iedsch m*m Proeven in het Rijkslandhouw-station te Hoorn - Oud ijzer heeft waarde 82sfe JsfiWv-jj Moord op kasteel Entzberg FEUILLETON IN HET RIJKSLANDBOUWPROEFSTATION, annex proefzuivel- boerderij te Hoorn, worden proeven genomen met rantsoeneering van veevoeder. Een nieuwe proef in dezen stal is, dat de voerbakken zich tusschen de koeien bevinden. Iedere koe krijgt haar eigen rantsoen. Het is dus uitgesloten, dat de eene koe het voeder van de andere opeet. (Polygoon) STALEN BALKEN EN PROFIELIJZER, die in Rotterdam werden verzameld en op een terrein aan de Merwehaven zijn bijeengebracht, worden thans met behulp van een zandstraal roestvrij, gemaakt (zie de foto), daarna twee keer gemenied, waarna ze van gemeentewege worden verkocht aan de bouwers. (Polygoon), VOORBEREIDINGEN VOOR HET KOMENDE SEIZOEN TE SCHEVE- NINGEN. HET STRAND WORDT GELIJK GEMAAKT. (Polygoon) DUITSCHE PANTSERWAGENS AAN HET LIBYSCHE FRONT. OM TEGEN DEN ZANDSTORM BESCHERMD TE ZIJN, HEBBEN DE SOLDATEN HUN VERBLIJVEN INGEGRAVEN. (Hoffmann) v\-' -Vi':: DE ZUID SCHARWOUDER POLDER, groot ongeveer 42 Jf.A., welke voor het grootste gedeelte uit rietgewassen en plassen bestaat, zal be werkt worden tot waardevol]en cultuurgrond. De arbeiders graven de onvruchtbare gronden weg. (Polygoon) JAPANSCHE JEUGDLEIDERS BEZOEKEN DE „WAFFEN S.S." Een aantal Japansche jeugdleiders, die in Berlijn vertoeven, bij de „Waffen S.S." Een der Japansche gasten aan een kanon. (Hoffmann) MEESTERLIJK VERVULT DEZE DUITSCHE VROUW HAAR TAAK. welke verantwoordelijkheid en veel fijn gevoel vordert. Zooals op deze foto in de Messerschmitt-fabriek, staan overal in Groot-Duitschland millioenen vrouwen „hun mannetje" en zijn trotsch op haar werk. (Hoffmann), door PETER PAUL BERTRAM. (19 Hij belde af. „Haberler, wie heb ik nog niet gehad?" De inspecteur gaf hem de lijst. De com missaris zuchtte. „Zeilmoser! Roep de Hollandsche familie" Het verhoor van de familie De Jongh kost te moeite, want niet alleen hadden zij moei lijkheden met de taal, maar zij wilden ook telkens alle zes tegelijk antwoorden. Het leverde niets op. Ook de drie Chineezen, wier verklaringen door dr. Muir vertaald moesten worden, hadden niets te melden. Toen zij zich. ver wijderden, verzocht Buschroitner dr. Wong die een klein beetje Duitsch sprak, te blij ven. „Kunt u mij misschien ook inlichtingen over mijnheer Maxwell geven?" ..Niet veel Mr. Maxwell is agent van onze regeering. Vroeger is hij geweest in China. Met generaal Li in Schensi." „Mijnheer Maxwell is Engelschman, niet waar?" Dr. Wong schudde het hoofd. „Mr. Max well Chinees. Chineesche staatsburger. U begrijpt genaturaliseerd." „U bedoelt genaturaliseerd Chineesch staatsburger." „Ja." „Is dat niet vreemd, dat een Engelsch man zijn staatsburgerschap opgeeft?" „Ik kan verklaren; mr. Maxwell heel knap Hij afsluiten contracten voor Chineesche regeering. Regeering zeggen: als niet hij Chinees, gee nvolmacht. Daarom mr. Max well Chinees. U begrijpen?" Buschroitner knikte. „Ja, natuurlijk. Het gaat me trouwens ook niet aan." Hij'bege leidde den attaché tot de deur en gaf Zeil moser opdracht het echtpaar Pribram bin nen te roepen. De professor wachtte niet tot hem wat gevraagd werd Hij ging voor de tafel staan, plantte zijn handen er op en begon te spre ken. Het leek precies of hij zijn klas een voordracht gaf over de werkwoorden op „mi". Er was geen twijfel mogelijk, verklaarde hij, wie deze afschuwelijke en laffe misdaad gepleegd had. De daad sprak voor zichzelf. Een man in zijn slaap vermoorden was de daad van een lafaard. Van een man zon der ruggegraat, die niet in staat was op eerlijke wijze te strijden. Als de commissa ris. zooals hij, gelegenheid had gehad de ontwikkeling der zaken gade te slaan, zou den hem de schellen van de oogen gevallen zijn. „Dat is allemaal goed en wel," zei Busch roitner bij een adempauze van den profes sor, „maar dat zijn slechts vermoedens. Kunt u uw vermoedens ook bewijzen? Ik bedoel: „gelooft u of beweert u?" „Ik ben er van overtuigd, dat Duschinsky de moordenaar is." „Ik zal u iets zeggen, professor. Eerst als iemand door een rechtbank schuldig be vonden is, mag men hem een moordenaar noemen In andere gevallen moet men voor zichtig zijn met zijn beweringen. Mijnheer Duschinsky is u onsympathiek. Maar ge looft u niet, dat uw oordeel zeer subjec tief is?" Professor Pribram zweeg. „Professor," ging Buschroitner rustig voort, „hebt u vannacht tusschen negenen twaalf, of misschien half een, iets bemerkt dat met de misdaad in verband zou kun nen staan?" „Neen." „Dat is dan alles voor het oogenblik. Mis schien zou uw vrouw zoo vriendelijk willen zijn nog even hier te blijven." „Mijn vrouw kan haar verklaring ook in mijn aanwezigheid afleggen," merkte pro fessor Pribram op. Buschroitner verloor zijn geduld. „Luistert u eens professor, hoe' u uw leerlingen onder richt geeft, gaat mij niets aan en ik zou me er wel voor wachten mij er mee te be moeien. Ik verzoek u alleen om mij het on derzoek te laten leiden, zooals ik dat geleerd heb." „Het is werkelijk beter als je me even alleen laat, Helmuth," zei mevrouw Pribram „Als jij dat wilt," antwoordde haar echt genoot beleedigd en verliet de kamer. „Dank u, mevrouw" zei Buschroitner glimlachend. „En vertelt u me nu eens wat u van de geschiedenis weet. U ziet er uit als een verstandige vrouw, die haar oogen en ooren den kost weet te geven." Mevrouw Pribram lachte gevleid. „Ik heb niet dezelfde meening als mijn man," zei ze. „Want er is mij gisteravond bij het diner iets opgevallen. Mijnheer Du schinsky v/as minder zehuwachtig dan an ders. En ik kan mij niet voorstellen dat een man, die van plan is een moord te begaan, zoo rustig is, of althans rustiger dan hij ge weest is." „Daar is iets van waar," zei Buschroitner. „Heeft_u verder nog iets opgemerkt?" „Neen, commissaris." „Dan dank ik u zeer." Hij bracht haar naar de deur en. gaf opdracht, een van de zusters Grabner te roepen. „Welke commissaris?" „Blijft mij gelijk." Buschroitner keek op zijn horloge. Het was over elven. „Niet om door te komen," zuchtte de commissaris. Hij geeuwde hevig. Voor de deur hoorde hij een woordenwis seling. Twee opgewonden vrouwenstemmen en de goedmoedige'" bas van Zeilmoser dron- gèn in de kamer door. Buschroitner ging naar de deur en maakte die open. „Commissaris," meldde Zeilmoser onge lukkig, „de dames willen alleen tegelijk naar binnen.." „Kom dan maar allebei," bromde Busch roitner glimlachend. „Maar denk er om, al leen wie wat gevraagd wordt spreekt." De zusters Grabner betraden aarzelend de bibliotheek. Buschroitner begon vragen te stellen. Zijn stem klonk streng en ambtelijk. Het ge lukte hem op deze wijze den woordenstroom van de beide oude vrijsters binnen de per ken te houden. „Hebt u gisteren iets bemerkt, dat in ver band zou kunnen staan tot den moord?' vroeg hij aan Melitta Grabner. De beide zusters kelken elkaar weifelend aan. „Neen," „Ja," riep Daisy. Buschroitner wachtte zwijgend. „Ik bedoel," zei Melitta, „ik heb niets ge merkt, maar mijn zuster wel." „En wat heeft u gisteren bemerkt?" wendde Buschroitner zich tot de andere. Daisy Grabner haalde uit haar triomf wat ér inzat. „Gisteren heb ik heelemaal niets bemerkt," zei ze en pas toen Busch roitner haar verwonderd aankeek, ging ze voort: „maar vandaag. Vanmorgen." „Ja, juist, gaat u verder." Hij klopte met het vouwbeen op de tafel. „Weet u, commissaris, toen ik gehoord had, dat mijnheer Von Ghetaldi vermoord was, is de schrik me in mijn beenen gesla gen. Ik was er ziek van. Het was zoo'n knappe man, mijnheer Von Ghetaldi en ik had er echt verdriet van. Het liefst had ik gehuild. En Melitta ook. En toen heb ik tegen mijn zuster gezegd: „Melitta," zei ik, „dat is een moord uit jaloezie!" En ik heb gelijk gehad." „Hoe dan?" vroeg Buschroitner. „Wacht commissaris, dat komt nu. Ik heb dus getrild als een blad en het is dan ook geen kleinigheid, onder één dak te zijn met iemand die vermoord is. En de anderen hebben over niets anders gesproken, dan wie den moord begaan heeft. En toen was ik zoo overstuur, dat ik naar boven ben ge gaan naar mijn kamer. En omdat ik zoo ze nuwachtig was, ben ik op het balcon gaan liggen en heb valeriaan gen'omen. Dat maakt rustig Ik zeg u, commissaris, als u eens heelemaal overstuur is, dan 'moet u valeriaan nemen Het ruikt heelemaal niet en men voelt zich direct beter." „Heel vriendelijk van u, ik zal het ont houden," zei Buschroitner, die met engelen- duld geluisterd had. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5