt vrijwillig gekomen
en daarom zal een groote plichtsbetrach
ting u gemakkelijk vallen. Daarom zult u
kunnen voldoen aan de eischen, die aan
iederen soldaat worden gesteld en die zijn:
doorzettingsvermogen, dapperheid, trouw,
kameraadschap en onvoorwaardelijke ge
hoorzaamheid. Daarom zeg ik u Neder
landsche vrijwilligers, doet meer dan uw
pHcht, gebruik den korten oefentijd goed,
opdat het vrijwilligerslegioen Nederland
onder de bevelen van zijn Nederlandsche
officieren zich met succes kan inzetten
voor een betere wereld."
Met deze woorden eindigde commandant
Reich zijn toespraak, waarna hij een brief
voorlas, die was binnengekomen' van luite
nant-generaal Seyffardt. Deze brief had
o.a. den volgenden Inhoud:
„Een groet aan alle strijders, die nu te
Krakau zijn aangetreden om met de Dult-
sche wapenbroeders te strijden voor de
toekomst van Europa, tegen het bolsjewis
me. Dit is een groet uit het vaderland.
Weest kameraden onder kameraden 3n
hard voor u zelf. Strijdt met Adolf Hitler
voor Europa."
Deze woorden maakten niet alleen op de
Nederlandsche vrijwilligers, maar ook op
de aanwezige kameraden diepen indruk.
Geestdriftig stemden allen in met het op
den Führer uitgebrachte Sleg Heil.
Na deze indrukwekkende plechtigheid
volgde een marsch door de straten van
Krakau. Voorop een muziekkorps van de
Waffen S.S., dan het oranje-wit-blauwe
vaandel van het legioen en daarachter
onze mannen, die door de bewoners lulde
werden toegejuicht. Ten slotte werd over
het Adolf-Hitler-plein naar de kazernes
gemarcheerd. Hiermede had het eerste
contingent van het vrijwilligerslegioen
Nederland zijn bestemming bereikt.
Intusschen is ook het tweede aangeko
men en even hartelijk ontvangen.
Mogen er spoedig nog vele volgen, opdat
de wereld ervaart, dat ook Nederlandsche
mannen weten wat eer en plicht is.
de Secretaris-Generaal van het Dep. vaa
Binnenlandsche Zaken.
(2) Toezicht houdend orgaan over de
aangelegenheden, den waterstaat betref
fende, is de Secretaris-Generaal van het
Dep. van Waterstaat.
Art. 27. (1) De wethouders, die tot dus
ver hun bediening waarnemen, verrichten
de werkzaamheden der wethouders, be
doeld in de artikelen 4, 5 en 6, tot op het
tijdstip, dat de burgemeester hen ontslaat.
(2» De leden der Ged. Staten verrichten
de werkzaamheden van de bestuursraden,
bedoeld in de artikelen 19 en 20, alsmede
gemeenschappelijk met den Commissaris
der provincie der werkzaamheden, bedoeld
in de artikelen 17 en 21, tot op het tijd
stip, met ingang waarvan de Commissaris
der provincie hen ontslaat.
(3) Het toezicht houdend orgaan kan tot
nader order op verzoek van den burge
meester van het bepaalde bij art. 6, lid 3,
en op verzoek van den Commissaris der
provincie van het bepaalde bij art. 20, lid
3, ontheffing verleenen.
(4t Weigert een persoon, genoemd in het
eerste of tweede lid, zonder genoegzame
reden de daar bedoelde werkzaamheden te
verrichten, dan wordt noch wachtgeld,
noch pensioen, noch weduwe- of weezen-
pensioen toegekend. Het toezicht houdend
orgaan beslist in dezen op verzoek van den
burgemeester (Commissaris der provincie).
Art. 28 (1) Het bepaalde bij art. 13 lid 1 is
niet van toepassing, zoolang de raadslieden
der gemeente niet zijn benoemd.
(2) Het bepaalde bij art. 24. onder 5, in
verband met art. 13, lid 1. is niet van toe
passing, zoolang de raadslieden der pro
vincie niet zijn benoemd.
Art. 29. Op ambtenaren en andere leden
van het personeel, wier diensten ln ver
band met het ln werking treden dezer ver
ordening overbodig worden, is het bepaalde
bi.i de Nonactiviteitsregeling burgerlijk
Rijkspersoneel (Ned. Staatscourant 1940,
No. 227» van toepassing.
Art. 30. Verordeningen, welke goedkeu
ring behoeven en in welkp bevoegdheden
worden toegekend aan publiekrechtelijke
vertegenwoordigende lichamen en publiek
rechtelijke organen, welker werkzaamhe
den op grond van het bepaalde bij art. 1
blijven rusten, kunnen door de daarvoor
aangewezen Instantie worden goedgekeurd
in de bewoordingen, waarin deze verorde
ningen ter goedkeuring zijn voorgelegd; het
bepaalde bij de artikelen 3, 16 en 17 blijft
onverminderd van kracht.
Art. 31. De ter uitvoering dezer verorde
ning noodige voorschriften kunnen bij be
schikking worden uitgevaardigd.
Art. 32. (1) Deze verordening treedt op
1 September 1941 in werking.
(2) Tegelijkertijd treden de Verordening
Nr. 36/1941 (Eerste Verordening betreffen
de buitengewone maatregelen op staats-
en administratiefrechtelijk -gebied), als
mede de ter uitvoering daarvan uitgevaar
digde decreten No. 37/1941, 45/1941 en 96/
1941 buiten werking.
PREDIKBEURTEN.
Leiden Geref. Gem. (Nieuwe Rijn)Don-
derdagnam. 8 uur d6. P. Honkoop van Den
Haag.
Boskoop Geref. Gem.: Donderdagnam. 7.30
uur ds. Lamain van Rotterdam-Zuid.
HOOGLEERAREN TE GRONINGEN
BENOEMD.
Bij besluit van den secretaris-generaal
van het Departement van Opvoeding, We-
tenschap en Cultuurbescherming zijn dr.
J. Brouwer, te Hardegarljp en dr. L. E.
Schmltt te Leipzig (Dultschland) met in
gang van den dag, waarop zij hun ambt
zullen aanvaarden, benoemd tot gewoon
hoogleeraar ln de faculteit der letteren en
wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Gro
ningen, om onderwijs te geven onderschei
denlijk in de Friesche taal- en letterkunde
in haar geheelen omvang en het Gotisch"
en in de oud-Germaansche phllologle, de
Duitsehe taalwetenschap ln haar geheelen
omvang en de Germaansche volkskunde.
VOOR DONDERDAG 14 AUGUSTUS.
Hilversum I, 415,5 M. 6.45 Grammuziek
6.50 Ochtengdymnastiek 7.00 Gram.muziek
7.45 Ochtendgymnastiek 8.00 BNO: Nieuws
berichten 8.15 Dagopening (Voorbereid door
het VrUz. Protest. Kerkcomité) 8.25 Gram.
muziek 9.15 Voor de huisvrouw 9.25 Gra-
mofoonmuzlek 11.00 Voor den boer 11.20
Orgelconcert 12.00 Ensemble Willy Kok
12.40 Almanak 12.45 BNO: Nieuws- en eco-
niische berichten 1.00 Klaas van Beeck en zijn
orkest en ensemble Bandl Balogh 2.00 Haar-
lemsche Orkestvereenlging 3.00 Voor de vrouw
3.20 Haarlemsche Orkestvereenlging 4.00
Gram.muziek 4.30 „Groote rollen en hun
vertolkers, Carmen", causerie (met gram.muziek)
5.15 BNO: Nieuws-, economische en beurs
berichten 5.30 „Vlaanderland zingt", muzi
kaal programma 6.15 Causerie „Het student
zijn als roeping" 6.30 Schrammelkwartet en
soliste 7.00 Actueel halfuurtje 7.30 Amu-
sements-orkest en solist 8.30 Gram.muziek
8.45 Voor den boer 9.00 Ernst van 't Hoff met
zijn 15 solisten 9.30 Berichten (Engelsch)
9.45 BNO: Nieuwsberichten 10.00 BNO: En-
gelsche uitzending: National features of the
Netherlands". Hierna sluiting.
Hilversum II, 301,5 M. fi.45 Gram.muziek
6.50 Ochtendgymnastiek 7.00 Gram muziek
7.45 Ochtendgymnastiek 8 00 BNO: Nieuws
berichten 8.15 Gram.muziek 10.00 Morgen
dienst (Voorbereid door de Christ. Radio Stich
ting) 10.20 Pianovoordracht 10.40 Voor
dracht. 11.00 Het Sylvestre Trio en gram.
muziek 12 00 Gram muziek.— 12.15 Oproep-
orkest 12.45 BNO: Nieuws- en econopiische
berichten 1.00 Gevarieerd programma 3.15
Gram muziek 4.00 Orgelconcert 4.30 Voor
de Jeugd 5.00 Lezen van Christelijke lectuur
(Voorbereid door de Christ. Radio Stichting)
5.15 BNO: Nieuws-, economische en beursber
5 30 Cellovoordracht (Om 6.00 Causerie: Sport
en lichamelijke Opvoeding) 6.15 Gram.mu
ziek 7 00 BNO- Persoverzicht voor binnen- en
buitenland 10.10 BNO: Nieuwsberichten
7.20 Grammuziek 7.45 Brandende kwesties,
causerie 8.00 Het Nederlandsch Kamerorkest
9.00 Grammuziek 9.45 BNO: Nieuwsber
10.0015 Grammuziek.
GEM RADIO DISTRIBUTIEBEDRIJF.
Donderdag 14 Augustus.
Ie Programma: 6.45—22.15 Hilversum I
22.1524.00 Duitsch programma.
He Programma: 6.45—22 15 Hilversum n
22.15—23.00 Programma uitsluitend voor aan
geslotenen bij de Radio Centrales 23.00—24 00
Duitsch Programma.
Hle en IVe Programma: 6.45—24.00 Duitsch
programma.
3—2