De Maastunnelbouu) te Rotterdam - De jeugd helpt op het land 8f sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON Een viool verdween DE MAASTUNNELBOUW TE ROTTERDAM. In de landtunncl wordt reeds de definitieve bepleistering van den zolder aangebracht. Men ziet de splcctvormige uit sparingen voor de verlichting. (Polygoon) VROUWEN EN MEISJES in een Duitsche mu nitiefabriek in haar schilderachtige kleedcrdracht aan den arbeid. Zij naaien hier de z.g. bijlading- zakken, waarin de springlading komt. (Holland) EEN DUITSCHE SCHILDWACHT voor het gedenkteeken, dat bij Verdun sur Mer aan de deelname van Amerika aan den wereldoorlog 19141918 herinnert. (Holland) BRONWATER VOOR ROME. Mussolini heeft het eerste gedeelte van de reus achtige waterleiding, welke 8000 liter water per minuut geeft, ingewijd. De leiding loopt van de Noordwestelijk van de stad liggende bergen naar Rome. Holland DE DOMPTEUR ERICH HAGENBECK TE ROT- TERDAM heeft den jongen olifant „Aïda" aller lei kunstjes geleerd. Vóór het giraffenhuis kan men de resultaten zien. „Aïda" loopt op flesschen. (Pol.) HET RAADHUIS TE NIEUWE NIEDORP IS GERESTAUREERD. DE RAAD VERGADERDE ER WOENSDAG VOOR HET EERST. (Polygoon) DE JEUGD HELPT. Te Middenmeer arriveerden honderd Rotterdamsche kinderen, leerlingen van middelbare scholen, die in de Wieringermeer tegen vergoeding gedu rende hun vacantie bij den oogst behulpzaam zijn. Boven de meisjes worden van landbouwwerktuigen voorzien. Onder zwaar werk, maar gezond en sportief. (Polygoon) door PAUL SCHOTT. 6) Eindelijk vonden zijn oogen Faustina en haar gezelschapsdame, temidden van een overstelpenden berg koffers en juist toen hij naar haar wenkte trad Zubiaurre, een clgaret tusschen de lippen, op de dames toe. Het volgende kwartier, hield Grangg, ter wijl het steeds drukker werd, het meisje voortdurend in het oog. Zooals zij hem met een verstolen handbeweging beduidde, pro beerde zij tevergeefs in den wirwar van menschen op de pier haar Oom te ontdek ken. Grangg volgde de richting van haar wenkende hand en bemerkte een opvallend gekleeden ouden heer met een camelia in het knoopsgat van zijn jas, die telkens te vergeefs probeerde tot de loopplank door te dringen. Langzaam verlieten nu de pas sagiers het schip. Maar pas toen Grangg merkte, dat het gedrang rondom het meisje minder werd, groette hij ten af scheid nog eenmaal en ging toen met een kruier naar beneden, naar Lena's hut. „Er zijn vijf groote en drie kleinere stuk ken", zei hij tot den man en opende de deur. Een zoetige lucht kwam hem tegemoet. Half over het bed met de voeten op den grond ligt een vrouw, een witten doek over het hoofd. Grangg trekt deze weg, schroeft de patrijspoort open, en wrijft mee behulp van den kruier de slapen van de bewuste- looze, die direct de oogen opslaat. „De viool!" schreeuwt Grangg en rukt den reisdeken opzij. De kist is weg. Een roche lend geluid ontvliedt Lena's keel. Opnieuw sluit zij de oogen, maar dan grijpt zij Jn- eens met een krachtige poging naar het glas, drinkt, staart den violist aan, slikt een paar malen, haalt diep adem en zegt dan, terwijl de tranen in haar oogen schit teren: „Onschuldig ik ben onschuldig'" „Natuurlijk, natuurlijk!" Hulpeloos staart Grangg de hut rond, alsof hij een verbor gen valluik zoekt. „Stil maar Lena, houd je nu maar kalm!" „Een man rent naar binnen, zonder klop pen ik sta juist aan het raam en kijk naar de menschen op de pier de schooier drukt mij die lap met dien stinkenden rom mel in het gezicht direct begreep ik al les: viool, chloroform, verschrikkelijk! Ik heb geslagen en gebeten tevergeefs!" Nog eens haalt ze een paar maal heel diep adem. „Hoe laat is het? Nog voor twaalven? Het kan hoogstens tien minuten geleden gebeurd zijn". Steunend en met horten en stooten komen deze zinnen eruit. ,.En je hebt hem niet herkend?" vraagt Grangg en kijkt naar den kruier, die dit gesprek in een vreemde taal niet kan vol gen en nogal dom van den een naar de ander kijkt. „Neen, hij heeft me van achteren vast gegrepen en me direct dien rommel tegen den neus geduwd. Ren direct naar boven, misschien verlaat hij het schip met een langwerpig pakket". Grangg is al weg en neemt de treden bij twee tegelijk. Een bediende, een paar pas sagiers, alles wat hem in den weg komt stoot hij terzijde en hij bereikt den uitgang in hetzelfde oogenblik dat de Florentijn- sche en juffrouw Francis, gevolgd door Zu biaurre en twee kruiers, als zesde en ze vende in de rij hun beurt afwachten voor het afgeven der plaatsbewijzen en het too- nen der passen. Maar Grangg ziet ze nau welijks. Zonder zich door iets te laten tegen houden, baant hij zich met armen en elle bogen een weg naar den eersten officier, die dicht bij het meisje en Zubiaurre in de buurt naar het aan land gaan van de pas sagiers staat te kijken, pakt hem met twee handen bij den arm, en fluistert hem iets in het oor, waarop de Hollander verbleekt en gesticuleerend met den violist een eindje achteruit gaat. Zoowel de Spanjaard als Faustina heb ben dit alles gadegeslagen. Nu fluistert het meisje hem opgewonden toe: „Daar moet wel iets ergs gebeurd zijn! De viool misschien?" Een paar seconden lang staart zij hem aan. maar hij dringt zich reeds tusschen de menschen door „Wat de viool? neen!" en reeds staat hij naast de beide mannen en vraagt: „Wat is er gebeurd? De viool? Nee, dat kan toch niet waar zijn". Grangg heeft slechts geknikt. Hij bevocht'gt zijn bran dende lippen, perst ze te zamen, alsof hij ze door wil bijten. Eindelijk zegt hij toon loos: „Mijn pianiste is bedwelmd mét chloro form, zij heeft den boef niet kunnen zien, daar deze ook nog een masker droeg. Maar laat het niet uitlekken. Ik moet hier van avond een concert geven en niemand mag er iets van weten." „Vlug naar den dokter, om te zien of bij hem soms chloroform is gestolen", roept de eerste officier en sleurt den violist met zich mede. Zubiaurre zegt tot Faustina: „Helaas ja die viool juffrouw Lena bedwelmd. Verontschuldigt U mij even, ik kom zoo terug. En tegen niemand een woord er over, het mag niet bekend wor den vanwege het concert vanavond." Met deze woorden verdwijnt hij in de richting van de keuken. En terwijl Grangg met de eerste naar het lazaret rent, terwijl een bleeke en ge schrokken Faustina haar oom begroet en de koffers in de auto worden geladen, houdt de Spanjaard in de gang een pas- seerenden Maleischen jongen aan: „Heb je Gomez gezien? Waar is zijn hut?" vraagt hij haastig in het Maleisch. De oude Javaan met een gezicht als geperst leer kijkt zeer rustig en onbewogen naar den opgewonden blanke: „Hij was een kwartiertje geleden nog in de eetzaal, toean. Zijn hut ligt aan het einde van de gang. achter den bloemen winkel". Zubiaurre rent reeds in de aange duide richting. Aan het einde van de gang is een jongen met h,et opnemen van de loopers bezig. „Is Gomez in zijn hut?" vraagt de Spanjaard en de jongen draait het hoofd om: „Hai, hij is net aan land ge gaan, toean". „Met een koffer? Met een tasch?" „Neen toean". „Is hij alleen gegaan?" Iets aarzelends in de antwoorden van den jongen en het onrustig geflikker van zijn oogen doet Zubiaurre hem bij den arm grijpen, een gulden in zijn hand drukken en hem toefluisteren: „Mau djalang vooruit schiet op wat doet Gomez aan land? Wie is er met hem mee gegaan?" „Niemand maar ik heb gehoord en ge zien, hoe hij Ali, den jongen van de kamers 240 tot 250 aan land gestuurd heeft". „Mooi zoo, direct na aankomst van het schip?" „Ja". Angstig kijkt de Jongen naar de blanke op. „Maar zegt U alstublieft niet, dat ik dat verraden heb". „Hoor eens. als je ooit iets van v&t nier gebeurd is. of van wat ik je gevraagd heb, aan iemand zegt, zal ik ervoor zorgen, dat je hier ontslagen wordt, begrijp je?" De knaap knikte. „Heb je Ali zien weggaan?" ,.Neen". Zubiaurre draait zich om en gaat weer aan dek. De laatste passagiers gaan aan land. De auto van Faustina's oom is al verdwenen. Zubiaurre zegt tot den kwartiermeester, die bij de landingsbrug staat om de kaarten te controleeren: ,Ts de opzichter Gomez hierdoor gegaan? Ik wilde hem vragen of een van de jon gens mijn handschoenen „Neen. mijnheer, maar misschien .langs het achterschip". Juist. Zubiaurre is al weer op weg, natuurlijk, daar wordt de bagage uitgeladen. De vogel zal er toch niet tusschenuit vliegen, waar iedereen hem zien kan! Op het achterdek vraagt Zubiaurre een matroos naar Gom en deze antwoordt direct, dat hij hem de loopplank heeft zien afgaan. Misschien kon mijnheer hem aan den anderen kant van het douanekantoor (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5