8Isle iaarqang Tweede Blad Japanse he militaire missie in Berlijn - Bouxjü Van reddingbooten IJWfH FEUILLETON Het Noodlot van de Ransome Rovers 4 OP DE SCHEEPSWERF NIC. WITSEN VIS TE ALKMAAR worden in opdracht van de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij twee stalen motor-reddingbooten gebouwd. De machinekamer van een der booten in aanbouw. (Polygoon) EEN JAPANSCHE MILITAIRE MISSIE onder leiding van luitenant- generaal Yamasita, legde op 14 dezer een krans bij het gedenkteeken Unter den Linden te Berlijn. Het inspecteeren van de eerewacht voor het gedenk teeken. Naast den Japanschen generaal de nieuwe stadscommandant van Berlijn, luitenant-generaal von Hase. (Hoffmann) HET NIEUWE RADIOZEGEL, TUSSCHEN WIJDENES EN SCHELLINKHOUT BIJ DEN HOEK „DE NEK" IS ER REEDS WERKING VAN l7stingTpedefiemeakMijkedii HET .IJS. EEN AARDIGE FOTO VAN HET KRUIENDE IJS. (Folvsoon). kan voldoen. (Polygoon) - IN HET BURGER-OPLEIDINGSKAMP VAN DEN ARBEIDSDIENST in Nunspeet hebben de leden elkaar in verschillende wedstrijden bekampt. Speciaal het nummer touwtrekken had de belangstelling. De winnende ploeg, met als eersten trekker den oud-vijfkamper rar. C. de Jong, in actie. (Polygoon) EEN BEELD UIT DEN ITALIAANSCHGRIEKSCHEN OORLOG. MET WELKE GROOTE MOEILIJKHEDEN DE ITALIAANSCHE SOLDATEN TE KAMPEN HEBBEN, BLIJKT UIT DEZE FOTO, WAAROP MEN ZIET, HOE MET MAN EN MACHT EEN STUK GESCHUT DOOR DE SNEEUW WORDT VERVOERD. (Stapf) Een roman uit de voetbalwereld, door J. WILMAN. (19 „Je antwoord slaat als een tang op een varken, Brooks. Ik weet, dat ik het bij het rechte eind heb. Wil je het uit eigen bewe ging niet zeggen, goed. Dan vind ik wel een weg om het uit te visschen met of zon der je permissie. Ik ga er direct mee be ginnen." Maar toen Cyril den uitgang van de Eastern Meadows had bereikt, was in zijn gedachten geen plaats meer voor trainer Brooks of voor Norton, den manager. Zelfs niet voor Tom Fedler. Nora wachtte hem op. IX. Toch zou hij dien avond aan hen worden herinnerd, en wel op dramatische wijze, Curtis begaf zich bijtijds naar de kamer, welke hij nog steeds met den trainer deel de. In zijn hoofd was het allesbehalve pluis; hij had een stevigen tuk noodig, wilde hij den volgenden ochtend kiplekker zijn. Brooks lag gekleed op bed, onmuzikaal snorkend. De atmosfeer in het vertrek was benauwd; het stonk er naar alcohol en ta baksrook. Zoolang Cyril den trainer kende, had hij het niet één keer meegemaakt, dat deze zich aan sterkedrank te buiten was gegaan. Hij vroeg zich af, waarom Brooks thans zoo'n onfatsoenlijken voorraad whis ky had ingenomen; de flesch op een stoel bij het bed bevatte niet meer dan een staartje. Curtis verwierp het denkbeeld, dat de trainer zich een roes had gedronken uit vreugde over het behoud van het eerste- klasseschap. Met deze overweging kwamen zijn gedachten vanzelf bij het gebeurde in de kleedkamer. Ongetwijfeld moest daar het verband worden gezocht. Brooks had zich uit baloorigheid vol alcohol laten loo- pen of om een stem in zijn binnenste, die hij liever niet hoorde, het zwijgen op te .leggen. Curtis gooide beide ramen wijd open. De koude, vochtige avondlucht streek over het bed en weldra bewoog de slaper zich. „Wakker, Brooks?" Het duurde even vóór de trainer teekenen van leven gaf. Niet zonder inspanning werkte hij zich in zittende houding en het eerste wat hij deed was het restant van de whisky naar binnen klokken. Toen vroeg hij met dikke tong; „Hoe laat?" „Kwart voor tien". „Je bent er vroeg bij om in je mandje te kruipen." „Moet jij vooral zeggen! Je hebt al een flinken tuk achter den rug! Ik miste je aan tafel. Toch stond er geen spinazie op het menu." „Kan wel. Ik had niet den minsten trek". Cyril liep een poosje heen en weer, de handen op den rug. Tot hij met een ruk bij het bed halt hield. „Waarom heb jij je bedronken, Brooks?" „Begint het alweer? Ik sta niet onder curateele, gehoord?-Praat over andere din gen of ga slapen!" „Neen. Ik wil er haring of kuit van heb ben. Ik kom zoojuist uit de conversatiezaal. In een hoek zaten Norton en Fedler te pra ten. Het was geen vriendschappelijk ge sprek, dat kan ik je verzekeren. Norton's gezicht stopd donker en werd steeds don kerder. Ze oegonnen te fluisteren toen ze mij in de gaten kregen, maar net even te laat. Ik had tenminste jouw naam hooren noemen. Fedler sloeg met de vuist op tafel en zei: „Hij zkll' Speel niet langer verstop pertje, Brooks! Wat bedoelde Fedler?" De trainer maakte een gebaar van ver veling. „Hoe kan ik weten wat twee lui over met kletsen als ik op één oor lig? Bo vendien, Curtis, interesseert het me geen spaan." Opnieuw ijsbeerde Cyril eenigen tijd door het vertrek. Bij de deur bleef hij staan. „Ik moet er achter komen," zei hij vast besloten. „Ga mee!" „Je kunt naar de hel loopen!" Met een sprong was Brooks van het bed. „Wanneer jij morgen in ongeschonden toestand je meisje onder de oogen wilt komen, bemoei je er dan niet mee!" Hij bond in en ver volgde kalmer. „Er valt niets uit te vis schen, Curtis. Ten minste nu niet meer. Geloof mee je haalt alleen maar oude koeien uit de sloot, en waar is dat voor noodig?" Doch Cyril ging. De conversatiezaal was leeg, toen hij er kwam. In de ontspannings zaal er naast zat een viertal spelers; zij hielden zich onledig met kaarten. Ook hier geen Norton of Fedler. De kamer van den manager lag op de eerste verdieping. Er scheen geen licht onder den drempel door, evenmin vernam hij stemmen. Het verwon derde Curtis dan ook niet, dat zijn kloppen onbeantwoord bleef. Even stond hij in be raad en liep daarna naar de derde etage, waar hij wist, dat de aanvoerder zijn ap partement had. Nog vóór hij het was ge naderd, hoorde hij opgewonden, ruzieachtig praten. Het bevreemdde hem, dat de stem men zoo duidelijk verstaanbaar waren. Om hoog kijkend, vond hij de verklaring: het tuimelraam boven de deur was niet geslo ten. Onder andere omstandigheden zou Cy ril i_r niet aan hebben gedacht, voor luister vink te spelen; nu maakte hij geen enkel bezwaar. Tom Fedler was aan het woord. „Ik blijf er bij je moet ontslag nemen, morgen aan den dag. Verzin iets, waarom je op stel en sprong weg wilt. Bijvoorbeeld dat de baan te veel vergt en je gezondheid aï een poos te wenschen over laat. Je ziet er ook werkelijk belabberd uit. Heel onver wachts komt je besluit trouwens niet; de vorige week deelde ik advocaat Russell ter loops mee, dat je er ernstig over dacht, van werkkring te veranderen. Ik liet niet' ondui delijk doorschemeren, dat het baantje van( manager mij best aan stond." „O ja!" antwoordde Norton bitter. „Ik vermoedde allang, dat je daar op uit bent. Toch gaat je vlieger niet op, Tom." „Anders een prachtige gelegenheid om de eer aan jezelf te houden. Of wil je me nood zaken, de directie in kennis te stellen van Iets, dat je niet alleen je baan kost, maar waarvoor je ook nog de gevangenis in draait?" „Bedoel je, dat ik een jaar geleden drie honderd pond aan de kas onttrok? Wie weet er van?" Fedler zei poeslief: „Ik, vriend." „Omdat er vijftig voor jou bij waren." „Een halve waarheid, Norton. Een halve waarheid is soms leelijker dan een heele leugen. Zooals in dit geval. Zeker, ik leen de vijftig pond van je toen ik met poker ongeloofelijk pech had gehad. Het zou niet in me zijn opgekomen; ze aan te nemen, als ik van de herkomst op de hoogte was ge weest. 24 uur later had je het geld terug. Jij kunt daarentegen niet zeggen, dat dendrie honderd pond weer op de plaats zijn waar ze hooren. „Op negentig na. Elke maand stort ik zoowat mijn heele salaris in de kas. Ik leef als een armoedzaaier. Geen borrel, geen glas bier, zelfs geen sigaar. Niemand hoeft te weten wat gebeurd is. Ik heb de gelofte afgelegd: ééns. nooit weer. Er kraait geen haan naar. Tenzij jij voor aanbrenger speelt." (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1941 | | pagina 5