De restauratie van de k^k te Alkmaar - Wintersport-heoefening
Tweede Blad
81ste Jaargang
LEIDSCH DACiB'AD
v..' r sr
FEUILLETON
Het Noodlot van de
Ransome Rovers
t'
MET IJS BEDEKT. Een Duitsche Uboot komt na een zegevierenden
tocht op haar basis terug. Met bijlen moet het ijs van het
geschut verwijderd worden. (Holland.)
DE GROOTE OF SINT LAURENSKERK TE ALKMAAR WORDT
GEHEEL GERESTAUREERD. Een der vleugels en het dak heeft
men reeds onder handen genomen. (Polygoon)
IJSPRET IN ZEELAND. Op de HET HEK VAN DEN HOOFDINGANG VAN HET VONDELPARK TE
bevroren grachten genieten de AMSTERDAM, dat door jeugdige werkloozen isgerestaureerd,
Zeeuwen in hun typisch costuum officieel overgedragen. Het raadslid Dingemans (links) overhandigt
van de ijssport. (Polygoon) den sleutel aan mr van Eeghen. PolygoonX
NA DEN HEVIGEN SNEEUWVAL VAN GISTERMIDDAG WERD ER IN DE OMGEVING VAN DEN HAAG
AL GAUW DRUK AAN DE SKISPORT GEDAAN. S DMMIGE PLEKJES GAVEN EEN VOLKOMEN SCHILDERACHTIG, OUD AMSTERDAM. WASCHDAG OP EEN DER STILLE GRACHTEN. (Polygoon)
ZWITSERSCHEN INDRUK. (Schimmélpenningh)
Een roman uit de voetbalwereld,
door J. WILMAN.
(20
„Aan jou om het te voorkomen. Als je
morgen ontslag vraagt, zorg ik, dat het te
kort aangezuiverd is éér je vertrekt. De
negentig pond, of hoeveel dan nog uitstaat,
mag je met kleine bedragen maandelijks
afbetalen. Dan is het niet langer noodig,
je een borrel, een glas bier, een sigaar te
ontzeggen. Nou jij kan iemand het
schappelijker maken?"
„Er zijn dingen in het leven, Tom, waar
toe een kerel, die nog een greintje zelf
respect bezit, zich niet laat vinden. Dit is
er één van. Je doet verstandig te bedenken,
dat wie'boter, op zijn hoofd heeft, niet in
de zon mo,gaan staan. Breng jij mij aan,
dan komt prompt het noodige over jou los.
Het beteekent, dat geen enkele club, in
welke divisie ook, jou lust."
„Ik dacht wel, dat je eindigen zou met
dien pijl af te schieten. Doe het, Norton!
Doe het man!" Fedler lachte hoonend. „O,
v/at zal jij de kous op den kop krijgen!
Beschuldig mij bij de directie en ik stel je
als een lasteraar aan de kaak! Begrijp je
niet, dat de lui, op wie jij zinspeelt, wel
zoo leep zijn geweest om zich bij voorbaat
te dekken? Maar ik kom met bewijzen
de negentig pond, die aan de kas ont
breken!"
„Ik laat het er op aan komen als jij wilt,
dat het hard tegen hard gaat.",
„Best. Dan maar direct."
Met Norton's bravoure was het ineens
uit. „Neen, Tom! Wacht!" Hij vroeg niet.
Hij smeekte. „Waarom zouden we elkaar in
den put werken? Er moet een manier zijn
om
Maar Fedler scheen er genoeg van te
hebben". Het geluid van voetstappen in de
kamer was Curtis ontgaan en de deur werd
open gerukt éér hij de wijk had kunnen
nemen. De aanvoerder uitte een vloek toen
hij den luisteraar zag. Op hetzelfde moment
schoot een van zijn geweldige handen uit.
Cyril voelde zijn hals in een moorddadigen
greep en ondanks hevig verzet was hij in
minder dan geen tijd naar binnen gesleurd.
Fedler trapte de deur weer in het slot.
„Allemachtig! Het tuimelraam!" Norton's
stem klonk schor en hij wees omhoog. „Cur
tis kan alles hebben gehoord!"
De aanvoerder kwakte Cyril tegen den
Luur. „Dce het dan dicht, ezel!" snauwde
hij den manager toe. „Mij een zorg, hoe
veel hij gehoord, heeft! Als hij zijn woord
niet geeft, dat hij er over zwijgt, weet ik
hem wel te dwingen. En dan zal hij wen-
schen, nooit een voet op de Eastern Mea
dows gezet te hebben!"
Cyril besefte, in een handgemeen met
den bruut aan het kortste eind tetrekken.,
Nu vooral. Hij was ver van fit na den ge-
meenen tik, dien hij 's middags had ont
vangen. Toch onderging hij geen oogenblik
vrees. Een onstuimige drang stuwde in hem
op, Fedler te tarten; den kolos, die zich al
toos op zijn dierlijke kracht liet voorstaan
en ze bij elke gelegenheid misbruikte, te
toonen, dat hij niets dan grenzenlooze min
achting voor hem had.
„Ja, ik heb alles gehoord", zei hij kalm.
„Knoop dit in je oor, Fedler: mijn woord
geef ik alleen aan fatsoenlijke lui, niet aan
een
Hij v/as niet in staat, den zin te 'vol
tooien. Een stomp trof hem in de maag
streek. Een zóó geduchte stomp, dat hij de
halve kamer door tuimelde, met een mas
sieven stoel in botsing kwam, om vervol
gens mèt den stoel achterover tegen den
grond te slaan, waar hij naar adem snak
kend bleef liggen.
Norton trilde op zijn beenen, hij zag
krijtwit. „Haal geen stomme streken uit,
Tom!" waarschuwde hij heesch.
„Idioot!" blafte Fedler. „Is het niet veel
meer jouw belang, dat hij zijn mond houdt?
Als hij het oververtelt, vlieg jij er zóó uit!"
Op den vloei; liggend, hijgde Curtis: „Dat
denk ik niet. Er wordt gevlogen, maar dóór
jou!"
De aanvoerder deed een stap in Cyril's
richting. ..Doe nog één keer je mond open,
en ik sis je in puin!"
Na eenige mislukte pogingen slaagde
Curtis er in, op de- been te krabbelen.
Langzaam liep hij achteruit tot zijn rug
den muur raakte. Daar Fedler tusschen
hem en de deur stond, had hij geen kans,
uit de kamer te komen. Hij zette zich
schrap en tartte den bruut opnieuw.
„Beeld je niet in, dat ik bang voor je
ben, Fedler! Zeven kerels van zeven maal
jouw omvang kunnen me niet benauwd ma
ken. Norton deed verstandig, er óók zoo
over te denken. Jij beschuldigt hem, club-
geld voor privé doeleinden gebruikt te heb
ben. Een belachelijke kleinigheid vergeleken
bij dat, waarvoor jij je te verantwoorden
krijgt!"
Norton was naar de deur geloopen en
leunde tegen een van de stijlen. Op zijn
gelaat wisselden verschillende emoties: er
gernis, schaamte, vrees, bewondering. Be
wondering voor den jongen kerel, die toch
moest inzien, tegen den woesteling niet op
gewassen te zijn en niettemin hem tartte,
drong ten slotte andere gevoelens naar den
achtergrond. Het ontging Curtis niet en hij
trachtte er zijn voordeel mee te doen.
„Zeg hem, dat hij naar de weerlicht loopt,
Norton! Ik sta aan je kant. Je zult zien,
dat ze je niets maken. Wanneer je het te
kort ineens moet aanzuiveren, wil ik je met
plezier helpen. Laat Fedler aan mij over.
Ik weet wel hoe ik het moet aanleggen,
om hem weggetrapt te krijgen."
Cyril beoordeelde den manager naar wat
hij had gehoord, toen hij aan de deur luis
terde. Hij zag in hem een slachtoffer van
Fedler's intriges. Een man die. in het nauw
gedreven, zich aan geld van de club had
vergrepen, daar hij niet wist, hoe op andere
manier er aan te komen; geenszins iemand,
die reeds eerder van den rechten weg was
afgeweken. Daarmee beging Cyril een ver
gissing.
In Norton's oogen lichtte een koude glans.
„Heb ik je hulp ingeroepen?" vroeg hij
snauwend. „Bemoei je met je eigen zaken!
Ik weet zelf mijn boontjes wel te doppen!"
De onverwachte repliek had de uitwer
king van een stortbad op Curtis, maar toch
doorzag hij den manager nog niet. Hij
schreef diens uitval toe aan vrees voor den
aanvoerder en besloot een laatste poging te
doen, hem aan zijn zijde te krijgen.
„Trek één lijn met mij, Norton, of jc zit
er voor altijd bij Fedler onder! Ik ken zijn
soort. Hij zal je uitzuigen tot den laatsten
uroppel!"
Fedler spande zijn biceps. „Zoo? Ken je
mijn soort? Des te beter." In zijn gefor
ceerde kalmte was hij veel gevaarlijker dan
wanneer hij zich in een van zijn onbe-
heerschte driftbuien liet gaan. „Wel, man
netje, van die kennis zul je plezier beleven.
Wat je vanmiddag overkwam, was maar
kinderspel. Ik zal je beenen zóó breken, dat
jo nooit meer achter een bal aanloopen
kunt."
Hij naderde sluipend, de vingers gekromd.
Het leken klauv/en. Curtis deed snel een
stap opzij, toen één voorwaarts. Hij besefte,
dat zijn positie nog wanhopiger zou zijn
indien hij tegen den muur bleef staan. In
zijn hart verwenschte hij Norton, die geen
hand uitstak. De kerel sloeg het tooneel
gade alsof hij een interessante voorstelling
t jwoonde.
(Wordt vervolgd).