ijkscommissaris Seyss-Inquart
«elicht de positie van Nederland
Gewichtig!
LEiDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 Juli 1940
Derde Blad
No. 24643
,De Nederlandsche Unie"
fsie Jaargang
Talrijke belangrijke punten
[aangeroerd in een rede voor
Rijks-Duitschers in Nederland
Nederland ontwikkele zijn eigen eenheid
Mr. Linthorst Homan antwoordt
op de critiek
Nog geen uitgewerkt programma
mi de groote zaal van den Dierentuin in
In Haag heeft de rijkscommissaris, rljks-
leter Seyss Inquart, gisteravond een
gehouden voor de afdeellng Nederland
de buitenlandsche organisatie der
».AP.
rijkscommissaris begon zijn rede met
schets over de worsteling van het
che rijk na den wereldoorlog en de taak
tdolf Hitler daarbij op zich nam en uit-
|rde. Vervolgens kwam de rljkscommlssa-
op de verhouding tusschen Dultschland
Nederland na de bezetting,
is gij nu aan uw taak gaat, zoo richtte
•ker zich tot de toehoorders, dan ls
Jlg. dat gij de richting, die onze arbeid
lilt land verkrijgt, ook kent.
|Ten aanzien van dit land wil ik nog
ms vaststellen, dat naar onzen wil en
<h het Nederlandsche volk ln den
van dezen tijd zijn land en zijn
held voor de toekomst geheel zal
»n te verzekeren en mannen uit het
derlandsche volk, die zich van bun
jerantwoordelijkhcid bewust zijn en
Ich geven willen, het lot van dit land
|iogcn besturen, gedragen door het ver
touwen van het gansche Nederlandsche
tolk. De politieke wilsvorming In dit
[jmnd ls de zaak der Nederlanders. Wij
gehouden ons slechts voor onze positie
laartegcnover te bepalen.
Nederlanders geloofden, althans be-
fcrden neutraal geweest te zijn. Maar
ls neutraal?
ds groote naties een strijd op leven en
aangaan, kan de neutraliteit niet als
r formeel begrip worden behandeld. Wij
Ötschers ln elk geval kunnen niet een
DtraJitelfc erkennen, waarbij een land
nclplaats van alle emigranten en
Handen van het eigen volk wordt; wan-
er een land duldt, dat in zijn pers da-
feJiJks vuil op alles wordt geworpen, wat
ps heilig en. dierbaar is; als het verdedi-
ligssysteem van een land Juist uitsluitend
;en het Rijk gericht ls en wel als voort-
Ing van dc Fransche en Belgische ver-
dlglngsllnles; als ten slotte op den bodem
van dit land zelfs een samenzwering tegen
het leven van den Fuehrer mogelijk is.
Al deze dingen hebben ln onze oogen
Nederland reeds lang niet meer als neu
traal land doen voorkomen en wanneer
thans gezegd wordt, dat een tot de gepu
bliceerde documenten behoorende, in de
maand Maart van dit Jaar opgestelde brief
van den opperbevelhebber van land- en
zeemacht, welke een gemeenschappelijk
militair optreden met het Belgische, Fran
sche en Engelsche leger regelt, slechts
voor geval van werkelljken oorlog ln een
gesloten enveloppe ter zijde was gelegd,
dan wil lk gclooven, dat deze plannen ook
ln deze gesloten enveloppe waren. Maar
dit gepubliceerde schrijven bevat een me
nigte van bijzonderheden omtrent den
vijandelijken opmarsch, zoodat zich de
vraag opwerpt, waarvandaan deze weten
schap stamde. WIJ zijn niet zoo naïef aan
te nemen, dat al deze ln bijzonderheden
tredende details van den opmarsch onzer
vijanden aan een werkelijk neutraal land
werden medegedeeld zonder gemeenschap
pelijke afspraak.
WIJ natlonaal-sociallsten konden ons niet
houden aan slechts met de lippen beleden
standpunten, nu het lot van het Dultsche
volk ln onze handen ligt, doch wij moes
ten ons gedrag naar de werkelijke mentali
teit van anderen richten. Op 9 April 1940
besloot Frankrijk tot den inval in België,
die, ook door Nederland, naar het Roerge
bied gericht was.
Hoe kunnen wij aan een werkelljken te-
in het voorjaar,
de Inwendige organen, bloed en darmen zui
veren, VERSTOPPING, overtollig vet, aambeien
rheumatlscho pijnen doen verdwijnen, slakker
en giftstoffen uit het lichaam verwijderen dooi
een grondige kjjur met Dr. Schleffer'i
Stofwissellngzout. De weldadige wer-
King is verrassend.
ciacoii t l.OS, Dubbele flacon f IJS bij apolheker» er
vakdrogisten
0457 (Inge* Med.)
genstand ln Nederland tegen zulk een plan
gelooven, wanneer alles militair tegen ons
was voorbereid en de deur voor de vijan
delijke ophitsing tegen ons wijd openge
steld werd? Ons recht ligt gefundeerd in de
verantwoording voor 80 millioen menschen
van Duitschen bloede en in onze bekend
heid met het gruwelijke dictaat van Ver
sailles, dat beoogde millloenen Duitsche
menschen te laten verkommeren en te ver
nietigen.
Aan deze verantwoordelijkheid hebben
wij beantwoord; dat konden wij met
des te meer grond, nu het voor ons
zooals wij benadrukken om een ver
dedigingsmaatregel ging, en niet om
den opzet een land te veroveren en een
volk van zijn vrijheid te berooven. Zoo
staan wij thans hier als overwinnaar
en als bezettende macht.
Het wekt menigmaal den Indruk, alsof
wij te weinig als bezettende macht zijn
opgetreden. aJsof de Nederlanders niet dui
delijk beseffen, wat een bezettende macht
kan beteekenen. Wat dat inhoudt, hebben
wij beleefd, toen in 1918 de Franschen het
Rijnland binnenrukten. En wat beleven
wij hier, afschoon toch onze volksge-noo-
tcn ln kerkers zijn geworpen, ofschoon
thans nog duizenden van onze volksge-
nooten in Nederlandsch-Indlë, die aan den
cconomlschen opbouw medegearbeid heb
ben, onder de onwaardigste en ongezond
ste tropische omstandigheden vastgehou
den, ja zelfs volgens binnengekomen be
richten mishandeld worden? Waar ls ooit
de weerga gevonden van een land, dat mi
litair veroverd werd, ja, dat ln den strijd
met Engeland door de Engelschen voort
durend tot onmiddellijk aanvalsgebied ge
maakt wordt, zijn eigen bestuur heeft met
verregaande vrijheid voor politieke verga
deringen en vrijheid voor zijn pers?
Deze toestand Ls eigenlijk volkomen on
begrijpelijk en slechts daardoor te verkla
ren, dat wij hier ln het bewustzijn van
onze kracht handelen en in het verant
woordelijkheidsgevoel, dat wij ln ieder ge
val voor dit land, ln de eerste plaats ech
ter, voor zijn volk hebben.
Wat nu het gedrag der Nederlanders
aangaat, willen wij vaststellen, dat wij
zeker niet onderworpenheid of onop
rechte beminnelijkheid verwachten;
wat wij echter wel verwachten is een
behoorlijke en bcheerschte houding.
Ook in dit opzicht zijn wij grootmoedig.
Dat wij legen een werkelijk Neder-
landsch nationaal gevoel niets hebben,
bewijst het beste het feit, dat wij geen
bezwaar hebben tegen de Nederland
sche nationale vlag. en dat wij aan de
toekomst van Nederland denken, toont
de zorg aan, die wij voor de Nederland
sche jeugd hebben, want de jeugd is
de toekomst van het volk. Ik richt ech
ter tot ouders en leeraren de ernstige
waarschuwing, de jeugd niet in een ver
keerd begrepen nationaal gevoel op een
dwaalweg te brengen. Onze bemoeienis
met den opbouwdienst en de hulp en
begunstiging, die wij bieden aan de op
richting van den arbeidsdienst als het
belangrijkste opvoedings- en schoon
maakmiddel van een volk, moet ieder
een toonen, waar het ons om gaat.
Zekere verschijnselen zijn evenwel zorg
wekkend, niet voor ons, doch voor de Ne
derlanders zelf. Hiertoe behoort bijvoor
beeld de houding der Nederlanders tegen
over onze Rijksdultsche volksgenooten.
Waartoe moet het bijvoorbeeld lelden,
wanneer klaarblijkelijk diegenen onder ons,
die jarenlang hier loyaal medegearbeid
hebben, op sommige plaatsen nu geboycot
worden? Waarom wordt een deel van het
Nederlandsche volk door onverantwoorde-
lijken, die aan de touwtjes trekken, dezen
weg opgedrongen, dien het eens, nog afge
zien van de schadevergoeding, weder geheel
terug moet gaan?
En nadrukkelijk wil ik waarschuwen
tegen iedere beleediging van het Duit
sche volk en het Duitsche rijk, van
onze symbolen en vlaggen, boven alles
echter tegen iedere beleediging van
onzen Fuehrer, die onze hoogste eer ls.
Ik zeg zeer helder en duidelijk, dat een
zoodanige beleediging de zwaarste be
leediging is, die een oogenblikkelijke
en onverbiddelijke reactie van ieder
van ons, boven alles van iederen wa
pendrager, ten gevolge zal hebben.
Ik wil ook echter al diegenen waar
schuwen, die in troebel water willen
vlsschen en meenen, dat zij achter den
rug der Duitsche weermacht hun dap-
perheid kunnen bewijzen. Zonder uit
zondering gelden voor allen de veror
deningen voor de handhaving van orde
en veiligheid, en iedere poging tot ver
storing zal zonder aanzien des persoons
gestraft worden, vanwaar ook deze ko
men moge. Voor rechtmatige bezwaren
zal ik steeds een open oor hebben.
Het schijnt mij ook noodzakelijk, de ver
houding, gelijk die thans voor ons geldt
ten aanzien van de naar het buitenland
gegane vroegere politici der Nederlanden,
te verduidelijken. Met de vroegere regee
ring heb ik mij des te minder beziggehou
den, daar het toch ook volgens de Grond
wet van dit land aan de regeering verbo
den is, den zetel naar buiten Nederland
te verleggen en derhalve deze stap onwet
tig is en daarmee alle verdere onderno
men maatregelen dezer mannen eveneens
onwettig geworden zijn, geheel afgezien
daarvan, dat krachtens het bezettingsrecht
de Fuehrer van het Groot-Duitsche Rijk
voor den duur der bezetting de uitoefening
en toepassing van de regeeringsmacht
duidelijk geregeld heeft.
In een brochure, getiteld „In Vaderland
hen Zin" geeft mr. J. Linthorst Homan,
hoorende tot het driemanschap der Ne-
rlandsche Unie, thans „een antwoord op
el critiek". Hij deelt mede dat er bij de
nderden en nog eens honderden persoon-
:e brieven, welke hij in verband met. zijn
artekreet" ontving, nauwelijks een enkele
s, welke oordeelde dat hij in zijn beschrij-
lng der fouten en ln zijn hunkering naar
erbeterlng te ver ging. Ik mag daaruit
ldus mr. Linthorst Homan. concludeeren.
ok gezien de ontelbare positieve aandui-
Hngen, welke lk daarvoor heb, dat men
iveral in ons volk groote veranderingen,
jooral ln ons sociale leven, wenscht.
Dit feit acht ik van groote beteekenis.
Voor mij staat onomstootelijk vast,
dat men alom in ons volk de oude fou
ten niet alleen nu gevoelt, doch reeds
lang gevoeld heeft en dat wij dus reeds,
wellicht onbewust, verder waren op den
weg naar verjonging cn vernieuwing,
dan uit de uiterlijke teekenen bleek.
„Teleurstelling", gaat de schrijver
voort, „ja zelfs woede was er, over mijn
contact met de voorzitters van de groote
politieke partijen, met wie ik, te zamen
met enkele anderen, enkele malen ver
gaderde en met wie wij aanvankelijk
tot een gezamenlijk resultaat waren
gekomen.
GEEN PARTIJPOLITIEK.
Waarschijnlijk hebben wij hier het
psychologisch verschijnsel, dat ons volk
nü van partijpolitiek niet meer wil hoo-
ren. Is dat juist? Inderdaad is dat juist
in dien zin, dat wij het partijwezen, ge
lijk het vroeger was, niet willen zien
terugkeeren. Ook is het juist in dien zin,
dat wij voor nu cn later geen onderlinge
politieke tegenstellingen willen- zien.
Maar ik acht het onrechtvaardig, door
een heftige critiek het verleden te ver
guizen en een politieke partij en haar
leiders slechts smalend te bespreken.
Hierbij merkt de schrijver op, dat het
contact met de politieke voorzitters zijn
aanleiding vond in het feit, dat ook zij reeds
zelfstandig aan een concentratie werkten,
toen ook hij dat deed. Het contact beoogde
het voorkomen van tweesoortige actie.
Wij leven nu niet meer, aldus mr. Lint
horst Homan, in rustige dagen, wij leven
nu in tijden van wereldrevolutie, ook voor
ons volk. Bovendien zien en gevoelen wij in
Nederland zeer goed, dat, hoe ook de afloop
van den oorlog zal zijn, ons volk allereerst
ln zichzelf sterker zal moeten zijn dan te
voren en tevens, dat onze oriëntatie ln
Europa een gansch andere zal zijn. Ons volk
heeft ln de eerste oorlogsdagen te veel con
crete bezorgdheden gekend om de groote
vraagstukken te bezien, doch niemand kan
ontkennen, dat ons volk, alom en In alle
deelen des lands, nu de groote vragen wel
degelijk onder oogen wil nemen en reeds
neemt Dat komt niet alleen doordat som
migen reeds met zeer groote heftigheid den
huns inziens eenlg julsten weg maar die
is dan onderling weer verschillend aan
geven, doch het komt normaal voort uit het
missen van het gewone contact, dat in
vredestijd bestond. Ons nationaal gevoel,
voor de meesten gelouterd en gesterkt door
den oorlog, „wil Iets" en het is daarvan niet
meer af te houden.
RECHT VAN SPREKEN
Ons volk zwijgt niet. Er zijn groepen,
welke integendeel met bijzonder groote
scherpte het recht opeischen, in dezen
voor geheel ons volk te spreken en het
is bijna uitsluitend hun geluid, dat
klinkt. Welnu, dat Is onjuist en dat doet
ons volk onrecht aan. Ook al staat voor
mij vast. wat ik reeds bij herhaling
zeide. dat onze uiteindelijke weg ons
aller gemeenschappelijke weg zal moe
ten zijn, ook dan wil ik nu het recht
erkend zien van het Nederlandsche volk.
dat niet tot deze groepen behoort, zich
ook op zijn wijze te uiten, niet in partij
politiek, doch in zijn nieuwen vadcr-
landschen zin. Deze noodzaak heb ik
reeds wekenlang gevoeld en ik heb het
zoo betreurd, dat zij nog niet algemeen
erkend is. Of men dit nu met het on
duidelijke woord „politiek" wil aandui
den of niet, doet aan dc zaak niet af.
Al kan dan in oorlogstijd normaal gespro
ken geen staatkundig werk geschieden, toch
is het tegenover ons volk en tegenover de
bezettingsautoriteiten noodig, dat de hier
hangende nevel en mist wordt verdreven
door ook uit de breede kringen, welke tot
heden stil zwegen, een geluid te doen hoo
ien, opdat men al wertende den weg naar
den „uiteindelijken polltleken vorm voor ons
staatsbestel" vinde. Hadden wij wél een
normaal fungeerend landsbestuur, wél een
normaal, zij het onder bezetting, werkende
regeering, ook dan zou dit alles even nood
zakelijk zijn als nu.
De toekomstwil van ons volk moet zich
zoo duidelijk mogelijk af teekenen.
WERKELIJKSHEIDSZIN.
En nu, zoo vervolgt, de schrijver, de vraag
van het programma.
Er is nog tè veel onduidelijk, vooral
internationaal, om nu een uitgewerkt
programma ook daarvoor en voor alles
wat binnenslands economisch en sociaal
daarmede samenhangt, te geven. Het
voornaamste programmapunt zij: wer
kelijkheidszin. Het doel is een sterk
Nederland met een sterk Nederlandsch
volk, dat in zichzelf een hecht geheel
vormt met zijne ovcrzecsche gebiedsdee-
lcn. Dat vele vragen over onzen uitwen-
digen en inwendigen status nu, tijdens
de bezetting, onbesproken moeten blij
ven is aan allen bekend.
Toen dezer dagen de oude plannen niet
voor verwezenlijking vatbaar bleken te zijn,
hebben, vervolgt mr. Linthorst Homan, de
heeren mr. L. Einthoven, prof. dr. J. E. de
Quay en lk besloten, onder den ouden naam
„Nederlandsche Unie" gezamenlijk ln zee te
gaan, omdat de enorme adhaesie, welke wij
persoonlijk van alle zijden hadden ontvan
gen, ons naar onze meening die verantwoor
delijkheid oplegde en omdat wij meenden,
in zelfstandigheid en op eigen wieken nu te
moeten doorzetten, daar veel werk gebeuren
moet.
De redactie van onze oproep deed dan ook
duidelijk zien, dat wij niet wat sommigen
wilden ons een officieel karakter hebben
willen geven dat zou m.i. onjuist en on
behoorlijk zijn geweest doch dat wij wil
len pogen, den practischen arbeid ln boven
bedoelden zin te helpen leiden.
Duidelijk hebben wij in onzen oproep
van 24 Juli te kennen gegeven dat wij
samenwerking hopen te mogen vinden ook
met de anderen die tegenwoordig naar
„concentratie" streven Het werk is te be
langrijk dan dat wij over en weer met
hetzelfde doel elkander zouden mogen ver
geten of zelfs bestrijden.
Een Raad van Bijstand uit het eco
nomische en sociale leven zal worden
gevormd; zijn samenstelling zal een
bewijs zijn van ons streven naar sa
menwerking met alle deelen van ons
arbeidende volk.
LARO Verduisterings-
Gordijnen
ROLLUIKEN voor sluiting
Thans bestellen is voor
delig, maar dan bij
Fabriek MOLENSTEEG 27 - Telef. 21375
Na 6 uur Tel. 26217
&4S5 CTngez. Med.)
Ook persoonlijk zijn wij, wanneer dat
noodig is, natuurlijk bereid, he^ per
soonlijke werk, dat reusachtige inspan
ning zal kosten, met anderen te deelen
of aan anderen over te geven.
N.S.B. EN NATIONAAL FRONT.
Sommigen zijn er geweest, die mij op
mijn brochure „Aanpakken" hebben ge
antwoord, dat lk alles, wat ik zoek, kan
vinden in de N.S.B. of in Nationaal Front.
Het is mogelijk, dat deze stroomingen zich
zóó zullen af teekenen, dat zij ook verlan
gen tot medewerking wekken bij hen, die
denken als ik en die, ais ik, vasthouden
aan onze vaderlandsche tolerantie en aan
ons aloude wantrouwen in een particulier
leiderschap voor het Nederlandsche volk.
Voorlooplg zie ik daarvan echter nog maar
zeer weinig voorteekenen en zoolang be
houd ik mij het recht voor, hier nog verre
van te staan.
Zegt nu deze of gene: „Niet gij zult ons
volk den weg wijzen, maar ik of wij," dan
antwoord ik: „Ik heb ook niet de pretentie,
ons volk den weg te willen wijzen, ik wil
slechts gezamenlijk met gelijkgestemden
zoeken naar onze plichten ln dezen zwaren
tijd. Ik wil mijn volk dienen daór waar ik
het denk te kunnen dienen en overeenkom
stig den geest, welken ik in de jaren van
mijn werk in ons volk heb leeren aanvoe
len en liefhebben."
De taak, de nieuwe saamhoorigheid en
het nieuwe gemeenschapsbesef los te ma
ken en op te kweeken in ons volk, óók
daar, waar het nog vastzit en zich nog
niet ontwikkelde, is zwaar. Zij zal ook ons
zwaar vallen. Maar omdat deze taak noo
dig is, moet zij worden vervuld. Ons volk
ls er het wik niet naar, zich plotseling op
sleeptouw te laten nemen of „van de sok
ken te laten loopen"; het moet gestadig
maar doelbewust worden overtuigd van de
juistheid van het voorgestelde. Daardoor
zal in de allernaaste toekomst de volkseen
heid. welke ons hartsverlangen is, nog niet
worden bereikt; het zal tijd kosten, doch
vermoedelijk véél minder tijd dan wan
neer er geen oorlog was geweest. Ai het.
resultaat in het volk zelf moet echter eer
lijk resultaat zijn, geen gelegenheidswerk
in oorlogstijd. Sloeg of sla ik hierin de
plank soms mis. waren en zijn en komen
er groepen, welke ons werk niet als eerlijk
werk kunnen of willen zien, stort zich de
politieke critiek nu over ons los in een hef
tigheid, waaraan het politieke verleden
rauwelijks zou kunnen .tippen" dan nog
blijf lk van meening dat ieder in eigen
kring en ieder naar eigen aard zijn werk
in het landsbelang mag en zelfs moet doen:
het is ons Vaderland, evenzeer van or^.
als van u.
Positief drukt onze Oproep de richtlij
nen uit, waarlangs wij willen werken; het
uitgewerkte programma wordt afzonderlijk
gepubliceerd
In hechte vaderlandsliefde, ln vaderland-
schen zin, ln diep Godsvertrouwen; zoo
besluit mr. Linthorst Homan, stel ik mij
met vele anderen thans voor de volks
zaak.
Wat nu de positiekeuze ten aanzien der
Koningin betreft, moet het volgende vast
gesteld worden: de Koningin heeft den
oorlogstoestand tegen het Duitsche Rijk
uitgeroepen, althans door haar autoriteit
gedekt en is als vijandin van het Groot-
Duitsche Rijk naar Engeland, gegaan. Bo
vendien volhardt zij bij dezen toestand,
te meer waar ons niet bekend ls, dat zij
op eenigerlei wijze protest tegen de van
Engeland uit tegen Nederland ondernomen
bomaanvallen op nlet-mllitalre doelen,
waaraan voorts nog ln de eerste plaats
Nederlanders ten offer vallen, Indient.
Zonder de vraag van den staatsvorm
in de Nederlanden aan te raken, zon
der de verhouding van het Nederland
sche volk tot het Huis van Oranje op
eenigerlei wijze te willen beïnvloeden,
want dit zijn dingen, waarover het Ne
derlandsche volk zelf in vrij besluit zal
oordeelen, staat vast, dat een bezet
tingsmacht het zich niet kan laten wel
gevallen. dat voor een persoonlijkheid,
zelfs als die de koningin van een land
is, die zich in de rijen der vijanden be
vindt, betoogingen van welken aard
ook worden gehouden. Evenzoo spreekt
het vanzelf, dat Iedere bemoeienis met
het bezette land voor den duur dezer
bezetting uitgeschakeld wordt.
Ik onderstreep deze verklaring met
nadruk met het oog op toekomstige
gedenkdagen, maar ook met het oog
daarop, dat vermeldingen in politieke
vergaderingen of programma's door de
bezettingsmacht niet kunnen worden
ter kennis genomen. Alles, wat ik hier
van de Koningin zeide, geldt in de ge
geven omstandigheden ook voor het
Huis van Oranje. Dit standpunt heeft
met onze houding ten aanzien van de
politieke wilsvorming van het Neder
landsche volk niets van doen.
Wat nu deze politieke wilsvorming be
treft, zoo herhaal ik nog eens, dat wij niet
in dit land gekomen zijn, om het Neder
landsche volkskarakter te onderdrukken, of
het onze wereldbeschouwingen op te drin
gen. Integendeel! Van het standpunt der
bezettingsmacht ware het natuurlijk veel
eenvoudiger, Iedere politieke meenings-
uiting, van welken aard ook, ln woord en
geschrift, te onderdrukken; dit is niet het
geval.
Als niet zware vergrijpen tegen de beslist
in aanmerking te nemen belangen der be
zettingsmacht voorkomen, kunnen nu en
steeds alle bladen verschijnen en zij zijn
ook in hun Inhoud slechts zoover beperkt,
als ten aanzien van de noodzakelijkheden
der bezettingsmacht noodig blijkt.
Indien dientengevolge de pers zich zekere
beperkingen oplegt, dan zal wellicht de een
of ander datgene missen, dat hij tot nu toe
interessant vond, op den langen duur zal
deze zelfbeheersching slechts nuttig blijken,
te zijn en alle verstandige menschen zullen,
eenmaal betreuren, dat de Nederlandsche
pers niet reeds vroeger tijdens haar zooge
naamde neutraliteit zulk een zelfbeheer
sching aan den dag heeft gelegd.
In dit verband kom ik te spreken over
maatregelen, die ten opzichte van de vrije
vakvereenigingen en van de marxistische
organisaties noodig waren. Als iemand zich
mocht verwonderen, dat zulke maatregelen,
zijn uitgevaardigd, kan ik zeggen, dat het
op zijn hoogst verwonderlijk is, dat zij niet
reeds veel eerder, n.l. op den eersten dag der
bezetting, getroffen zijn.
Daar ik van meening ben. dat deze orga
nisaties voor haar leden, die immers In
hoofdzaak tot den kring der arbeiders en
beambten behooren, nuttige resultaten tot
stand kunnen brengen en dat voor alles de
leden van deze organisaties niet van de
vruchten van hun reeds gedane prestaties
mogen worden beroofd, heb ik nagelaten
deze organisaties eenvoudig op te heffen,
doch heb ik het besluit genomen uitsluitend
door een nieuwe leiding mij waarborgen te
verschaffen, dat die invloeden en gevaren
zijn uitgeschakeld, welken in een nationaal-
soclalistlsch bewind niet de vrije hand kan
worden gelaten.
Bij de vraag, aan wie ik het beheer
over deze organisaties moest geven, was
duidelijk, dat niet in aanmerking kon
den komen al die mannen, die langs den
weg van parlementair-democratische
compromissen met deze zelfde organisa
ties reeds eenmaal in verbinding hebben
gestaan. Na deze beperking voerde de
beschouwing van de persoonlijke eigen
schappen en de ervaring op het betrok
ken gebied mij tot de gevallen keuze.
Zonder t.a.v. de binnenlandsch-poli-
tieke houding van deze mannen en van den
kring, waaruit zij stammen, positie te kie
zen, kon ik evenwel vaststellen, dat deze
kring in de buitenlandsche politiek een hou
ding heeft aangenomen, welke zonder prijs
gave van welk recht of aanspraak van vrije
Nederlanders dan ook, dien buitenlandsch-
politieken koers heeft gehouden, welke, zoo
als de feiten uitwijzen, de juiste was en
welke, indien door de verantwoordelijke
instanties in Nederland te rechter tijd ge
houden. aan het heele Nederalndsche volk
ten voordeel zou hebben gestrekt.
Ik zie velerlei pogingen tot verzame
len, zoogenaamde concentratie. Ik merk
op, dat ik al deze pogingen met welwil
lende belangstelling-bezie en haar ook
geen moeilijkheden in den weg zal leg
gen. tenzij het alleen maar gaat om
zulke pogingen, welke beoogen in eeni
gerlei vorm dien geest te laten voort-
leve*. die ten slotte het Nederlandsche
volk naar den lOen Mei 1940 heeft ge
voerd.
De conserveering van dien geest kan ik
van 't standpunt der bezettende macht,
maar ook in t belang van 't Nederlandsche