De gemeente-opbouw in de
Ned. Herv. Kerk
De distributie
LEIDSCH DAGBLAD - Tweede Blad
Vrijdag !7 Januari 1941
Voor een waarachtig gemeente-leven dienen de
kerkeraden goed te functioneeren
De
tekst en niet de tijdsomstandigheden moeten
de preek beheerschen
De Gemeente-opbouw
De prediking
Nieuwe bonnen aangewezen
Reizen en avonturen van Mijnheer
Prikkebeen
GEMENGD NIEUWS
Woensdag kwamen in geheel ons land de classes der Ned. Hervormde Kerk in
vergadering bijeen.
Ook hier ter stede werd door de classis Leiden in het Gebouw Rchoboth een
dergelijke vergadering gehouden, welke onder leiding stond van ds. J. Stehouwer
te Alphen a. d. Rijn en door een gToot aantal predikanten en ouderlingen werd
bijgewoond.
In deze classicale vergaderingen, die anders in den regel in Juni worden ge
houden maar vorig jaar door de bijzondere omstandigheden moesten worden
nltgesteld, zijn drie belangrijke punten aan de orde gesteld: gemeenteopbouw,
prediking en kanselgebed.
Na de opening met gebed door ds. Ste
houwer werden de Twaalf Artikelen des ge-
loofs gelezen waarop Schriftlezing van
Matth. 22 vers 3740, Daniël 9 vers 47,
18 en 19 en Efeze 4 vers 17 volgde. Hierna
ging men over tot de te behandelen onder
werpen, die echter niet aan stemming on
derhevig waren, doch zich bepaalden tot
leidraad gevende beteekenis. Deze voorlich
ting geschiedde aldus, dat in alle vergade
ringen dezelfde inleidingen ter tafel werden
gebracht, aangeboden door de commissies
resp. voor Gemeenteopbouw en voor Kerk
en Prediking die op haar beurt weer onder
deden vormen van de groote commissie
voor kerkelijk overleg vanwege de alg. sy
node der Ned. Herv. Kerk. De werkgroep
„Gemeenteopbouw" was samengesteld uit
ds. B. J. Aris, ds. J. P. van Bruggen, dr. G.
P. van Itterzon, dr. -J. C. Roose, ds. W. A.
Zeydner, terwijl prof. dr. H. Kraemer op
aanwijzing van „Kerkelijk Overleg" voor
zitter werd. In de Commissie voor „Kerk en
Prediking" hadden zitting prof. dr. S. F. H.
J. Berkelbach v. d. Sprenkel, prof. dr. J.
Severfjn, prof. dr. G. Sevenster, dr. G. Oort-
huys, terwijl prof. dr. Th. L. Haitjema als
voorzitter optrad.
De Werkgroep Kerk en Prediking heeft
enkele richtlijnen gegeven inzake den Ge
meente-opbouw.
De hoofdgedachte van deze voorlichting
is, dat de plaatselijke gemeente het strate
gische punt is, de levenskern van de Chris
telijke kerk. Mobillseering en activeering
der gemeenteleden behoort altijd één der
eerste doelwitten van de centraal-kerkelijke
leiding en van de gemeenteleiding te zijn.
Thans echter is het een eerste levenseisch.
Om drie redenen: ten eerste omdat de kerk
en de leden der Kerk in den huldigen tijd
niet waarlijk-christelijk kunnen leven als
zij iet leeren hier en nu rekenschap af te
leggen van hun ongetwijfeld Christelijk ge
loof. Ten tweede, de primaire plicht der
Kerk is thans evangelise eren. Dat kan niet
geschieden zonder de intelligente hulp van
gewone leden der Kerk. Ten derde, de aard
der Kerk eischt, en de nood der wereld
roept erom, dat de Chritselijke gemeente zich
openbare als waarachtige gemeenschap, als
warme toevlucht voor geslagenen, verdruk
ten en vervolgden. Intensieve, van het cen
trum uitgaande, stimulans is hiervoor on
misbaar, want op dit gebied is de Kerk het
achterlijkst.
Hoe zal men op een vruchtbare, gemoed,
verstand en wil bewegende wijze het onder
werp „Gemeenteopbouw" in de heele Kerk
aan de orde stellen?
De Kerk is op het punt van „gemeente
opbouw" beschamend zwak, zeer zwak. Een
gemeente bestaat voor een belangrijk deel
uit menschen die niet eens naar de kerk
gaan, en voor een deel uit menschen, wier
voornaamste aandeel in het kerkelijk leven
is dat zij de godsdienstoefeningen min of
meer geregeld bijwonen, aan zekere ver
plichtingen voldoen, en voor de rest pas
sief blijven.
Tenslotte leeft een deel geregeld mede in
den gebruikelijken gang van het kerkelijke
leven, maar is dan vaak weer in allerlei
partijen en richtingen gescheiden, die zoo
geheel langs elkaar heen leven alsof zij niet
tot één Kerk behooren.
Het is alsof er een diepgewortelde ziekte
in het kerkelijk lichaam is doorgedrongen.
Een van de eigenaardige kanten van het to
tale machteloosheidsbeeld der Kerk is dat 't
reservoir van geestelijke krachten in onze
Kerk, ondank., ziekte en machteloosheid,
groot is. Aangrijpend wordt dit beeld echter
eerst recht daardoor dat deze krachten als
bevroren credieten existeren. Dat is vreese-
lijke onnatuur. Zij roepen, luide of zwij
gend, om verlossing uit dezen staat; zij
moeten vloeibare credieten worden.
Bij den term „gemeenteopbouw" denkt
men spontaan aan een reeks onderwerpen,
die onwedersprekelijk behooren bij wat men
noemt „een opgewekt gemeenteleven". Men
ziet dan voor zich een lange rij van gewich
tige kerkelijke en gemeentelijke belangen,
die inderdaad de volle aandacht mogen op-
eischen.
Nu eens zal er t. a. v. deze belangen een
toon van dankbaarheid, dan weer zal er
een minder optimistisch geluid gehoord
worden. Men troost elkaar dan weer wel en
gaat over tot de orde van den dag. Meestal
verbergen zulke troostwoorden een geeste
lijke leegheid, die de Kerk in haar geheel
verzwakt.
Over de geheele linie -s er diepe onbevre
digdheid en als die er niet is, behoorde zij er
te zijn, want de afwezigheid van die diepe
onbevredigdheid zou het zekerste teeken
*ijn van blindheid voor dat, waarom het
fcaat. Onze godsdienstoefeningen waar
door wij overigens in dezen barren tijd niet
dankbaar genoeg kunnen zijn zijn over
het algemeen nog meer het vasthouden aan
een reeds lang gebruikelijken gang, dan een
daad, steeds nieuw geboren, uit den drang
om het Goddelijk Woord te bedienen aan
de gemeente èn aan de wereld. Wel te ver
staan, bedienen aan de gemeente en aan
de wereld beide. Dat wil dus zeggen, zóó dat
de aanbidding Gods en de inspanning om
het Evangelie grijpbaar te maken, er on
miskenbaar in uitkomen.
DE FUNCTIE DER KERKERADEN
Niemand zal kunnen tegenspreken dat
voor waarachtig gemeenteleven onmisbaar
is dat in de eerste plaats de kerkeraden
goed functioneeren, geestelijk èn zakelijk.
De leden van den Kerkeraad raken el-
kaars ziel niet. Men durft eikaars ziel niet
eens te raken, terwijl men wel met elkaar
durft te bidden. Zonder omwegen uitge
drukt, men negeert elkaar geestelijk, en
schrikt er geen oogenblik van dat men ker
keraad, d. i. raad der kerk is. Dit komt
daarvandaan dat men te weinig leeft onder
voortdurende confrontatie van zichzelve met
de verantwoordelijkheid, die men als
ambtsdragers der Kerk heeft tegenover
Hem, die niet slechts als versiering de Heer,
d. i. de macht- en gezaghebbende Meester,
der Kerk heet. Dit komt daar vandaan dat
men te weinig leeft onder voortdurende
confrontatie met de verantwoordelijkheid,
die men als ambtsdragers, als Kerkeraad,
voor de zielen der gemeenteleden en voor
de zielen dergenen, die buiten de gemeente
leven, heeft.
De Kerk kan nooit werkelijk Kerk zijn
en worden als ze deze eenvoudige volgens
den Bijbel vanzelfsprekende zaken, niet tot
richtsnoer en maatstaf neemt. M. a. w. als
predikanten en Kerkeraadsleden dit niet
zeer persoonlijk gaan nemen. Dan eerst zal
het ook even vanzelfsprekend zijn dat de
gemeenteleden worden aangesproken op
hun saamgebondenheid in die gemeen
schap, waarvan Christus de Heer en de
Herder is.
EEN PRINCIPIEELE SCHETS.
Gemeenteopbouw in den concretcn zin
des woords kan nooit duurzaam en onver
woestbaar zijn, wanneer iaën niet begint
met ziende te worden voor de wortelen,
voor de fundamenteele beginselen; niet als
ornamenten .of vrome menschen, maar als
werkelijk stuwende krachten. Gehoorzame
liefde aan en een gedurig geopend oog voor
deze fundamenteele beginselen zijn de om
verwoestbare grondslagen voor waarachtig
gemeenteleven, ook wanneer er „toevallig"
niet wat men noemt bijzonder begaafde
menschen zijn in de gemeente. Dat deze
fundamenteele beginselen altijd geldig zijn,
moet ons niet voeren tot de conclusie, dat
wij er dus als vanzelfsprekend wel van uit
gaan. Deze conclusie is niets minder dan
de weg ten dood. De weg ten leven is alleen
dat wij dit „vanzelfsprekende", dit „ge-
gegevene" steeds opnieuw verwerven om
het te bezitten, steeds opnieuw beleven om
er ons zoeken en handelen door te laten
bezielen. Dient men dit, dan weten wij aan
den éénen kant dat God ons roept om onze
vermogens in te spannen tot het vinden
van regelen en werkmethoden. Aan den
anderen kant weten wij dan echter nog
grondiger dat gemeenteopbouw een geeste
lijk werk is, dat in de eerste en laatste
plaats afhankelijk is van de werking van
Gods Geest.
Het wil zeggen dat de predikanten, de lei
dende organen der gemeenten, de gemeen
teleden, in de eerste plaats geroepen wor
den of centraal te leven uit de overtuiging
van de actualiteit van het Evangelie, altijd,
en daarom nil. Die .actualiteit ligt in het
wezen van het Evangelie en wordt ons op
nieuw bewust (ziedaar de zegen van onzen
barren tijd) oog in oog met de actueele
nooden der huidige wereld.
Zal werkelijk overal met ernst naar ge
meente-opbouw gestreefd worden, dan
moet overal, tot Individuen, in kerkeraden,
in ringen, in classes, in gemeentevergade
ring, in predikantenvergaderingen, met
diepen ernst, met echte bezieling gespro
ken en getuigd worden van wat Kerk-zijn,
levende Kerk-zijn eigenlijk is. Want men
kan zich in Nederland niet ernstig genoeg
van de aangrijpende, maar nuchtere waar
heid doordringen, dat de overgroote meer
derheid der gemeenteleden, kerkeraden,
gemeenten en predikanten dit eenvoudig
niet weet.
Wij moeten dit elementaire feit in al zijn
zwaarte en beteekenis nemen, en op grond
daarvan handelen en spreken.
De tweede voorlichting, die in deze Clas
sicale vergaderingen werd gegeven, diende
zich aan als een commentaar op het door
de Commissie voor Kerk en Prediking op
verzoek der Synode aan de predikanten
aangeboden tekstenrooster voor de Zon-
dagsche prediking. Bij de toelichting van
een en ander werd allereerst opgemerkt,
dat hierin voor de Herv. Kerk iets onge
woons ligt.
Op vele plaatsen aldus gaat de toelich
ting dan verder waar mee dan een predi
kant op toerbeurt preekt, bestaat sinds
lange jaren een regeling betreffende de
Bijbelgedeelten, die worden behandeld:
deze regeling strekt zich soms uit van den
BOTER EN VETTEN.
Gedurende het tijdvak van Zaterdag 18
Januari tot en met Vrijdag 24 Januari a.s.
geeft de met .,26" genummerde bon van de
boterkaart en van de vetkaart recht op het
koopen van een half pond boter of een half
pond margarine. Deze bon geeft derhalve
geen recht op het koopen van vet.
De met „26" genummerde bonnen, die op
Vrijdag 26 Januari nog niet gebruikt zijn,
blijven voorts nog geldig tot en met Vrijdag
31 Januari a.s.
BROOD EN GEBAK.
Gedurende het tijdvak van Maandag 20
Januari tot en met Zondag 26 Januari'as.
geeft elke der met „24" genummerde bon
nen van de broodkaart recht op het koo
pen van ongeveer 100 gram roggebrood of
ander brood. Voorts geeft elke der met „24"
genummerde broodbonnen recht op het
koopen van een rantsoen gebak. Dit omvat
voor de hierna genoemde bakkerijproducten
telkens ten minste het daarachter ge
plaatste aantal grammen:
Beschuit 75 gram.
Biscuits en wafels 90 gram.
Speculaas 140 gram.
Andere koekjes 200 gram.
Koek 160 gram.
Cake 300 gram.
Gevuld klein korstgebak (b.v. amandel
broodjes) 400 gram.
Gevuld groot korstgebak (b.v. boter
letter) 500 gram.
Taart en gebakjes 600 gram.
Voor geheel of ten deele uit meel of bloem
gebakken producten, welke hierboven niet
genoemd zijn, geldt, dat een rantsoen een
hoeveelheid omvat, waarin 70 gram meel
of bloem is verwerkt.
De op 26 Januari nog niet gebruikte bon
nen blijven voorts nog geldig gedurende
de week van 27 Januari tot en met 2 Febr.
a.s., met dien verstande, dat zij gedurende
laatstgenoemde week niet mogen worden
gebruikt in hotels, restaurants e.d.'
EIEREN.
Gedurende het tijdvak van Maandag 20
Januari tot en met Zondag 26 Januari a.s.
geeft de met „46" genummerde bon van het
algemeen distributiebonboekje recht op het
koopen van een ei.
De bonnen, welke op 26 Januari nog niet
zijn gebruikt, blijven geldig tot en piet
Zondag 2 Februari as., met dien verstande,
dat ziJ gedurende de week van 27 Januari
tot en met 2 Februari niet gebruikt mogen
worden in hotels, restaurants e.d.
SUIKER.
Gedurende het tijdvak van Zaterdag 18
Januari tot en met Vrijdag 14 Februari a.s.
geeft de met „91" genummerde bon van het
algemeen distributiebonboekje recht op het
koopen van een kilogram suiker.
PETROLEUM.
Gedurende het tijdvak van Maandag 20
Januari tot en met Zondag 23 Februa a.s.
geeft het met „periode d" gemerkte zegel
van de serie, welke ls uitgereikt ten be
hoeve van hen, die voor verlichting in het
huishouden uitsluitend op het gebruik van
petroleum zijn aangewezen, recht op het
koopen van 2 liter petroleum.
eersten adventszondag tot Pinksteren, soms
betreft zij slechts de lijdensweken. Ieder
blijft daarbij vrij in zijn tekstkeuze, mits
hij geen teksten behandelt, die op het
rooster voor een lateren Zondag zijn aan
gegeven. Het is niet de bedoeling, dat daar
in eenige wijziging zou komen, evenmin als
in de teksten volgorde, die deze of gene
naar eigen keuze of in navolging van an-
derer aanwijzing, zou gebruiken.
91
Teekening van Aart van Ewijk.
Naar J. J. A Gouverneur
Reizen en avonturen van
Mijnheer Prikkebeen).
Maar hij vertrouwt zijn oogen niet,
Als hij zijn ouden vriend daar ziet.
Hij denkt: ,,'k droom, en. hoort zich
vragen:
„Waarom moet jij een tulband dragen?
Misschien zou zooiets m'ook wel staan,
Zeg op: waar heb je hem vandaan I"
DE BOUW VAN DE PREEK.
In de toelichting wordt voor wat de
bouw van de preek betreft, o.m. opge
merkt, dat het zaak is, dat de tekst de
preek beheerscht eft dat niet de tijds
omstandigheden de preek beheerschen.
Verder, dat de toepasselijkheid van de
preek gezocht wordt in het (als Gods
Woord gehoorde) tekstwoord en deze
toepasselijkheid niet bestaat in een
door de tijdsomstandigheden geïnspi
reerde vermaning.
Vervolgens moet ook de tekst in zijn ver
band met het geheel der christelijke bood
schap verkondigdworden.
DE TEKSTKEUZE.
Betreffende de tekstkeuze, waarbij wij
hen, aldus de toelichting, die eenige leiding
zoeken, pogen te helpen, zullen wij hebben
te bedenken, dat de Bijbelsche boodschap
(en dus ook de verkondigingstaak) één ge
heel is en de tekst daarvan een levend deel
moet zijn en blijven.
Verder hebben wij te bedenken, dat de
goede tekstkeuze de aandacht op Jezus
Christus richt, bekommering en bewogen
heid vanwege de omstandigheden zullen in
de prediking en gebed wèl tot uiting wor
den gebracht, maar zij kunnen slechts in
Hem tot rust komen, omdat Hij de plaats
is, waar men staande gehouden wordt;
volk en overheid hebben hun plaats in de
prediking, maar die plaats is voor Gods
aangezicht, reden waarom de kerk voor
volk en overheid bidt, opdat Gods Woord
zijn loop hebbe onder het volk.
DE WARE SPANNINGEN.
Ten slotte wijst de toelichting erop, dat
de ware verkondiging wel spanningen zal
wekken, maar dan de ware spanningen, die
overal daar ontstaan waar Jezus Christus
volstrekt als Heer beleden wordt; waar de
daad van Gods barmhartigheid in den
ernst van kruis en opstanding openbaar
wordt; waar de komst van Zijn Rijk, door
oordeel en genade naderende, verwacht
wordt; waar het Woord Gods tot bekeering
roept; waar menschen, in weerwil van hun
diepgaande, onderlinge verdeeldheid, in
één nieuw, alles-te-bovengaand verbond
betrokken worden en waar de ware ver
kondiging de zoekende gedachten over
Gods voorzienigheid en de geschiedenis van
den dag in de rechte banen leidt.
De verkondiging der kerk, aldus eindigt
de toelichting, wordt niet door de tijdsom
standigheden. maar door den Heer bepaald.
Wel roepen deze omstandigheden haar tot
bijzonderen ernst en trouw en daarom tot
een biddend voorbereiden van de prediking.
Nadrukkelijk werd nog verklaard, dat het
tekstrooster, dat op deze vergaderingen
voor het eerste halfjaar 1941 werd uitge
reikt, niet bedoelt de reeds bestaande aan
wijzingen voor de prediking te vervangen,
het wil slechts leiding geven bij de tekst
keuze aan hen, die dit behoeven en verlan
gen.
GEBED VOOR ALLEN NOOD DER
CHRISTENHEID.
Het derde en laatste punt, dat aanhan
gig werd gemaakt, betreft het gebed „voor
allen nood der Christenheid" om gebruikt
te worden op den rustdag. Dit gebed, dat
reeds uit de 16e eeuw stamt, en dat men
achter In het kerkboek aantreft, is bedeeld
om op den rustdag na de eerste predica
te te gebruiken Men heeft thans in het
formulier eenige ondergeschikte wijzigin
gen en bekortingen aangebracht, waardoor
het zich meer aanpast aan dezen tijd. Naai
den geest is het echter onveranderd ge
bleven.
EEN BRUTAAL INBREKER.
In den nacht van Woensdag op Donder
dag heeft een Inbreker zijn slag weten te
slaan in een woning aan de Albert Groot-
laan te Naarden.
Nadat de dief was binnengekomen via de
keukendeur, welke hij met een valschen
sleutel kon openen, nam hij uit een schrijf
bureau een bedrag van ruim f. 100.mede,
benevens gouden ringen, een gouden hals
ketting met diamantjes en een gouden
broche, welke op het bureau lagen. De man
bleek voorts honger en dorst gehad te heb
ben: na zijn financieele behoefte gestild te
hebben vulde hij zijn maag. Uit een kast
naih hij een groot stuk haas weg en uit een
andere kast een stuk koek. Nadat hij dit
had verorberd, dronk hij in de keuken een
melkkan leeg. Na zich het een en ander
goed te hebben laten smaken, verliet de dief
het huis.
REIZIGER UIT RIJDEND Ee TREIN
GEVALLEN.
Op het station te Arnhem is een Amster
dammer, die zich naar zijn woonplaats wil
de begeven, in een electrlschen trein ge
stapt. Dit gedeelte van den trein was ech
ter rangeerdeel en nauwelijks was de rei
ziger ingestapt of het treinstel zette zich
in beweging. De reiziger wilde haastig uit
stappen met het gevolg, dat hij viel en tus-
schen het perron en den rijdenden trein
bekneld geraakte. Hij werd op slag gedood.
BUITENLANDSCH GEMENGD.
BANKLOOPER TE HAVANNA
OVERVALLEN.
In een der voornaamste straten van Ha
vanna heeft een gewapende bende een
bankloaper en een persoon, die hem verge
zelde. aangevallen. Bij het handgemeen
werd de begeleider doodgeschoten. Talrijke
voorbijgangers werden gewond. De roovers
ontkwamen in een auto met 15.000 dollar.
Op hun vlucht vuurden zij naar alle kanten
in het wilde weg.
SCHEEPSBOTSING OP DE GARONNE.
Naar uit Vichy wordt gemeld, zijn op de
Garonne in den mist twee schepen in bot
sing gekomen. Ben sleepboot en de daar
door gesleepte veerboot zonken. De beman
ning van de sleepboot, uit drie koppen be
staande, verdronk, terwijl 30 arbeiders van
de veerboot uit het ijskoude water gered
konden worden.
MIJNBRAND.
In de steenkolenmijn Huda Jama bij
Cilli in Beneden-Stiermarken is brand uit
gebroken. Deze nam een grooten omvang
aan en kon tot dusver nog niet gebiuscht
worden. De brandende lagen moeten wor
den dichtgemetseld. Het betreft hier een
der weinige steenkolenmijnen van Zuid1-
Siavië.
OVERVAL OP PERSBUREAU
IN ECUAUDOR.
Gisternacht is het persagentschap Trans-
ocean te Quito (Ecuador) door een uit on
geveer acht met pistolen, bijlen en knup
pels bewapende Heden bestaande bende
overvallen. De in het gebouw slapende
marconist en de nachtwaker werden door
bedreiging met pistolen en door vuistslagen
in bedwang gehouden. Intusschen werden
de schrijfmachines met bijlslagen vernield
en de ontvangtoestellen, en telefoons, als
mede een schrijfmachine gestolen. De ban
dieten waren goed gekleed en vermomd.
Uit het voorkomen der indringers en uit
achtergelaten sporen meent men te kan
nen opmaken, dat de daders buitenlanders
waren.
De politieke achtergrond blijkt duidelijk.
De politie beschikt over bepaalde aanwij
zingen, die ijverig onderzocht worden.
3—2