Onderzoek toren St. Laurenskerk te Rotterdam - Buslichting per fiets 8f sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Een viool verdween FEUILLETON OP DE FIETS. De buslichtingen geschieden niet meer per auto, doch per fiets, zonder dat de posterijen iets van haar snelheid inboeten. (Polygoon) DE HEILIGE LOTUSBLOEM. DE HEILIGE BLOEM DER BOEDDHISTEN, STAAT IN BLOEI IN DEN AMSTERDAMSCHEN HORTUS. (Polygoon) DRIE ENGELSCTIE BOMMENWERPERS van het type Bristol-Blenheim werden boven Nederland door Dultsche Flaks neergeschoten. De overblijfselen van een der neergeschoten Engelsche machines op een weide. (Stapf) BIJ DEN STAF VAN EEN VLIEGERKORPS. Generaal-veldmaarschalk Sperrle bij een bespreking met zijn generaals en stafofficieren in de open lucht. (Holland) DE NEDERLANDSCHE CIRCUS-IÈEVUE gaat thans in Amsterdam op treden. Het opslaan van de tent op het terrein van het. voormalige Paleis voor Volksvlijt, (Polygoon) ONDERZOEK naar den toestand van den St. Laurens- toren te Rotterdam. Het fraaie carillon bleef geheel onbe schadigd. Het onderzoek der klokken. (Polygoon) HET LIED VAN DEN AR- BEID klinkt in het plaatsje Bemmel. De Opbouwdienst doet daar nuttig werk. Ieder is in zijn eigen vak te werk gesteld. De timmerliedenin de werkplaats. (Polygoon) door PAUL SOHOTT. 18) Faustina maakt zich los, snelde naar de deur, keek nog eenmaal om en wierp hem met een verlangend, smartelijk, half lief kozend woord een kushand toe. Toen ver dween ze Zonder zich te storen aan het tweede en derde signaal, dat hij trouwens nauwelijks hoorde, stond Grangg onbewegelijk op de Plaats waar het groote geluk van dit af scheid over hem gekomen was. Hij fluister de den naam van de geliefde, telkens weer °P anderen toon: „Faustina Faustina? Faustina Lorenzettil Faustina!" Toen pakte hij, met een volledig veran derde fanatieke uitdrukking ln zljn gezicht, de viool, keek nog eens naar het aan diende roode licht boven de deur en liep met den niets zienden blik van een Olym- Piscfeen overwinnaar naar het podium. De gang was reeds verlaten, toen Faus tina de deur uitgesneld was, bfjna regel recht in de armen van den Spanjaard, die n-ar door het geheele gebouw gezocht had, *oor hij op de gedachte gekomen was, dat llJ wel naar de artistenkamer had kunnen Baan. „Halt," zei hij met een geluidloozen lach, die als een dreiging klonk, „een oogenblik!" Zij bleef staan, maar was in het geheel niet verschrikt of bleek, integendeel, uit haar gezicht straalde hem zulk een over moedig geluk tegen, dat hij zich tot in al zijn ledematen verlamd voelde. „U was in de solistenkamer! Ik geloof niet, dat uw oom dat prettig zou vinden." En toen hij haar toch een weinig zag ver- bleeken, waardoor hij zijn zekerheid weer terugkreeg: „Dat had ik nooit van u ge- gedacht!" „Zegt u alstublieft niets tegen mijn oom en ook niet tegen juffrouw Francis' Zegt u niets!" fluisterde haar donkere mond, die zich scherp in het witte gezicht afteekende, Zubiaurre vatte haar beide pol sen, keek haar recht in de oógen en fluis terde treurig: „Heeft u mij vergeten? Heeft u vergeten, dat ik van u houd?" Aan hoeveel vrouwen en meisjes had hij, in zes verschillende talen reeds hetzelfde gevraagd, moest hij vluchtig denken, waarom kon hij ditmaal, nu hij het eerlijk meende, geen andere woorden vinden? Medelijden met zichzelf veranderde zijn gezicht eenlge oogenblik- ken zoozeer, maakte het zoo menschelijk, dat Faustina hem verbaasd aanstaarde. „Ik heb niets vergeten", zei zij zachtjes en zij kon het niet over zich verkrijgen haar armen terug te trekken. Uit de zaal klonken reeds de verwarde klanken van het orkest, waarvan de leden hun instrumen ten stemden. „Ik heb niets vergeten ik voel mij verward ik moest hem nog een maal spreken". Faustina bloosde en liet haar stem dalen: „Omdat ik hem toch nooit meer zien zou nooit meer!" Het klonk als een zwak protest tegen een bevel van een sterkere. „Faustina, wat was er tusschen jou en dien man?" vroeg de Spanjaard en vond zichzelf belachelijk. ..Neen, zeg me liever niets ik wil het niet weten". Dan plot seling weer met het roofdierachtige optrek ken van zijn bovenlip: „Ik heb je lief ik wil met je trouwen! Je moet van mij zijn! Je bent van mij!" Fier en trotsch: „Ik denk er niet aan om met andere mannen om je te vechten! Ik duld geen zoogenaam de concurrentie!" Dan weer zachtjes en smeekend: „Ik volg je naar Montisola of naar het eindje van de wereld! Je zult noch dien prins, noch dien autokoning, noch dien fiedelaar toebehooren, maar mij iemand, die tusschen Palembang en Stock holm door duizend vrouwen is nageloopen, en die nu nooit meer oog voor ienuind an ders dan jou zal hebben, Faustina!" Het meisje had met starenden blik naar zijn mond gekeken en naar het dunne snor retje dat tijdens het spreken op en neer ging. Eindelijk, volkomen in de macht van zijn oogen, zei zij zachtjes: „Ik weet niets ik ben zeer onder den indruk laat mij afwachten men sluit reeds de deuren ik moet naar binnen." En zachtjes maakte zij zich uit zijn greep los en ging naar haar plaats, waar zij juffrouw Francis haar afwezigheid verklaarde, door te zeggen dat zij in de garderobe een naald had moeten leenen om een torntje vast te steken. Ongeveer om elf uur 's avonds betrad Grangg met Lena en den verzekeringsman het'politiebureau en werd, nadat hij zijn naam genoemd had, bij den hoogst aanwe zigen ambtenaar binnengelaten, het hoofd van de recherche, die met markies aange sproken werd en niet met zijn volledigen ti tel Markies Fillipepi. Deze ontving het ge zelschap in een donker kamertje, dat er uitzag als een folterkelder. Juist verliet een sterk naar drank ruikend persoon, bege leid door een ambtenaar het vertrek. „Heb ik het genoegen met den grooten violist Grangg te spreken?" vroeg de chef. die eruit zag als een uitroepteeken: Hij was heel lang, smal en mager, had een groot hoofd en droeg zwarte schoenen zoo als Lena Apt toefluisterde, die nauwelijks zijn lachen kon verbergen. Grangg boog en stelde de anderen voor. „Peccato ik had naar Uw concert wil len gaan, maar helaas, ik heb zoojuist den laatsten getuige moeten verhooren in het beroemde geval Lenci-Quadrini mis schien herinnert U het zich. Maar neemt U toch plaats!" De zwaar beringde hand wees op drie, niet al te zindelijke stoelen. ..Lenci weet U niet? Die de oude Qua- drini, landgoedbezitster, beroofde en daar na den boel in brand stak! Waarmee kan ik U van dienst zijn, mijnheer Grangg. Ach, wat spijt het mij toch! Beethoven, niet waar? Ik houd van hem, ik houd van alle muziek, zelfs van Wagner!" Het uitroep teeken sloeg met armen en handen, als wilde hij voor zichzelf applaudisseeren, zijn hoofd, met den stekeligen baard, liep rood aan als een gloeilampje. ,,Men heeft mijn Stradivarius gestolen", begon Grangg, na een korten blik op Lena. De markies sprong op achter zijn bureau en brulde: „Een Stradivarius gestolen! Waar? In Genua? Onmogelijk! Ah, wij zullen den schurk te pakken krijgen. U heeft een Stradivarius? Dat wist ik heelemaal niet. Ach, waarom ben ik toch niet naar het con cert gegaan! Wanneer is het gebeurd? Ver telt U toch. Maestro! Een echte Stradiva rius?" Eindelijk gelukte het Grangg de ge schiedenis te vertellen, geholpen door Lena en Apt, terwijl de markies hen telkens in de rede viel. al spoedig aanteekeningen be gon te maken, en, als hij zijn handen daar niet noodig voor had. er mee door de lucht maaide, als moest hij een dozijn hollende paarden tot stilstand brengen. „Maar waarom heeft U niet direct aan gifte gedaan? Die honden hebben nu toch een voorsprong van een dag! Ah. natuur lijk, wegens het concert, ik begrijp het al. Maar ja, maar ja. U had toch direct blijft het schip hier? Mijnheer Grangg, verdenkt U iemand? Per bacco. wij zullen den kerel wel krijgen! Genua heeft de beste politie van Italië! Nu ben ik blij. dat ik niet naar het concert ben gegaan! Anders zou ik nu thuis zijntot morgen vroeg!" Hij drukte met beide handen op verschillende belknoppen. Er kwamen vier politiebeamb ten binnen, waarvan drie in burger. De Markies maakte een trotsch gebaar, als of hij zeggen wilde, ziet u wel. ik behoef maar te bellen en er komt al hulp! Toen stond hij op, werd nog langer en smaller, dan hij achter het bureau leek en legde den beambten het geval uit. „Voor morgen vroeg, moet het heele schip nauwkeurig onderzocht worden. Een volmacht daarvoor zal ik u direct geven." „Na iederen zin", fluisterde Lena Apt in het oor, „gebruikt hij zichzelf als uitroep teeken." (Nadruk verboden). .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5