Zeüenbergsche Hoek zal worden herbouwd - Een mijn gedemonteerd „BLOED VAN BOEDDHA" 81 sie Jaargang LEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON p—- s—sEsm HET GEHEELE BRABANTSCHE DORP ZEVENBERGSCHE HOEK ZAL WORDEN ONTEIGEND indien de Commissaris voor den wederopbouw hieraan zijn goedkeuring hecht. Voor het verkeer liggen hier gevaarlijke bochten, zoodat de mogelijkheid groot is, dat toestemming wordt gegeven om de huizen welke weinig of in het geheel niet beschadigd zijn af te breken. Er wordt dan als het ware een nieuw dorp gebouwd met als middel punt de monumentale kerk, welke van het bombardement der eerste oorlogsdagen geheel niet geleden heeft. (Het Zuiden) AAN HET STRAND TE SCHEVENINGEN IS EEN ENGELSCHE MIJN AANGESPOELD. Onmiddellijk was de Duitsche Kustwacht present om in het belang van de veiligheid van bevolking en badgasten het ding te demonteeren. (Schimmelpenningh) NA ONGEWONEN ARBEID SMAAKT HET ETEN WÉL ZOO GOED. EEN DUITSCHE COMPAGNIE, DIE IN HET BEZETTE GEBIED BIJ HET BINNENHALEN VAN DEN OOGST HELPT, AAN HET MIDDAGMAAL. (Hollend.) door HAROLD WARD 49) „Maar waarom?" vroeg Ponton. „Waarom wilde hij die nagemaakte steenen daar ver stoppen?" „Omdat Morris het etui gestolen had in het idee, dat het de echte „Bloeddruppels van Boeddha" waren! Hij begreep dat zijn spel uit was, dat ik met hem speelde, als een kat met een muis. Dus wilde hij de verdenking op een ander werpen, in dit geval op één van de beide meisjes. Hij be greep wel, dat er weer een huiszoeking plaats zou vinden als de diefstal van het snoer ontdekt zou worden. Het vinden van de robijnen in de kast van de meisjes zou een oogenblik de aandacht van hem af leiden, te meer daar hij wist dat ik van miss Vaughan's verleden op de hoogte was". „Maar Watsonmerkte Fenton op. Watson dwaalde het museum in, toen hij zag, dat de deur open stond en haalde zich een doodschrik op het lijf! Hij voelde, dat iemand hem bespiedde en dat was ook Zdowant Morris was nog in het mu seum, nadat hij het valschc snoer gestolen had in de overtuiging dat hij de echte ro bijnen te pakken had. Hij had geen tijd om 2€ eerst nauwkeurig te bekijken, dat snap je! I!t had wat vaseline, gemengd met zil vernitraat op den knop van de safe ge smeerdWatson kreeg het aan zijn vin gers, hij kreeg er bruine vingers van. Maar Morris droeg handschoenen en toen Wat son mij zijn verhaal vertelde, wist Ik, dat hij ditmaal de waarheid sprak". „Dus het was Morris, die mij In het mu seum angst aanjoeg en u boven op de gang neersloeg?" vroeg Watson. York knikte. „Morris droeg een geïmpro viseerd gasmasker, later slikte hij genoeg van het gas, om er beroerd van te worden en zoodoende buiten verdenking te blijven. Is het niet zoo, Morris?" „Had ik Je toen maar meteen afgemaakt", gromde deze, „ik had „Praat je mond niet voorbij!" waar schuwde Lukens hem. „Verklaringen komen later voor den rechter!" „Waar zijn de echte robijnen nu?" vroeg Fenton. York haalde van het stapeltje op tafel een pakje en haalde er twee snoeren uit. „Dit is de imitatie", zei hij, het snoer voor zich neerleggend, „en dat is het echte. Ik heb ze verborgen, nadat ik ze ongemerkt verwisseldewaar denk je, Morris In de afvoerpijp op mijn badkamer! Ik vermoedde, dat Je mijn kamer wel onder handen zou nemen en dan zou je daar zeker niét gezocht hebben! Hij wendde zich glimlachend tot Morris en liet de echte robijnen voor zijn oogen bengelen. „Was het Morris, die je dien avond in het museum overviel en de notities van Lee in de beek wierp?" vroeg Fenton weer. „Neen", antwoordde York, „dat was Ho race Anson Lee. alias Grass! Hij was bang, dat ik door het ontbreken van den naam van zijn partner in de notities dingen zou gaan vermoeden, die niet in zijn kraam te pas kwamen. Een kwestie van, een kwaad geweten! Is er nog iemand, die wat te vra gen heeft?" Carol Spencer scheen te aarzelen, toen vroeg ze: „U hebt gezegd, dat ik iets ge zegd heb, wat u op het juiste spoor bracht. Wat was dat?" York glimlachte. „Ik begreep niet, hoe het mogelijk was, dat Morris mij een tik op mijn hoofd gegeven had en toch bewus teloos scheen, toen Muer op zijn kamer kwam. Toen u me vertelde, dat miss Vaug- han de gewoonte had, chloroform te ge bruiken voor haar hoofdpijn-aanvallen, ging me plotseling een licht op. Hij drenkte zijn zakdoek in chloroform uit de flesch, die hij meegenomen had en wierp de flesch uit het raam, zoo, dat die gemakkelijk ge vonden zou kunnen worden. Hij ging daar na op het bed liggen met den zakdoek op zijn neus. Hij had handschoenen aan, er waren dus geen andere afdrukken op de flesch behalve de uwe en die van Lydia daaronder". „Wat gebeurt er nu met het halssnoer en de andere eigendommen?" vroeg Fenton, naar Lukens kijkend. „Het is nog niet bewezen, dat mijn cliën ten niet de erfgenamen zijn", antwoordde deze, „dat zal de rechter uit moeten ma ken". York grinnikte. „Je speelt het spel tot het laatst, niet Lukens? De kwestie is, dat er inderdaad een William en een Virginia Lee in Richmond wonen! En dat weet mr. LukensZij zijn de kinderen van wijlen William Lee en de erfgenamen van de be zittingen van Horace Anson Lee! Door bemiddeling van Lukens bleef Lee op de hoogte van het doen en laten van zijn familieleden Lukens beweert wel, dat hij niet Lee's advocaat was, maar dat is Vliet zooMaar daar zullen we nu niet over argumenteeren. Toen Horace Anson Lee zoogenaamd gedood werd bij dat auto ongeluk zag Lukens de kans waar, een extraatje te verdienen. Hij haalde Morris er bij en liet hem en zijn zuster optreden als de erfgenamen Lukens sprong op, bleek en woedend. „Jij.je zultstotterde hij, „ik zal je ter verantwoording roepen wegens las ter.... jij...." „Houd je mond, stommeling!" riep Morris. „Iedereen behalve een advocaat zou be grijpen dat het spel uit is! We zullen er beter afkomen als we alles eerlijk beken nen! Nu wij het geld toch niet krijgen, kun nen we er die kinderen in Richmond beter van laten profiteeren, alleen de opbrengst van de robijnen maakt hen rijk!" Lukens keek schichtig rond, alsof hij een opening zocht om te vluchten. Fenton pakte hem bij den kraag. „Je bent onder arrest, Lukens!" zei hij. „Jij bent de aan stoker en de hersens van de heele onder neming geweest!" De handboeien knipten om zijn polsen en de advocaat zakte ver slagen in een stoel. Virginia keek hem minachtend aan. „Ik word kroongetuige", zei ze, en zich tot Page wendend1 ging ze voort: „Vergeef me Jimmy! Ik meende echt wat ik tegen jou gezegd heb. ik houd echt van jeik wilde dat, we elkaar onder geluk kiger omstandigheden ontmoet hadden. Zooals kapitein York gezegd heeft is dit de eerste keer dat we bloed op ons geweten hebben. We hebben ons in vuile zaakjes gemengd, dat geef ik toe, maar verder heb ik me nooit misdragen! Ik heb altijd ge hoopt, dat ik nog eens een ander leven zou kunnen beginnenals de man zou ko men, waar lk van houden kon.... nu is het te laatHet is allemaal Lukens' schuldhet leek zoo gemakkelijk, veel geld zonder moeite. we dachten, dat hij als advocaat het wel weten zouik heb zoo in angst gezetenWil je me nog een zoen geven, Jimmy, voor den laatsten keer?" Page aarzelde, toen stond hij op en drukte zijn mond op de hare. „Dank je, Jimmy", zei ze rustig, „ik zal je niet vergetenmisschien wil je nog eens aan me denken, als ikdaarginds ben!" Lukens keek plotseling op. „Het zou je niet zoo gemakkelijk geval len zijn, als je niet die wacht op de tele foon-centrale gezet had, York! Uit mijn kantoor kan ik in de centrale kijken, ik zag dat je iemand op post zette en lk begreep, dat je de gesprekken liet controleeren. Ik durfde Morris dus niet te waarschuwen Hij zweeg en klemde zijn lippen stijf op elkaar. „Heb je soms nog meer te zeggen?" vroeg de kapitein. Lukens schudde het hoofd. Fay grinnikte. „Ik heb het je wel gezegd", zei hij tot Fenton. De sheriff keek hem leelijk aan, toen wenkte hij de gevangenen. „Vooruit Ga mee jullie!" beval hij. De anderen keken den sheriff en zijn gevangenen na, tot de auto, die hen naar Arrapahoe bracht achter de boomen ver dween. Lancaster stond op. „Dat is dat!" zei hij. .Als u er geen bezwaar tegen hebt, ver dwijn ik!" De kapitein gaf zijn toestemming en wendde zich toen tot Carol Spencer. „Ik geloof, dat wij nu nog een onderhoud met een ambtenaar van den Burgerlijken Stand moeten hebben", zei hij. „Mijn koffer is al gepakt", antwoordde ze zacht. EINDE OP HET BLOEMENCORSO, DAT IN DE BATAAF TE DEN HAAG GEHOUDEN WERD. WON DIT JEUGDIGE BRUIDSPAAR DEN EERSTEN PRIJS. (Polygoon) HET HISTORISCHE STADHUIS VAN HOORN wordt gerestaureerd. Vooral de Noordzijde is in zeer bouw- valligen staat en levert, door het neervallen van brok ken steen, gevaar op. (Polygoon)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5