De Führer in Marburg - Restauratie van het Haagsche stadhuis LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Sonate Pathétique 82ste Jaargang FEUILLETON IN DE HAVEN VAN PIRAEUS. DE FÜHRER IN MARBURG. DIT IS DE -UITWERKING VAN DE DUITSCHE STUKA-AANVALLEN OP DE HAVENINSTALLATIES. DE FÜHRER BRACHT EEN BEZOEK AAN HET CENTRUM VAN HET BEVRIJDE ZUID-STIERMARKEN, DE STAD MARBURG. VOLKSDUITSCHE MEISJES IN HAAR FRAAIE KLEEDERDRACHT (Hoffmann) BEGROETEN DEN FÜHkER. (Hoffmann) HET OUDE HAAGSCHE STADHUIS ZAL WORDEN GERESTAUREERD. MEN IS THANS BEZIG MET HET AANBRENGEN VAN STEIGERS VOOR DE RESTAURATIE.' (Polygoon) VRIJDAGMORGEN VOND IN OUWEHAND'S DIERENPARK te Rhenen een blijde gebeurtenis plaats. Er werd n.l. een kameeltje ge boren. De jonggeborene werd direct door moeder kameel eens flink onder handen genomen. (Polygoon) IN DE „LOSLAND-GEBIEDEN", de streek waar al het verkeer te water geschiedt, kan men dit tafereeltje zien; vette schapen bij Obdam op weg naar de markt» (Polygoon) door OCTAVUS ROY. (7 „Ik weet precies, wat je wilt zeggen, Gregg, ik zou graag ook nog meer willen zeggen. Maar ik, kan het niet dus waar om zouden we het probeeren?" Zij wendde het hoofd weer af en zei zachtjes: „Maar ik heb één speciaal verzoek." „Toegestaan." „Het klinkt misschien onnoozel, maar om de een of andere gekke reden zou ik toch graag willen, dat je het deed." Zij wachtte een oogenblik, als om zorgvuldig haar woorden te kiezen. „Ik heb je verteld, waar ik werk en wat ik doe. Je zult me een plezier doen als je daar navraag naaf doet." „Waar is dat goed voor?" „Omdat je niets over me weet, en omdat ik dat nu graag wil. Je hebt me onder zeg maar tamelijk ongewone omstandig heden ontmoet. Ik zou willen gelooven, dat Jij later aan me zult denken als een nor maal, doodgewoon, niet al te vervelend meisje. Beloof je me dat?" ••Nu je het zóó voorstelt, vil ik het be loven. Maar wat is dat voor malligheid over „later aan me denken?" Je wilt me toch joker niet vertellen, dat ik je niet meer terug zal zien?" Zij Zei openhartig: „Ik weet het niet Gregg. je bent een veel te aardige kerel °m in deze vuile geschiedenis gemengd te raken." „Maar veronderstel, dat ik dat nu wil?" „Dat zou je niet willen, als je alles wist", zei ze ernstig. De gedachten sprongen als sprinkhanen door zijn hoofd. Het had geen zin, te blij ven aandringen op confidenties: misschien zou de deur, die zij nu in het slot gegooid had, niet altijd gesloten blijven. Hij begreep nog niet precies, waarom hij zich toch zoo veel aan haar gelegen liet liggen; waarom hij zoo'n verlangen had, haar te helpen. Hij wist maar twee dingen zeker: ten eerste dat hij er niet over dacht, haar even vlug als zij in zijn leven gekomen was, weer te laten verdwijnen; en ten tweede, dat hij met ernstig redeneeren niets verder kwam. Daarom zei hij vroolijk: „En nu, jonge dame, komen we tot het kleedingprobleem. Ik geloof, dat we het gisteravond eens wa ren, dat je niet naar huis of naar je werk kon wandelen in een charmante witte avondjapon. „Wat een aardig geheugen", zei ze glim lachend, en nam dadelijk zijn luchtigen toon over. „Heb jij soms een voorstel?" „Je behoeft maar te wenken en ik loop over van voorstellen. Voor het oogenblik is mijn idee, dat je me den sleutel van je woning geeft, en een lijst van de dingen, die je hartje het meeste begeert." „Dat kon nog wel eens een heel karwei zijn." „Dat zal ik heerlijk vinden. Maar eerlijk gezegd: ik ben nieuwsgierig naar je. Ik zal overal in snuffelen als een ware detective. Ik zal in jouw geheimen, jouw diepste ver borgenheden doordringen. Wat zeg je daar wel op?" „Hier is de sleutel, jongeman. Ga je gang, .m laat je illusies niet te pietter slaan." Zij ging aan het schrijfbureau zitten om een, lijst te schrijven. „Onder in de halkast zul je een flinke groote suitcase vinden; zal waarschijnlijk een beetje afgestoft moeten worden. En de kleeren hangen in een klee- renkast, of liggen netjes opgevouwen in de laden van mijn toilettafel. Als je de kluts kwijtraakt, kun je me opbellen." „Daar gaat-ie dan. Als je me niet meer terugziet, zal ik van verlegenheid gestorven zijn." Hij nam een taxi, en achterover in de kussens geleund zat hij de situatie te over denken. „Hoor eens even, Gregg", zei hij bij zichzelf. „Houd jezelf een beetje in de gaten. Er gebeuren vreemde dingen met jou, en je schijnt het nog leuk te vinden ook." Het was dan ook allerzotst. Vier en twin tig uur geleden had hij nog niet kunnen droomen, dat er zoo iemand als Lynn Har rison bestond en nu vandaag, zat hij ge wikkeld in iets, waar hij geen spaan van begreep, en wat hij zich meer aantrok dan hij ooit voor mogelijk zou hebben gehou den. Om maar eens iets te noemen: hij maakte zich zorgen, uit vrees, dat hij haar niet meer zou terugzien. „Maar daar is hee- lemaal geen sprake van", verzekerde hij zichzelf heftig. „Ik zal wel zorgen, dat ze niet meer uit mijn gezichtsveld verdwijnt het gaat hoe het gaat." De East Side buurt, waar hij door reed, zag er bij dag heel anders uit dan zij het 's nachts gedaan had. Er speelden hoopen kinderen op straat en huismoeders hielden buurpraatjes op de stoepen van de uitge woonde huizen. Hier en daar stonden op zichtige flatgebouwen met portiers in livrei onwennig tusschen de achterbuurtwoningen De taxi naderde het opgegeven adres: Gregg's getrainde oog herkende het gauw genoeg. Alles zag er nog net uit als des nachtszelfs Tegen een van de kolommen van den doorgang naar den binnenhof stond een jongeman geleund. Lang, vrij knap, donker uiterlijk, niet ongeschikt gezicht. Er was iets vaag bekends aan den man. Gregg Stuart's kaken klemden zich op elkaar. „Dat is de vent van gisteravond", besloot hij onmiddellijk. „Hij staat Lynn weer op te wachten." Een oogenblik dacht hij er over, te laten doorrijden; daarna bedacht hij zich anders. Hij redeneerde: „Misschien herkent hij me, misschien ook niet. Maar hoe het ook zij: ik stap uit en ga naar Lynn's flat. Wie weet is hij idioot genoeg, dat hij hier wat wil beginnen." Gregg ondervond een prikkelend opwin dend gevoel, toen hij den taxichauffeur be taalde, en zich door de poort naar den bin nenhof begaf. Hij probeerde gewoon en onverschillig te doen, maar dat-ging hem niet glad af. Hij probeerde, niet te kijken naar den rondhangenden jongeman, en dat was al even moeilijk. Ten slotte slaagde hij er toch op onopvallende wijze in, hem vrij behoorlijk op te nemen. De man was lang en donker, en ontegenzeggelijk knap; hij was góed gekleed, en leunde l.ijes tegen den muur op een wijze, die eerder den in druk van gespannenheid gaf. Hij had schijnbaar voor Gregg niet meer dan een terloopschen blik over. „Ik ben er niet zeker van," dacht Gregg. Hij had alles bij elkaar niet veel gezien van den man. die Lynn den vorigen avond had aangevallen. Er waren zoo veel lange knappe donkere jongemannen in New-York misschien woonde er zelfs wel een hier in dit flatgebouw. Er was evenveel kans, dat hij het niet was. In elk geval zag hij er uit als een doodgewone doorsnee-Ameri kaan, waar niets misdadigs aan te zien was. Gregg taxeerde hem op zoowat dertig jaar, en van beroepHij haalde de schouders op: nu ging hij al te ver in zijn gissingen. In elk geval: de man scheen niet de minste belangstelling te hebben voor Gregg of zijn doen en laten, en zoo wan delde hij hem ongehinderd voorbij naar den binnenhof. Er lagen vijf trappenhuizen rondom een binnenhof, waarop de architect zijn zin voor tuinarchitectuur op halve ware groot te had botgevierd. Flagstone-paadjes lie pen om een miezerig grasveldje ter grootte van een postzegel naar de ingangen, en een paar geknipte buxus in potten en een peu terig klaterfonteintje zorgden voor de ar chitectonische aankleeding. Gregg wandelde den hof over naar in gang C, liep de trap op, stak den sleutel in het slot en opende de deur van Lynn's flat. „Dus hier is het nu", zei hij bij zichzelf Gregg schold zichzelf voor onnoozel, dat dit hem een prikkeling van opwinding gaf. Het was een buitengewoon gezellige kamer, eenvoudig en smaakvol. Op een klein voor portaal mondden hangkasten, een keuken tje en badkamer, benevens de deur naar een flinke vierkante woonkamer. Hij keek rond. Op den vloer lag een vroolijk, zacht karpet; een breede gemakkelijke divan stond in den hoek. Verder een diepe luie stoel, nog een leunstoel, een aardige oude tafel, en een klein schrijfbureautje, waarop één enkele, buitengewoon mooie Wedgwood- kom stond. In een open boekenkastje ston den een paar rijen boeken, van bekende mo derne romans tot werken over kunst, die er alle uitzagen of ze veel gelezen waren. In een hoek was een schuifdeur, waarachter hij een c_ klapbed ontdekte. (Nadruk verboden). - .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5