Geschenk van Matsoeoka voor den Fiihrer - Het rooien van hoornen
82sie tappg
LE1DSCH DAGBLAD
tee de Blad
Moord op kasteel
Entzberg
FEUILLETON
TE WIERINGERWERF in den Wieringer-
meerpolder is men bezig met het rooien
van boomen op een terrein van het Staats-
boschbeheer. Het terrein zal ten dienste
gesteld worden van de voedselvoorziening
niet minder dan 160 volkstuintjes zijn uit
gegeven aan de bewoners van het dorp. De
driejarige boschbeplanting zal echter niet
verloren zijn, daar zij gebruikt kan worden
als beplanting om de nieuwgebouwde boer
derijen. Het opruimen der boomen
te Wieringerwerf. (Polygoon)
DE JONGSTE „OPPASSER" IN ARTIS.
(Polygoon)
DE JAPANSCHE MINISTER VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN, MATSOEOKA, OVER
HANDIGT DEN FÜHRER EEN PERSOONLIJK GESCHENK. De Keizerlijk-Japansche
minister van Buitenlandsche Zaken, Matsoeoka, die op 28 Maart' des middags de gast
van den Führer was, overhandigde aan den Führer een copie van een oud-Japanschen
praalwagen van lak en metaal als persoonlijk geschenk. Naast den Führer rechts
Rijksmaarschalk Goring. (Hoffmann)
OP EEN ITALIAANSCH VLIEGVELD.
EEN BOMMENWERPER, WELKE GEREED IS OM TE STARTEN, WORDT IN
HET VELD GEREDEN (Holland)
EEN EENVOUDIGE OPLOSSING. Een
vliegtuig met beschadigd landingsgestel wordt
met den luchtzak opgelicht
(Hoffmann)
„BIRMA" een van de vier olifanten van de Diergaarde Blij-Dorp, zal dezen zome/
kinderen door den tuin dragen. Voordat het echter zoover is, moet de goedige lobbes
er ^aan wennen, iets op zijn rug te dragen. De reus knielt neer om zijn meester, den
dompteur Eric Hagenbeek, gelegenheid te geven af te stappen. (Polygoon)
VOOR DE EERSTDAAGS IN HET ZUIDERPARK TE DEN HAAG te openen
bloemententoonstelling zijn de beeldhouwers thans druk bezig met de beelden,
welke de gazons zullen versieren. Werkstukken van Albert Termote
worden in elkaar gezet. (Polygoon)
door
PETER PAUL BERTRAM.
(26
Buschroitner nam Duschinsky met een
koelen blik op. „Als ik in uw plaats was,
mijnheer Duschinsky," zei hij, „zou ik ieder
woord dat ik sprak drie maal overwegen,
bovendien zou ik precies de waarheid zeg
gen!"
„Moet dat beteekenen, dat u mij van den
moord beschuldigt? Belachelijk!"
„Voorloopig slechts, dat u gelogen heeft."
„Dat moet u eerst bewijzen."
„U heeft gisteren verklaard, dat u
wacht evenHij haalde het verhaal van
het verhoor te voorschijn en begon het voor
te lezen. „Klopt dat?" vroeg hij toen hij
klaar was.
„Dat heb ik verklaard."
„En gelogen was het," zei Buschroitner
streng.
Duschinsky werd onzeker.
„Ik weet wat u bedoelt," zei hij ten slotte
„maar wanneer ik mijn verklaring van gis
teren aanvul," hij legde grooten nadruk op
dat woord, „dan zult u begrijpen, waarom
ik zoo gehandeld heb. Daar wat ik te ver
tellen heb voorgevallen is op een moment,
dat de moord nog niet gepleegd was, had
ik als gentleman geen aanleiding, iemand
in deze aangelegenheid te betrekken."
„Dat zullen we dan zien.-Maar ik waar
schuw u, dat u met uw leugens bij mij niet
ver komt."
„Ik heb niet gelogen, slechts iets ver
zwegen."
„U kunt het noemen hoe u wilt, maar ik
wil de waarheid hooren en verder niets."
„Het gaat over mijn verklaring over den
tijd tusschen de biljartpartij en hetoogen-
blik, dat de bediende me naar de donkere
kamer gébracht heeft. Nadat ik mijnheer
Maxwell goeden nacht gezegd had, besloot
ik mijnheer Von Ghetaldi op te zoeken, om
hem iets te zeggen. Ik ging naar zijn ka
mer en klopte aan en toen ik geen antwoord
kreeg maakte ik de deur open. De salon
was donker, maar door de halfopen deur
van d,e slaapkamer zag ik mijnheer Von
Ghetaldi en een dame."
„Wie was dat?"
„Moet ik daarop antwoorden?"
„Ik kan u niet dwingen, maar de gevol
gen zijn geheel voor uw rekening, als u
zwijgt."
Duschinsky aarzelde een oogenblik. Toen
zeide bij met een schouderophalen: „Het
heeft geen zin. Alles heeft zijn grenzen.
Het was de gravin Vestic-Falkenberg."
Een oogenblik bleef het stil,
„Gravin Beate Vestic-Falkenberg?" vroeg
Buschroitner.
„Ja."
„Heeft de gravin u gezien?"
Duschinsky schudde het hoofd. „Ik wilde
het u juist vertellen. Daar de situatie voor
de gravin tamelijk laten we zeggen
compromitteerend was, bleef ik tusschen
de dubbele deuren die van den salon op de
gang uitkomen, staan. Mijnheer Von Ghe
taldi en de gravin kusten elkaar namelijk
juist. Ik wachtte slechts op het oogenblik,
dat ik er ongezien weer weg kon komen,
want de gravin stond.zoo, dat ze de deur
in den spiegel kon zien. Maar ten slotte
ging ze weg, zoodat ik mijn onvrijwillige
luisterpost kon verlaten."
„Hm. Hebben ze gesproken?"
Duschinsky lachte kwaadaardig. „Niet
eigenlijk gesproken. Ze hebben gefluisterd.
„En wat heeft u toen gedaan?"
„Verder handhaaf ik mijn verklaring."
Buschroitner knikte. „U weet, mijnheer
Duschinsky, dat u zich in een minder gun
stige positie bevindt. U heeft geen alibi. De
moord is tusschen elf en twaalf uur ge
pleegd. Heelemaal precies kan het tijdstip
niet vastgesteld worden. En u kunt nauwe
lijks rekenschap geven voor den tijd tus
schen half elf en. elf uur."
„Het zou me verwonderen, als de andere
gasten, voor zoover ze een een-persoons
kamer hadden, een beter alibi hadden.'
„Daar hebben we het niet over. De ande
re gasten hadden geen motief voor den
moord."
„En wat zou ik dan voor motief moeten
hebben? Jaloezie?." Duschinsky maakte een
afwijzende beweging. „Belachelijk. We le
ven toch in de twintigste eeuw!"
„U heeft een veel beter motief," zei
Buschroitner. „U wilde mevrouw Fechner
trouwen, omdat u geruïneerd is."
Duschinsky sprong op.
„Blijft u maar zitten. Ik heb inmiddels
inlichtingen laten inwinnen. En die inlich
tingen zien er bedenkelijk uit. U hoeft
werkelijk niet te denken, dat wij van gis
teren zijn. We weten alles, met inbegrip
van den koehandel dien u met mijnheer
Pflüger bedreven heeft. En wat was dat
voor een onverwachte gebeurtenis, die af
doening plotseling mogelijk maakte? Dat
wilde u den heer Pflüger telegrafeeren. U
ziet v/at we allemaal weten."
Duschinsky zweeg.
„Ik zal het u zeggen: die onverwachte
gebeurtenis was de dood van den heer Von
Ghetaldi. U dacht, dat nu deze dood was,
u bij haar alles kon bereiken wat u wilde."
„Neen," riep Duschinsky, „neen. Ik wilde
Pflüger slechts mededeelen, dat ik kans
had, mevrouw- Fechner's toestemming te
krijgen, omdatnou ja, omdat mijnheer
Von Ghetaldi met de gravinik bedoel,
de gravin wilde zich laten scheiden om met
Von Ghetaldi te trouwen."
„En hoe zou u dat weten?'*
„Ik heb ze toch afgeluisterd," antwoordde
Duschinsky.
„En. toen ik.u vroeg wat ze gezegd heb
ben, heeft u geantwoordHaberler, lees
eèns voor.'*
De griffier, schraapte zijn keel en las dit
deel van het verhoor voor.
„Ik heb daar eerst niet aan gedacht,"
probeerde Duschinsky zich er uit -te redden.
„En nu, herinnert u het zich opeens?'*
„Nou, wat hebben ze dan gezegd?"
„Precies herinner ik me het gesprek niet
meer. Ik heb ook niet ieder woord kunnen
verstaan, maar het kwam hier op neer, dat
ze over een gezamenlijke toekomst spraken.
Een keer heeft de gravin gezegd: „Zouden
we toekomen met wat jij verdient, Lixl?"
En zulke dingen meer."
Buschroitner zweeg. Hij keek nadenkend
op een leeg blad papier. Tenslotte wendde
hij zich tot Duschinsky: „We zullen nagaan
of het waar is wat u zegt. U kunt gaan.
Maar verwijdert u zich niet uit het kasteel
of het park.''
Buschroitner keek hem na. „Afschuwe
lijke kerel," mompelde hij. Hij werd plotse
ling woedend, kneep het papier in elkaar
en wierp het weg. Opgewonden begon hij op
en neer te loopen. „Het gaat me geen steek
aan, of Von Ghetaldi wat met de gravin
gehad heeft," zei hij tegen Haberler. „Wat
ik ambtelijk hoor blijft ambtelijk en als ik
klaar ben met het werk denk ik aan de
heele ellende niet meer. Maar dat zóo'n
smeerlap,die achter een vrouw aanloopt
omdat ze geld heeft en hij anders in de ge
vangenis komt, dat die zijn neus in de per
soonlijke aangelegenheden van den graaf
steekt, daar word ik v/ild van!"
Haberler had voor deze uitbarsting geen
antwoord. Dergelijke bijna vertrouwelijke
mededeelingen waren ook iets ongewoons.
En voor ongewone dingen was de inspecteur
eigenlijk bang. Hij antwoordde dus niet en
begon ijverig zijn aanteekeningen uit te
werken. Buschroitner verwachtte trouwens
ook geen - antwoord. Na een poosje kwam
zijn goede humeur weer terug. Hij ging
achter de schrijftafel zitten en gaf Haber
ler opdracht, gravin Beate binnen te
roepen.
Terwijl hij wachtte, probeerde hij zich op
het komende onderhoud in te stellen. Hij
wist dat de vragen die hij moest stellen op
een krachtigen tegenstand zouden stuiten.
Het was hèm wat waard geweest als hij dit
pijnlijke en indiscrete verhoor achterwege
had kunnen laten. Maar dat ging nu een
maal niet. Plicht was plicht. Zoo kwam het
dat commissaris Buschroitner, toen hij het
verhoor van de gravin begon, deze sterker
aanplakte dan hij van plan was. geweest,
uit vrees anders „week" te zullen worden.
(Wordt vervolgd), j