Het controleeren van munitie - Mussolini bezichtigt een mijn LEiDSCH DAGBSAD Tweede Blad Huwelijk met modern comfort 8lsfe iaaraang FEUILLETON DE RESTEN VAN EEN BOVEN BERLIJN IN DEN NACHT VAN 21 OCTOBER NEERGESCHOTEN ENGELSCH VLIEGTUIG. (Polygoon) DE DUCE BEZICHTIGT EEN ERTSMIJN IN NOORD-ITALIË. Tijdens zijn reis door Noord-Italië, ter ge- IN DE VAARTEN VAN DE BEEMSTER HEEFT MEN VEEL LAST VAN HET KROOS. Vooral de gemalen, legenheid waarvan hij verschillende gemotoriseerde divisies inspecteerde, bezocht Mussolini ook een ertsmijn. welke het water op peil moeten houden, ondervinden veel ongemak, daar de roosters verstoppen, zoodat er De Duce diep in de schacht in gesprek met een mijnwerker. (Scherl) Wel den geheelen dag iemand bij kan staan om ze schoon te houden. (Polygoon)] GENEMUIDEN IS EEN CENTRUM VAN DE MATTEN INDUSTRIE. Zoo goed als de geheele bevolking van het plaatsje is erbij betrokken. Een werkman bezig met het vervaardigen van de bekende biezenmatten. (Polygoon)] EEN FOTO UIT EEN DUITSCHE WAPENSMIDSE. VOOR DE VERZENDING OP HET OLIFANTEN-TERRAS in de nieuwe Dier- NAAR HET FRONT WORDT IEDERE GRANAAT ZORGVULDIG GECONTRO- gaarde Blij-Dorp bij Rotterdam staan twee fraaie LEERD. „BLINDGANGER" KENT DE DUITSCHE ARTILLERIE NIET. schuurpalen, versierd met een Medusa-kop. Op den (Polygoon) achtergrond de uitkijktoren. (Polygoon) door Mr. CORRY STOLZ—VAN DEN KIEBOOM. 16) Vinden jullie het goed, dat we een heerendubbel spelen? komt Tom vragen. We zijn juist met vier mannen. Ga je gang, zegt Carla. Wij moeten toch nog overleggen over het tuinfeest. O ja, het tuinfeest! De meisjes schuiven dichterbij. Ik heb drie tentjes te verdeelen ge kregen, zegt Carla. Wie wil er meedoen? Ik heb mevrouw Visser beloofd, mee te helpen theeschenken, zegt Ans van Hoek. En ik ga de Pinksterdagen naar huis, kondigt Nick aan. Jammer, zeg, vindt Carla. Jij had anders het beste de champagnebar kunnen nemen. O ja? Waarom? vraagt Nick, dadelijk agressief. p Omdat je daar niets voor behoeft te ma ken, handwerkjes of zoo, zegt Carla kalm. Wij hebben ons den heelen winter al blauw gewerkt aan lampekappen en kussens en al dat moois. Maar daar heb jij immers geen tyd voor. Nee, dat is zoo, zegt Nick zachtzinnig. *- Daar kan ik trouwens ook niets van. Terwijl Nick even later in de kleedkamer haar zakdoek zoekt, hoort ze de bewonde rende stem van Ans: Keiïg, zeg Carla! Ja, vond je niet? Ze dacht zeker, dat ik zou zeggen: omdat jij zooveel heeren kent. Ze zat al klaar om me aan te vliegen. Maar ik hapte lekker nietNick op den drem pel van de kleedkamer, scheurt haar zak doekje aan reepjes. Ze heeft het gevoel, als of ze stikken zal van woede. De wichten. De mispunten. Ze ziet haar gichelen, de hoof den bij elkaar Het lukt niet, weet ze. Het lukt nooit. Met de jongens zou het best gaan mannen zijn tenslotte overal hetzelfde. Als je een beetje geestig, maar niet spinnig, een beetje lief, maar niet weeïg, een beetje op een afstand, maar niet stijf, een beetje vlot, maar niet gekkig bent en als je dan nog goed kunt luisteren en belangstellend doen bij alles, wat je verteld wordt, dat is meest al al voldoende om met een man prettig te kunnen opschieten. Voor echte vriendschap natuurlijk niet. Echte vriendenHan en de anderen in UtrechtWat hebben ze elkaar dikwijls uitgekafferd; iedereen durtde den ander alles in zijn gezicht te zeggen, maar slikten het altijd van el kaar. Ellendig, dat ze allemaal zoo ver weg zijn, ellendig, dat ze hier zoo alleen is, zoo absoluut alleen Ze blijft in de deuropening van de kleed kamer staan leunen, kijkt over de hoofden van de meisjes heen naar het spel op de baan. Alleen, soest ze. Zou dat nu zoo blij ven? Dat houdt ze niet uit. O, als ze Han zijn zin maar gat. als ze ja zei, dan was het in eens uit. Dan had ze in de eerste plaats hem altijd naast zich. Maar dan werd ook in eens alles anders. Werd ze in eens weer een gewoon meisje, een verloofd meisje, en in de toekomst een gewone mevrouw, met gewone vriendinnen, alles normaal. Niet langer een excentrieke, vrije werkende vrouw. Maar dat is toch onzin, redeneert ze met zichzelf. Er zijn toch honderden, duizenden meisjes zooals zij. Overal zijn toch vrouwelijke advocaten, doctoren, Inge nieurs. Zouden die zich nu allemaal zoo eenzaam voelen? Dat kan toch niet. In de groote steden, waar ze met tientallen zijn, daar kunnen ze zich aansluiten, hebben ze gezelschap en gezelligheid aan elkaar. Ja meisjesclubgezelligheid, maar daar heeft ze in Utrecht ook voor gepast Speelt umiet meer? Van Dalen komt op haar toe. De anderen zijn al weer aan het tossen. Nee, ik denk, dat ik maar naar huis ga, zegt ze. Daar komen nog al meer menschen. dan kom ik heelêmaal niet meer aan de beurt. Vindt u goed, dat ik zoover mee fiets? Ik wilde ook juist vertrekken. Alsjeblief niet, want dan kletsen ze daar ook maar weer overBijna had ze het er uit geflapt, maar „ja, graag" zegt ze on verschillig. Het gaat dien wildvreemden aap immers geen steek aan, dat geduvel met de andere meisjes. Daar kom ik voorloopig ook niet meer, belooft ze zichzelf, als ze de trap naar haar kamer oploopt. Ze gooit de balcondeuren van de zitkamer wijd open, ziet meteen Van Dalen beneden langs fietsen. Hij wuift enthousiast Ze geeft hem een genadig knikje terug De kostjuffrouw, die het eten binnen brengt. Runderlapjes en andijvie dan is het Donderdag, dat kan nooit missen. Na haar haastig en eenzaam middagmaal valt ze meteen op de schrijfmachine aan. Eén Juni zijn de examens. En daar komen de Pinksterdagen nog tusschen. Als ze er doorkomt, kan ze probeeren, Boy nog juist voor de groote vacantie te pakken te krij gen. Boyhet is toch wel een gek plan. Onzin, waar heb je anders je vrienden voor. Toch durft ze er met Pinksteren thuis niet over beginnen, vertelt alleen terloops van de steno- en typelessen. Hoe kom Je daar nu weer bij? En had je daar eerst niet eens over kunnen schrij ven? wil Mama weten. Ik dacht niet, dat u er bezwaar tegen zoudt hebben, zegt Nick. Het is een on schuldig genoegen en ik betaal Let van mijn zakgeld. Het zijn heel goedkoope avondlessen op een handelsschool. Hoe democratisch, spot Rob, haar broer. Meester Nicoline Lenswaerdt op de schoolbanken tusschen een stelletje tikjuf frouwen, je moet er maar plezier in heb ben. Tikjuffrouwen hebben geen tlklessen meer noodig, snibt ze. En anders kon het me nog niet schelen. Ik voel me heel wat beter thuis bij werkende meisjes, dan bij.... Luierende jongens, valt Papa in. Groot gelijk. Nicolientje. Als jij, gaat hij streng tot zijn zoon verder, de helft van de energie en het doorzettingsvermogen van je zuster had dan behoefden wij Lier nu niet voor den vierden keer in angst en vreezen te zitten, omdat jij weer voor je derde deel op moet. En ten tweede Nico line neemt extra lessen en betaalt ze van haar zakgeld en jouw gelanterfant kost mij nu al vier jaar lang, behalve het geld voor jouw lessen, bovendien het salaris van den candidaat, dien ik anders zou kunnen missen. Overweeg dat maar eens liever, in- plaats van je zuster uit te lachen. Nick heeft heelemaal geen plezier in de onverwachte loftuitingen van haar vader. Als hij eenmaal begint Rob uit te kafferen, is hij vooreerst nog niet uitgepraat en is de feestelijke stemming van hun Pinksterdiner voor goed op den loop. Ze begint gauw het varhaal van de zeven rookworsten te Vertellen, in de hoop, de aandacht af te leidoj. Rob, uit dank baarheid, schatert onbedaarlijk. Wat had dat meisje gedaan? vraagt Mama belangstellend. O, het was gewoon een vader.ze stokt. Niet bepaald geijkte "afelconversatle. Mama te gaan uitleggen, wat een vader schapsactie isZe had haar vader een blauw oog geslagen, zegt ze vlug. O, noem je dat gewóón? plaagt haar vader, weer in zijn humeur. Onze doch ter raakt gehard in de boosheid, Mama. Hoeveel moordenaars heb je nu al verde digd, Nicolientje? Krijg ik nooit, zegt Nick. Ik krijg alleen maar tamme boeven. Zakkenrollers en oneerlijke dienstmeisjes en zco. D?e zoe ken ze extra voor mij uit. Ja, er wordt van alle kanten met vaderlijke zorg voor me gewaakt, eindigt ze plechtig. En laten we nu alsjeblieft over iets vroolijkers pra- Nad ruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5