Zuidslavische ministers bij den Fiihrer - - Uitkijktoren Slsie Jaargang LEiOSCH DAGBLAD Twaede Blad FEUILLETON Het Noodlot van de Ransome Rovers g— Een roman nit de voetbalwereld, door J. WILMAN. (49 Hanley was met de bewerking van Cyril en zichzelf reeds eenigen tijd klaar, en nog zette de onttakelde Bowser zijn dut voort. Naar het buffet loopend, nam Steve de karaf en goot den slaper het water in den nek. Dat hielp. Na een paar mislukte po gingen wurmde de man zich in zittende houding, nog wat versuft en knipperend tegen het licht. Hij zag zijn jast en vest op den grond, constateerde dat zijn onder- kleeding omhoog was gerold en had méér niet noodig om te begrijpen. Met onvaste bewegingen stond hij op en strompelde naar zijn fauteuil bij den haard. Steve grijnsde. „Net kiekeboe, hè? Bow ser, Dixon, Swane foetsie Henry Russell, Cyril Curtis, Steve Hanley er voor in de plaats! We gaan door, waar we even moes ten afbreken. Neen, niet zoo bescheiden, Henry! Jij hoort er wel degelijk bij!" Steve slingerde Russell in zijn fauteuil terug. „Tums zit in de keuken zijn voeten te was- schen en wil niet gestoord worden. Laten we het met ons drieën eens echt gezellig maken! Je kent Curtis en mij ook; plicht plegingen alzoo overbodig. Hier is je fok; sier er den voorgevel weer mee." zie jullie vanavond voor het eerst in leven, maar niet voor het laatst. Ik laat jullie vervolgen voor huisvredebreuk en mishandeling." „Neen, Henry. We hadden afgesproken, elkaar geen uien voor spruitjes te verkoo- pen. Eerlijke handel, amice! Jij drukte met den Bourghness-zwendel dertig duizend pond van Curtis achterover en vijf duizend van mij, omdat je toen de kans had. Wij komen ze weer in ontvangst nemen aange zien wij nu de kans hebben. Aanschouw onze leege handen. Vol verwachting klopt ons hart, dat jij ze vult." „Ik zal gek zijn! Waarom zou Ik jullie vijf en dertig duizend pond geven een stel afzetters?" „Je valt me tegen. In de eerste plaats door te vergeten, dat je zoo goed als doof bent. Plak de microfoon aan je oor, maat! Tweedens ben jij de brave jongen niet, voor wien je wilt doorgaan, want brave jon gens mismaken zich niet met een bochel. Verder zit de ware Thomas Bowser in San- dyshore, waar hij zoet wordt gehouden met twee pond per week, die je broer de advo caat hem stuurt, maar uit jouw zak komen. Wat de deur dicht doet ik kan bewijzen, dat je in Londen zwendelde onder den naam van Henry Slater en in Edinbugh on der dien van Francis Sutherland. Je was telkens de politie te glad af en er is dus een lieve zilvervloot voorhanden. Kom nu. HenryLKom nu, man! Duik in je bedstee, kom boven met de welgevulde oude kous en tel ons de kopeken uit!" „Je bent een idoot! Ja, ik heb vijf en der tig duizend pond in de la van de keuken tafel liggen!" Steve zei met een knipoogje in de rich ting van de brandkast: „Ik denk eerder in dien spaarpot daar. Overigens vorderen we. Je erkent tenminste een schuld tot een der gelijk bedrag." „Ik erken niets! Jullie kunnen naar de maan loopen!" „Luister, Henry. Van vrienden zooals jij verlang ik niet meer dan vijf procent rente. We nemen aan; dat je het geld negen maanden van ons te leen hebt gehad kan het billijker? Het maakt dan een totaal van zes en dertigduizend drie honderd pond, tien shilling. Kom over de brug, Henry, en je bent van de heele soesah af!" Russell haalde de schouders op. Hij ver waardigde zich niet, op Hanley's calculatie in te gaan. Steve zuchtte: „Bedroevend, zoo stug als jij op geld zit dat toch maar geleend is!" Zijn stem werd hard. „Het kan ook anders! Hoe zou je het vinden als ik de politie belde en meedeelde, dat ze in „Carpe Diem" den kampioen-zwendelaar Henry Slater bij den kraag kan vatten? Wanneer ik het nalaat is het alleen omdat Curtis en ik veel liever onze duiten terugzien. Verkies jij echter te weigeren, dan smaken we althans de vol doening, dat jij ze óók kwijt bent en bo vendien ongezellig lang in een heel wat minder knusse villa dan „Carpe Diem" gaat logeeren. We geven je vijf minuten be denktijd." Henry Russell had nauwelijks een vijfde deel noodig om zich te bedenken. „Goed," stemde hij langzaam toe. „Ik erken mijn schuld aan jullie en zal ze afbetalen in ze ven gelijke termijnen. De eerste vervalt morgen en dan verder geregeld, op den der den van de maand, tot Mei." „Olala! En er tusschenuit knijpen vóór we den eersten termijn kunnen innen?" Steve gaf zioh een kletsenden klap op de dij. „Het heele bedrag mèt rente di rect!" „Gek! Alsof ik zoo'n som in huis heb!" „Beslist", verzekerde Hanley. „Omdat je er rekening mee houdt, iederen dag het rui me sop te moeten kiezen. Ik ken de gebrui ken van jullie soort zoo'n beetje. Beste Henry, we zullen den anderen kant uitkij ken, terwijl jij naar de safe huppelt, het letterslot stelt en de duiten te voorschijn haalt. Waarschuw ons maar als je klaar bent". „Heb ik jullie eerewoord, dat jullie de politie niet gaat waarschuwen, als ik de vijf en dertig duizend pond terugbetaal? An ders komt er niets van." „Vijf en dertig duizend plus rente. Ik sta daar zoo op, omdat anders de quitantie niet klopt. Wat de politie betreft mijn woord en het woord van Curtis, dat we zwijgen als het graf nadat jij over de brug gekomen bent." Henry Russell ging met verbeten gezicht naar de safe en nam er zeven pakjes uit, met elastiek omwonden; elk pakje bevatte vijftig biljetten van honderd pond. Hij kwam achter het schrijfbureau staan, de rente in biljetten van verschillende waarde meetellend. Uit zijn portemonnaie schar relde hij de tien shilling bijeen. Hanley nam er den tijd voor, de zeven pakjes te contro leeren. De zaak was in orde. „Laat de tien shilling voor Turns liggen, Henry. Leven en laten leven is mijn devies Hier heb je de quitantie voor het gezamen lijk bedrag van Curtis en mij. Het spaarde dubbele zegelkosten. Tegenwoordig is het op de kleintjes passen!" Russell bestudeerde de kwijting. Argwa nend zei hij„Hé, ze is 2 October gedateerd en niet 2 November." „Toch?" informeerde Steve doodonschul dig. Hij schokschouderde. „Het maakt niets uit. Denk maar, als Je ze later nog eens be wondert, dat je ten opzichte van ons een maand eerder je fatsoen terugvond dan in werkelijkheid het geval was." „En het blijft afgesproken geen stom woord aan de politie!" waarschuwde Henry Russell. Steve zei verveeld: „Zeur niet! Een man. een man, een woord een woord." Tot Curtis vervolgde hij„Koekeloer eens onder het schrijfbureau van onzen vriend, Cyril! Ik wil wedden, dat zich er een dingsigheidje bevindt om den dierbaren Turns te seinen, dat zijn assistentie hoogst gewenscht is." „Waarachtig!" riep Curtis uit, toen hij had gekeken. „Je hebt gelijk, Steve!" Hanley knikte. „Het sprak vanzelf, dat de vent zou tegensputteren op onzen eisch. Direct afschuiven liep te erg in den kijker. Hij deed dus of hij door den zuren appel beet, maar nam zich heilig voor, dat we het geld maar heel even bij ons zouden hebben. Vandaar zijn stiekem seintje aan Turns. Henry! Henry! Waarom huurde je een Paaschos als mepper? De grond dreunt compleet wanneer hij in aantocht is! Nu staat de goede Turns achter de deur, ge reed om ons bij het weggaan te aaien." Henry Russell vatte de zware pook die bij den haard lag. „Je dacht zeker met een kind te doen te krijgen?" vroeg hij op kou den toon „Hier het geld, of ik beveel Tums de deur in te trapppen! Hij stampt jullie allebei tot kruim!" .(Wordt vervolgd). DE KOTTERDAMSCHE DIERGAARDE „BLIJ-DORP" nadert haar voltooiing. ,De prachtige uitzichttoren, van waar men een fraai panorama heeft over den tuin, zal binnen afzienbaren tijd in gebruik genomen kunnen worden. (Polygoon) DE ZUID-SLAVISCHE MINISTER-PRESIDENT DOOR DEN FtlHRER OP DEN BERGHOF ONTVANGEN. De Führer ontving in tegenwoordigheid van den Rijksminister van Buitenlandsche Zaken von Ribbentrop den Koninklijk-Zuid- Slavischen minister-president D_ Zwetkowitsch en den Koninklijk-Zuid-Slavi- schen minister van Buitenlandsche Zaken Cincar Markowitsch op den Berghof. Naast den Führer de Zuid-Slavische minister-president, daarachter (half zicht baar) de Zuid-Slavische minister van Buitenlandsche Zaken, rechts Rijks minister van Buitenlandsche Zaken von Ribbentrop, links gezant dr. Schmidt. (Hoffmann IN DE ZEVENTIENDE EEUW waren de West-Friesche plaatsjes Hoog woud en Aardswoud bekend om hun drukke scheepvaart op de Oostzee. De bewoners trokken ter walvischvangst en nog bewaren talrijke dingen de herinnering aan dezen tijd. Ook in de muren treft men herinneringen aan dien tijd aan. Het „Familieschip". (Polygoon) SNEEUW, REGEN EN KOUDE TROTSEEREND, TRAINEN DE LEDEN VAN DE AMSTERDAMSCHE STU- DENTEN-ROEIVEREENIGING „NEREUS" VOOR HET KOMEND SEIZOEN. TIJDENS HET TRAINEN IN DE TROG. (Polygoon) DE WAPENBROEDERS. Een Italiaansche soldaat toont aan- zijn Duitschen vliegerkameraad zijn geweer. (Hoffmann) IN OORLOGSTIJD OPSLAGPLAATS VOOR BENZINE ONDER OLIJFBOOMEN. (Holland)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5