De strijd op den Balkan - Wandelende weilanden - Eerste bloemkool
82ste Jaargang LEiDSCH DAGBLAD Tweede BlaJ
Sonate PathétiqUe
FEUILLETON
DUITSCHE SOLDATEN BIJ EEN RONDGANG DOOR SERAJEVO. (Hoffmann)
VAN HET BALKAN-OORLOGSTOONEEL.
DE OPPERBEVELHEBBER VAN HET ZUIDOOST-LEGER, GENERAAL - VELDMAAR
SCHALK LIST, BIJ DE RUÏNES VAN PHILIPPI.
(Presse Bild Zentrale-Polygoon)
IN WEST-FRIESLAND ondervindt men veel hinder van wandelende weilanden, een soort grondverplaatsing
zooals men ook in de bergen aantreft door grondverzakkingen of instortingen. In de lage landen ontstaat dit euvel
door het bekende „loopzand". De wallekanten van deze weilanden loopen dan weg in de slo'oten. Thans wordt door
Rijkswaterstaat, door het aanbrengen van stevige wal beschoeiingen den boeren tegemoet gekomen, wier eigen
dommen „aan den wandel" gaan. (Polygoon),
MET DE DUITSCHE TROEPEN OP HET BALKAN-OORLOGSTOONEEL. BUITEN
GEVECHT GESTELD SERVISCH VELDGESCHUT.
(Presse Bild Zentrale-Polygoon)
EEN DEZER DAGEN KWAM OP DE ALKMAARSCHE VEILING
de eerste bloemkool aan. De gesneden bloemkool wordt voorzichtig
in platte kistjes verpakt om naar de veiling te worden gebracht.
(Polygoon)
IN DEN CACTUSTUIN van den Haagschen Dieren
tuin is Maandagnacht een der bloemen van de „Nacht
koningin" uitgekomen. Deze bloemen bloeien slechts één
nacht. De zeldzame bloem. (Polygoon)
door OCTAVUS ROY.
(4
Daarna vroeg hij over zijn schouder naar
achter: „Wil u soms niet direk?"
Gregg gaf de vraag door: „Direk of in-
direk?"
Ze haalde de schouders op:-„Het is-jouw
taxi."
„Dank u, dame", zei Gregg, en daarna te
gen den chauffeur: „Wel eens van Central
Park gehoord?"
„Hè, hè", zei die. „Reken maar!"
„Laat dan eens kijken", opperde Gregg.
„Eén maal in de rondte".
Terwijl zij naar het Noorden reden, zei
hij: „Daar heb ik nu mijn heele leven al
naar verlangd."
„Waarnaar?"
„In een taxi door Central Park te toeren,
samen met een aardig meisje."
„Waarom?"
„Dat is het nu - juist, wat ik ook zou
willen weten."
Haar spanning 'verslapte. Zij vroeg zich
af. of hij nu zou trachten, haar te kussen;
°f hij op eenigerlei manier de omstandig
heden van hun ontmoeting zou willen uit
buiten. Dat zou wel kloppen met zijn vreem
de voorstel van een taxirit door het park.
Dus wachtte ze en ze wachtte nog steeds,
toen ze het park weer uitreden op weg naar
haar woning.
Er was op dit late uur nergens meer veel
verkeer. En in deze stadswijk, waar aftand-
sche huizen broederlijk tegen nieuwe pron
kerige flatgebouwen leunden, waren de
straten geheel verlaten. De tactvolle chauf
feur reed met een slakkengang de straat
af, waar Lynn woonde.
Zij wees naar een gebouw van vijf ver
diepingen, halfweg de straat, dat er uitzag
als kort geleden verbeterd en grondig opge
knapt, en zei: „Daar woon ik."
Gregg's architectenoog nam het in zich
op. Niet kwaad opgelapt, dacht hij. Recht
hoekig plan binnenhof met vier mis
schien vijf toegangen naar de diverse wo
ninggroepen.
De ingang naar den binnenhof werd ge
flankeerd door twee bollampen, die een
bleek geel licht wierpen. Precies het soort
huis, dat hij zich gedacht had: moderne
ne gemakken, onafhankelijk, niet duur.
Toen zag Gregg nog iets anders. In de
schaduw, aan .den overkant van de straat,
tegenover het huis waar Lynn woonde, ont
dekte hij de gestalte van een man: een
lange jonge man in smoking en overjas.
De man deed hem vaag bekend aan.
Gregg zei: „Is dat de vent en hij hoor
de; hoe het meisje naast hem naar adem
hijgde.
„Ja", zei ze; toen boog ze zich naar voren
en zei tegen den chauffeur: „Niet stil
staan! Doorrijden vlug!"
Gregg Stuart was er niet zeker van, of
de man in de schaduw hem herkend had.
Hij was nergens zeker van, behalve dat het
meisje naast hem bang was. Hij legde een
groote warme hand over haar koude vin
gers en zei: „Houd je taai!"
De chauffeur vroeg berustend over zijn
schouder heen: „Nog meer park?"
„Ja", zei Gregg. „En langzaam."
Terwijl ze opnieuw langs de slingerende
rijwegen van Central Park rolden, zat Gregg
het meisje te bestudeeren. Hij trachtte het
met zichzelf eens te worden, op welken toon
hij nu moest voortgaan, luchthartig of ern
stig. Ten slotte loste zij het probleem voor
hem op en zei: „Rick houdt op, een inci
dent te zijn. Hij wordt een gewoonte."
„Rick?" herhaalde Gregg.
„Spijt me. Maar we zouden hem zoo
kunnen noemen."
„Het is een beetje fantastisch, is het
niet?"
„Ja
„Maar wat doen we nu?"
Zij keek verbijsterd. „Ik kan niet meer
helder denken, Gregg. Ik ben waarschijn
lijk veel te vrouwelijk."
„Hetgeen beteekent
„Dat ik voor het eerst van mijn leven in
een eerste klas gilbui zou kunnen uitbar
sten"
„Dat doe je niet", voorspelde hij vol
vertrouwen. „Niet zoolang we de dingen nog
kunnen zien aankomen."
Haar vingers bewogen onrustig in haar
schoot. Tweemaal wilde hij beginnen te
spreken, en vond hij het toch beter te zwij
gen. Gregg hield van moed, en zij was
waarlijk moedig genoeg. Er waren massa's
dingen, die hij in dit vreemde meisje kon
schaving, haar kracht en verstandelijke
gaven. Haar schoonheid had hem natuur
lijk ook getroffen; hij voelde zich hoe lan
ger hoe meer gedrongen, zijn rol van be
schermer verder te spelen. Eindelijk infor
meerde hij: „Al tot een besluit gekomen?"
„Nog maar één. Ik wil, dat jij niet in
deze geschiedenis gemengd wordt en dat
je er buiten blijft".
„Waarom?"
„Omdat het maar onaangenaam is; en
omdat ik je er niet in mag mengen."
„Dank je", zei hij droog, „maar als het
niet zoo'n ernstige zaak was, zou ik zeggen,
dat ik het fijn zou vinden."
Zij antwoordde scherp en op den man
af: „Natuurlijk zou je dat. Maar je weet
niet, hoe ernstig het wel is."
„Ja Hij was even ernstig als zij. „Dat
begrijp ik nu wel. Ik moet toegeven, dat het
mij verbijstert, maar daarmee staan we ge
lijk." Rij zweeg een oogenblik en vroeg toen:
„Denk je, dat hij daar nog lang op schild
wacht blijft staan?"
„Waarschijnlijk wel."
„Mij dunkt, daar is maar één middel
tegen. Ik breng je thuis en ga met je mee
naar boven."
Zij schudde het hoofd. „Dank je wel
maar nee, dat gaat niet."
„Hij zal toch niets beginnen, als ik er
bij ben?"
,Dat weet ik nog niet."
„Dan nietWat zou jij dan voor
stellen?"
„Ik tracht te denken". Zij keek met een
droef glimlachje naar haar dóódsimpele
avondjapon. „Als ik die jurk maar niet
aanhad. Ik zou naar een hotel kunnen gaan
of naar een vriendin. Maar het eerste
zou maar pijnlijk zijn, en bij een vriendin
zou ik zooveel lastigen uitleg moeten geven.
En morgenochtend wel, ik zou toch moei
lijk in deze kleeren naar mijn werk kun
nen gaan of thuis kunnen komen."
„Hmm", zei hij, „de menschen zouden
denken, dat je naar een geweldig uitge
rekte avondpartij geweest was". Hij keek
haar recht in de oogen. „Daar valt me iets
anders in. Ik heb een heel aardige kleine
woning. Als je daar eens ging slapen
dan ga ik morgenochtend naar je huis, en
haal alle kleeren die je noodig hebt."
Haar stem haperde even, toen zij zei:
„Het zou een oplossing zijn. Maar
„Wat is er verkeerd aan?"
„Ik heb je gezegd
„Dat ik er niet in gemengd moet wor
den. Mijn beste juffrouw Harrison, wilt u
alstublieft weer even logisch denken? Ik
ben er al in gemengd, en ik vind het fijn.
Misschien morgen of overmorgen, of
over een paar dagen zal ik me uit de
zaak teruggetrokken hebben, maar op dit
oogenblik Hier sta ik, en ik tart je, te
zeggen wat je er tegen doen kunt! Boven
dien is het heelemaal niet heldhaftig, wat
ik aanbied: ik ben niet anders dan een
middelmatig fatsoenlijke jongeman, die een
meer dan middelmatig aardig meisje uit-
noodigt, den nacht te zijnen huize te ko
men doorbrengen, des morgens zijn eieren
met spek en zijn koffie te deelen, waarna
zij haars weegs zal gaan. Is dat niet mooi
gezegd?"
Zij glimlachte dankbaar en zei: „Je bent
akelig vasthoudendIk ga met je mee."
De taxi hield stil voor een modern hoog
flatgebouw. „Welkom thuis", zei Gregg
Stuart. „Klein maar rein en ik betaal
mijn huur vooruit."
(Nadruk verboden) (Wordt vervolgd)