Duitschland's recht om te leven OPENINGSCONCERT Strijd tusschen twee werelden WOENSDAG 11 DECEMBER 1940 No. 24760 Verduïsteren op ZONDAG 15 DECEMBER 1940. 's avonds 8 Uur, in de STADSGEHOORZAAL te Leiden Het Nederlandsch Sy m p h o nie-Orkest ballet „Xanda Stradowska" EERSTE BLAD Feiten van den dag 81ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN PRIJS DER ADVERTENTIES 30 ets. per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertenties belangrijk lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling 's Woensdags en 's Zaterdags 50 ets. bU maximum aantal woorden van 30 stuks. - Incasso volgens postrecht. - Voor opzending van brieven moet 10 ets. porto betaald worden. - Verplicht bewijsnummer 5 ets. Bureau Witte Singel no. 1, hoek Noordeindsplein Telef. nrs. Directie en Administratie 25041 (2 lijnen) Redactie 21507 Postcheque- en Girodienst no. 57055 - Postbus no. 54 PRIJS DEZER COURANT Voor Lelden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn: per 3 maanden 2.35 per weekƒ0.18 Franco per post ƒ2.35 per 3 maanden portokosten (voor binnenland ƒ0.80 per 3 mnd.) Hieronder geven wij een uitgebreider ver slag van de rede, die de Führer gisteren te Berlijn voor arbeiders der wapen indu- trie heeft gehóuden. Hij zeide o.m.: Duitsche volksgenooten, Duitsche arbeiders. Ik spreek thans zeer zelden, in de eerste plaats omdat ik weinig tijd heb om te spre ken en in de tweede plaats omdat ik thans meen, dat het juister is te handelen dan te spreken. Wij bevinden ons midden in een conflict, waarbij meer op het spel staat dan de overwinning van het eene of het andere land. Het is werkelijk de strijd van twee •werelden tegen elkaar. Ik wil probeeren om u. heel in het kort, voor zoover de tijd het toelaat, een inzicht te .geven in de diepere beweegreden van dit conflict. Ik wil daarbij mijn beschouwingen be- peiken tot West-Europa. De volkeren, waar het 'hier in de eerste plaats om gaat, Duit- schers, Engelschen, Italianen en Franschen, vormen dte kernen der landen, die tegen elkander in den oorlog stonden. Wanneer ik nu de grondslagen van het leven dezer menschen met elkaar vergelijk, treedt het volgende feit aan het licht: 46 millioen Engelschen bebeerschen en regeeren een gezamenlijk complex van 40 millioen vierkante kilometer van deze wereld. 37 millioen Franschen beheerschen en regeeren een complex van 10 millioen vierkante kilometer. 45 millioen Italianen bezitten aan nuttig gebied een oppervlakte grond van nauwelijks een half millioen vierkante kilometer. 85 millaoen Duitse hers hebben als levensbasis nauwelijks 600.000 vierkante kilometer en dan nog dank zij ons ingrijpen. Dit betcekent, dat aan 85 millioen Duitschers. 600.000 vierkante kilometer ter beschikking staan, waarop zij moe ten leven en aan 46 millioen Engelschen 40 millioen vierkante kilometer. Deze aarde is eehter niet door de voorzienig heid of door den lieven God zoo ver deeld. Deze verdeeling hebben de men schen zelf zoo ingericht en dit is eigen lijk geschied in de laatste 300 jaar, dus in den tijd, waarin ons Duitsche volk inwendig machteloos en verdeeld was. Na afloop van den dertigjarigen oorlog werd Duitschland krachtens het verdrag van Muenster in honderden kleine staatjes gesplitst en heeft ons volk zijn geheele kracht uitsluitend in het binnenland ver bruikt, en in dien tijd is de rest van de wereld verdeeld. Niet door verdragen of overeenkomsten maar uitsluitend door ge weld heeft Engeland toen zijn reusachtig imperium bijeengeharkt. Het tweede volk, dat bij deze verdeeling tekort geschoten is, het Italiaansohe, heeft hetzelfde lot onder gaan als wij. Ook het Italiaansche volk heeft zijn 'geheele kracht verbruikt in den onderlingen strijd, en heeft zijn natuurlijke positie in de Middell.. Zee niet alleen niet weten te verkrijgen, doch zelfs niet weten te behouden. Zoo zijn deze belde krachtige volken in een wanverhouding .geraakt. Nu zou men hier tegen in kunnen brengen: is dat wel van beslissende beteekenis? De mensch leeft niet van theorieën en van phrasen, niet van verklaringen en ook niet van wereldbeschouwingen. Hij leeft van datgene, wat hij uiit zijn grond door zijn arbeid, aan levensmiddelen en ook aan grondstoffen kan winnen. Dat kan hij verwerken, dat kan hij eten. Wanneer zijn eigen levensbasis hem te wei nig biedt, dan wordt zijn leven een armelijk bestaan. De eerste voorwaarde voor de be staande spanningen is dus in het feit ge legen, dat deze wereld onrechtvaardig ver deeld is. Het moet een natuurlijke ontwik keling genoemd worden, dat in het groote leven der volken de dingen zich precies zoo ontwikkelen, als in die volken zelf. Evenals in de volken zelf de te groote spanningen tusschen rijk en arm moe ten worden gebalanceerd, zoo kan ook in het leven der volken niet de een alles opeischen en voor den ander niets overlaten. Ofwel de een toont zich verstandig en stemt in met een regeling volgens de begin selen der rechtvaardigheid, ofwel degene die onderdrukt en door het ongeluk achter haald wordt, neemt op een goeden dag wat hem toekomt. Zoo is het in de volken zelf en zoo is het ook naar buiten. Inwendig was de groote taak, die ik mij stelde deze, die vraagstukken door een beroep op het verstand op te lossen, door het beroep op het inzicht van allen om de kloof tusschen den te grooten rijkdom aan den eenen kant en de te groote armoede aan den anderen kant te overbruggen, inziende, dat dergelijke ontwikkelingen niet geschieden van vandaag op morgen, en dat het altijd nog beter is om door het verstand ge leidelijk de al te zeer gescheiden klas een nader tot elkaar te brengen dan om een dergelijke oplossing met geweld te bewerkstelli gen Het recht om te leven is algemeen en geldt voor iedereen. Het kan ook niet zoo zijn, dat een volk zegt: Wij wiHen jullie zoo graag laten medeleven. Het kenmerk van elke werkelijk socialistische ordening is, er voor te zorgen, dat er geen aalmoezen ge geven worden, maar dat er rechten geves tigd worden. Het gaat er niet om, dat de volken, die bij de verdeeling der wereld te kort geschoten zijn, bij de gratie Gods aalmoezen krijgen, maar het gaat er om. dat evenals in het normale maatschappe lijke' leven de menschen hun rechten ver krijgen. Het recht om te leven is een recht matige eisch, die principieel van aard ls. Het recht om te leven is tevens een recht matige eisch op den grond, die alleen het leven geeft. Voor dezen rechbmatigen eisch hebben de volken, wanneer onverstand hun betrekkingen dreigde te verstoren, gestre den, inziende, dat zelfs bloedige offers dan nog beter zijn dan een geleidelijk uitsterven van een volk. DE NATIONALE EENWORDING. De nationale éénwording was daarom voor ons een der voorwaarden om de geheele Duitsche kracht eerst eens opnieuw te orde nen en aan het Duitsche volk te toonen hoe groot zijn kracht eigenlijk was, opdat het zich van zijn kracht weer bewust zou wor den, ten einde daarna zijn levenseischen te kunnen stellen en doorzetten. Deze natio nale éénwording meende ik tot stand te kunnen brengen door een beroep op het verstand. Bijna van twee kanten heeft men mij toen vijftien jaar verschillende dingen voor de voeten geworpen. Ik weet, dat hetgeen in drie, vier of vijf eeuwen gemaakt is, niet in twee, drie of vijf jaren uit den weg geruimd kan worden. Het beslissende is, dat iemand den weg in slaat om dit uit den weg te ruimen. Des tijds heb ik ingezien, dat het volgende als het belangrijkste geldt: Wij moeten deze Duitsche volksgemeenschap tot stand bren gen, willen wij nog iets van ons volk kun nen verwachten. Dat dit juist gezien was, is gebleken uit het feit, dat al onze vijan den zich daartegen gekeerd hebben. De nationale eenwording van ons volk was de eerste eisch. Geleidelijk aan is zij werkelijk geworden. DE STRIJD TEGEN VERSAILLES. Het tweede programmapunt luidt: Weg neming van den buitenlandschen politieken druk, die ontstaan is door Versailles, die tevens ook de nationale eenwording van ons volk verhindert en verbiedt, dat groote deelen van ons volk zich aaneensluiten, en die tevens ons wereldbezit en onze Duitsche koloniën van ons heeft afgenomen. De strijd ging dus tegen Versailles. Mijn eerste redevoering was reeds een rede tegen de ineenstorting, tegen het verdrag van Ver sailles en voor het herstel van een krachtig Duitsch rijk. Daarmede ben ik begonnen. Wat ik sindsdien tot stand bracht, is dus geen nieuwe doelstelling, maar de oudste die er is. Dat is nu de eerste oorzaak van het conflict, waarin wij ons thans bevinden. De andere wereld v/ilde onze inwendige eenwording niet, orpdat zij wist, dat dan de levenseisch van deze volksmassa's werke lijkheid kan worden. Zij wilden deze wet van Versailles handhaven, waarin zij een tweeden Westfaalschen vrede zagen. Daar komt nog een andere reden bij. Ik heb ge zegd, dat de wereld verschillend verdeeld werd. Amerikaansche waarnemers en En gelschen hebben daarvoor de wonderlijke uitdrukking gevonden: Er zijn twee soorten volken, n.l. bezittende en niets-bezittende. Wij, Engelschen, wij Amerikanen, wij Fran schen zijn de bezittenden. Het andere be hoort tot de niets-bezittenden. Wie niets heeft, krijgt ook niets. Ik heb mijn leven lang de „Habenichts" geweest. Ik reken mij tot u en heb voor u gestreden. Voor u ben ik opgekomen en tegenover de wereld treed ik ook weer op als een vertegenwoordiger van de „Habenichtse". Ik zal de aanspraken der anderen op datgene, wat zij door ge weld bij elkaar geroofd hebben, nooit er kennen. In geen geval kan ik deze aan spraak laten gelden voor hetgeen -men ons heeft afgenomen. Vervolgens wees Hitier op de z.g. demo cratie in de rijke landen, waar echter het kapitaal regeert, een schare van eenige honderden menschèn, waar het ergste klas se-onderscheid is dat men zich kan voor stellen: ondenkbare armoede aan de eene zijde en aan den anderen kant even on denkbare rijkdom. KAPITALISTISCHE DEMOCRATIE. In deze wereld der kapitalistische demo cratie luidt het belangrijkste economische principe: Het volk is er voor het bedrijfs leven en het bedrijfsleven is er voor het kapitaal. Wij hebben dit beginsel omge keerd: Het kapitaal is er voor het bedrijfs leven en het bedrijfsleven is er voor het volk. Al het andere is slechts een middel tot het doel. Wanneer een huishouding er niet in slaagt, een volk te voeden, te klee- den enz., dan is zij slecht, volkomen onver schillig of een paar honderd menschen zeggen: „Voor mij is zij uitstekend, mijn dividenden staan er schitterend voor." Het zijn dus twee werelden, die tegenover elkander staan. De anderen hebben gelijk, wanneer zij zeggen: met deze wereld kun nen wij ons nooit verzoenen. Zij strijden b.v. voor de instandhouding van den gou den standaard der valuta. Dat begrijp ik. Zij hebben het goud. Ons goud heeft men ons ontroofd en uit ons geperst. Toen ik aan de macht kwam, was het voor mij geen kwaadheid, dat ik mij verwijderde van den gouden standaard. Er was n.l. geen goud meer aanwezig. Het was voor mij ook niet moeilijk, deze verwijde ring ten uitvoer te leggen. Wanneer iemand niets heeft, kan hij er zich gemakkelijk van los maken. Ik was er ook niet onge lukkig over. Wij hebben een geheel ande ren economischen opbouw. Voor ons is het goud zelfs heelemaal geen waardefactor, maar slechts een factor tot onderdrukking en overheersching van het volk. Ik heb, toen ik aan de macht kwam, maar een enkele hoop gehad en daarop bouwde ik: dat was de flinkheid, de be* kwaamheid van het Duitsche volk en van den Duitschen arbeider, de intelligentie van georganiseerd voor de leden en huisgenooten van vakvereenigingen, aangesloten bij den Deidschen Bestuurdersbond, O. 1. v. Mr. HARM SMEDES behoort tot een der beste orkesten van ons land Medewerking wordt verleend door het Toegangsprijs f. 0.35, garderobe en pro gramma inbegrepen. Kaartverkoop: C. Snel,«Heerengracht 34 Votksgebouw en bij de secretariaten van de aangesloten organisaties. 4503 (Ingez. Med.) onze uitvinders, onze ingenieurs, onze tech nici en chemici enz. Op de kracht, die ln. onze economie leeft, heb ik gebouwd. DE DUITSCHE ARBEIDSKRACHT. De Duitsche arbeidskracht is ons goud en dat is ons kapitaal, en met dit goud versla ik iedere andere macht ter we reld. Ik heb mij in economie slechts opgebouwd volgens het begrip: arbeid. Wij hebben onze problemen opgelost. Onze mark, waarvoor eerst heelemaal geen goud aanwezig was, ls stabiel gebleven. Waarom? Omdat gij volks genooten, en uw arbeid er achter staan. Wanneer ik in het openbaar acht of negen jaar geleden zou hebben verklaard, dat over zes tot zeven jaar het probleem niet meer zal zijn, hoe wij de werkloozen aan werk helpen, maar dat dan het probleem zou luiden: waar halen wij de arbeids krachten vandaan, dan zou men verklaard hebben:'Dat ls een waanzinnige. Maar dat ls thans werkelijkheid geworden. Thans ls er slechts één kwestie bij ons: Waar is ar beidskracht? Dat ls de zegen van den ar beid. Alleen arbeid schept nieuwen arbeid, niet geld schept arbeid. Wanneer wij de arbeidskrachtvan ons volk tot het uiterste mobiliseeren, zullen ook de enkelingen steeds meer levensgoe deren krijgen. Wij hebben de zéven mil lioen werkloozen ingeschakeld in de econo mische productie. Nog zes millioen men schen, die een halven tijd werkten, hebben wij tot volledige arbeiders gemaakt. En dat alles wordt betaald met de rijksmark, die zoo lang de vrede duurde en eerst recht in den oorlog zijn waarde behield. Wij hebben thans een staat, die econo misch en politiek anders is georganiseerd dan de westelijke democratieën. In dezen staat bepaalt zonder twijfel het volk het bestaan. Het volk bepaalt in dezen staat, wie de leiders zijn, het bepaalt de richt lijnen van zijn leiding, want het ls inder daad mogelijk geworden, in dezen staat de grootste massa in den breedsten omvang in de partij ln te schakelen, die van onderen begint en millloenen menschen omvat, die millioenen functlonnarlssen heeft, louter menschen uit het volk. En dat wordt naar boven toe opgebouwd. Het is voor de eer ste maal in onze eigen Duitsche geschiede nis een staat, die principieel alle maat schappelijke vooroordeelen ln het bezetten van posten opgeheven heeft. En niet alleen maar in het burgerlijke leven. Ik ben zelf daarvoor het beste document. Ik ben niet eens jurist en ik ben desondanks uw leider. Niet alleen In het algemeene leven hebben wij het klaar gespeeld, dat in alle posities van onderen af thans menschen uit het volk komen, rijksstadhouders die vroeger landarbeiders of slotenmakers zijn geweest. Wij hebben zelfs deze doorbraak voltrok ken in den stand, waar dit het moeilijkste was, bij de weermacht. Duizenden officie ren worden bevorderd en zijn voortgeko men uit de gelederen der soldaten. Wij hebben thans generaals, die 23 Jaar gele den nog gewone soldaten waren. Wij bouwen vooral op voor de toekomst. Wij hebben ontelbare scholen, nationaal- socialistische opleidingsinstellingen en Adolf Hitlerscholen. In deze scholen vin den wij de talentvolle kinderen van onze groote massa, wier ouders het nooit kon den betalen, dat hun kinderen een hoogere studie volgden. Die worden hier verder op geleid en later ln den staat geplaatst en zij zullen eens de hoogste posities beklee- den. Wij hebben groote mogelijkheden gescha pen door dezen staat geheel van onder af op te bouwen. Dat is nu eenmaal ons doel en dat is ook onze heele levensvreugde. Voor onze oogen zweeft een staat in de toekomst, waarin iedere positie door den bekwaam- sten zoon van ons volk zal zijn bekleed, vol komen onverschillig, waar hij vandaan komt. Daar staat nu eeiv andere structuur te genover, een andere wereld waarin het laatste ideaal toch steeds weer de strijd om het vermogen, om het kapitaal, om het egoïsme van den enkeling is. EEN STRIJD OP LEVEN EN DOOD. Wij weten zeer nauwkeurig, dat, wan neer wij in dezen strijd het onderspit delven, dit het einde beteekent. En dan niet het einde van onzen socialistischen opbouw-arbeid, maar het einde van het Duitsche volk. De andere wereld zegt: Wanneer wij ver liezen, stort ons wereldkapitallstisch ge bouw ineen. Dan hebben wij het goud voor niets gekocht. Al onze aanspraken op de wereldheerschappij moeten vervallen, wan neer deze volkeren de gelddynastieën op heffen. Zij zullen dan komen met sociale eischen. Er zal een ineenstorting volgen. En daarom begrijp ik ook, dat zij verklaren: Dat willen wij onder alle omstandigheden verhinderen. Het zijn twee werelden. Ik ge loof, dat een der beide werelden breken moet. Wanneer wij zouden breken, zou met ons het Duitsche volk ineen storten. Wan neer de andere wereld breekt ben ik er van overtuigd, dat de wereld dan pas vrij wordt. Want onze strijd is niet gericht tegen den Engelsohman als man, of tegen den Franschman. Tegen hen hebben wij niets. Wij hebben niets geëlscht, niets verlangd. Toen zij in den oorlog traden, konden zij niet zeggen: wij beginnen, omdat de Duit schers dat geëischt hebben. Integen deel zij hebben gezegd: Wij beginnen, omdat wij vreezen, dat dit systeem ook ons volk aantast. Daarom voeren zij dezen oor log. Zij wilden ons volk daarmeë terugslaan naar den tijd van Versailles en naar de na- melooze ellende. Ook de geheele Joodsche ondersteuning zal hen daarbij niets helpen. Ik heb dat vooruit gezien. Ik heb van de overige wereld niets verlangd dan het recht, dat de Dnit- schers zich aaneen zouden slatten en ten tweede dat men hun zou terugge ven, wat men hun heeft ontnomen. Hitier wees er vervolgens op, dat hij zijn tegenstanders vele malen tevergeefs de hand had gereikt. Nu ls de strijd gekomen. Ik heb ook hier hier alles gedaan wat een mensch maar kon doen, bijna tot zelfvernedering toe, om hem te vermijden. Ik heb den Engelschen aanbod na aanbod gedaan, ik heb met hun diplomaten hier besprekingen gevoerd en ze bezworen, toch verstandig te zijn. Maar zij wilden den oorlog en dat hebben ze ook heelemaal niet vebheeld. Sedert zeven jaren verklaarde Chur chill: „Ik wil den o'orlog". Hij heeft hem nu. Ik heb het betreurd, dat volkeren tegen elkander moeten strijden, die ik gaarne tot elkander wilde brengen, die in mijn oogen met elkander sleohts goeds tot stand had den kunnen brengen. Maar wanneer deze heeren het doel hadden, den natlonaal-so- cialistischen staat uit den weg te ruimen, het Duitsche volk te ontbinden en weer ln zijn bestanddeelen uiteen te trekken, en- zoovoorts, zooals hun oorlogsdoelstelllngen immers luiden, en in hun hart ook thans nog luiden, dan zullen zij ditmaal een ver rassing beleven en ik geloof, dat deze ver rassing reeds begonnen is. Achttien dagen en de staat, die ons vóór Berlijn in de pan wilde hakken, was uit den weg geruimd. En toen kwam de Brlt- sche overval ten aanzien van Noorwegen. Wel heb ik moeten hooren, dat ik de bus gemist had! Maar wij zijn nog juist op tijd gekomen om vóór de Engelschen ln te stap pen. Wij hebben toen in enkele dagen deze Noorsohe positie voor ons veilig gesteld, tot aan Kirkeness toe. En Ik behoef u niet te verklaren: waar de Duitsche soldaat staat, daar komt geen andere. En toen wilden zij nog sneller zijn in het Westen, in Nederland en België. Dat leidde tot de ontketening van dat offensief, dat velen, juist onder onze oudere mannen, met gespannen bezorgdheid tegemoet zagen. Maar in zes weken zijn zij verslagen en de Kanaalkust werd bezet. Geen macht ter wereld zal ons tegen onzen wil uit dit ge bied kunnen verwijderen. En nu, mijn volksgenooten, de offers. Zij zijn voor den enkeling zeer zwaar. Wanneer wij dit echter optellen en vergelijken met de offers van den wereldoorlog, wat zijn zij dan onvergelijkelijk klein. Wij hebben in de verste verte nog niet zooveel dooden, als Duitschland had in 1870/1871 ln den strijd tegen Frankrijk. Door deze offers hebben wij den ring om Duitschland doen springen. Het aantal gewonden ls eveneens slechts een gedeelte van wat wij zelf eens hadden verwacht. DE DUITSCHE WAPENEN EN MUNITIE. Dat hebben wij natuurlijk te danken aan onze prachtige weermacht, aan onze sol- van hedenavond 17.27 uur tot morgenochtend 9.40 uur De maan komt heden op te 15.56 uur en gaat onder te 5.48 uur d.a.v. Dit Nummei bevat TWEE Bladen Binnenland Een Nederlandsche duikboot vergaan. (Bin nenland, 2e Blad). Drie fabrieksdirecteuren gearresteerd we gens leverantie van minderwaardige cacao. (Gemengd, 2e Blad). Plan tot oprichting van een persgasstation hier ter stede heeft weinig kans van slagen (Stadsnieuws, 2de Blad). Buitenland De rede van den Fuehrer. (Ie Blad). MEN ZIE VOOR ONS KORT VERHAAL PAG. 2 VAN HET TWEEDE BLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 1