Zijderupsen - Aardappelveiling - Vijf tig-jarig jubileum Piet Kohier ,i>'*Sm 3 isie 1mm LEiDSCH CACDLAD Tweede Blad Vl,, T.f- ailËSÜ- M S.--i FEUILLETON .BLOED VAN BOEDDHA" NABIJ HET TINHOLTHUIS TE SANTPOORT het bekende natuurhistorisch museum, is Jetiè..bijzonders te zien. Onder leiding en op initiatief van eenige natuurvrienden is een bloemunschuur ingericht als spinnerij voor zesduizend zijderupsen. Boven het plukken van moerbei-bladeren, waarvan de dieren niet minder dan 4 manden vol per dag verslinden. Onderde spinplaats met haar vele houten spinkamertjes. DE MENU'S in hotels en restaurants zullen soberder worden. De directeur, de chef-kok en de zaalchef van een restaurant bij een bespre king over de samenstelling der nieuwe menu's. DE NEDERLANDSCHE HEIDE MAATSCHAPPIJ is op het landgoed „Den Treek" nabij Amersfoort bezig met de hervorming van pl.m. 35 H.A. dennenbosch. Het hout van de gekapte dennen wordt ter plaatse gezaagd en zal gebruikt worden voor de gasgeneratoren voor auto's. OP HEI SPORTTERREIN van de Haagsche Politie Sport Vereeniging werd het jaarlijk- DE POPULAIRE KOMIEK PIET KÖHLER die zijn 50-jarig jubileum vierde, werd door zijn collega's uit „De Boemel- sche Politie-kinderfeest gehouden. Tijdons het nummer zakkenloopen. baron" per landauer van huis gehaald voor een rit naar het theater Carré te Amsterdam. De jubilaris dankt voor de hulde van zijn buurtgenooten. 31) HAROLD WARD zon^rtto6^?.6'0 De moordenaar is wel vegen''! geweest ze zorgvuldig weg te een °°6enblik na. „Toen we dü ware" ln Frankrijk gaven bars»XTme,n cen doffen sla6 als ze SE,!- het' da' mr niet ria™1Inbmutw,el Behoord! Ik herinner me honrrt li ?H5.slaap ccn doffe explosie ge- tcneewnnn ,n' Dlt s00rt Ba£ werkt bui" tat 2 snel.... toen de vjerkelijkheid I? te n.tï0r egon te drlneen, had lk het m) te denken" 106,1 Wa3 'k VCC' 'e ber0Crd le"hén?'iitts?1'Jc ™nd hem hnmers ln ren? j daar elSenhik te zoe- JvSelndPr0nE alS d00r een adder gestoken Q86'0"! dat dat ellendige gas m'n frn °Ben aangetast heeft! Ik had n, Watson totaal vergeten! Vooruit ■BfiWe lens ho°ren wat dat heer ons te ■ei lellen heeft! Watson droeg een prachtige zijden ka merjas, verder zag hij zoo groen als een onrijpen citroen. Men hoefde niet te vra gen. hoe hij zich voelde. „Hoe gaat het met u?" vroeg dokter Fay op zijn meest beminnelijke manier. „Beter, hoop ik?" „Beroerd", zei Watson. „Maar het zal wel weer overgaan, ik ken de uitwerking van dergelijke gassenIk herinner me, dat ik u over me heen gebogen zag, kapitein. Hebt u me naar mijn kamer gebracht, of ben ik er zelf heen gekropen?" „Ik had werk genoeg met mezelf", ant woordde York, „je zult het zelf voor elkaar gekregen hebben". Watson stak een sigaret op, zijn handen beefden. Hij deed een paar trekken en gooide het ding daarna uit het raam. „Bah", zei hij, „het smaakt nergens naar!" Plotseling strekte York zijn hand uit en pakte Watson bij den arm. „Laat je vin gers eens zien!" snauwde hij hem toe. Met een doodverbaasd gezicht hield Wat son hem zijn handen voor. „Wat is er aan de hand?" vroeg hij. York liet de hand van den dikken man los.. „Dus jij bent het geweest!" zei hij verwonderd. „Waar heeft u het over?" Watson scheen er niets van te begrijpen. „Je hebt bruine vlekken op je vingers!" Watson inspecteerde zijn handen. „Ja, dat heb ik al gezien! Ik weet alleen niet, hoe ik daaraan kom". „Zllvernitraat", zei York, „ik smeerde het met wat vaseline op den knop van de safe. Ik had er een idee van, dat iemand een poging zou doen om de „Bloeddruppels van Boeddha" te stelen. Fenton stond op en rammelde indruk wekkend met een paar handboeien. „Je bent onder arrest!" zei hij, op W&tson toestappend. York hield hem tegen. „Doe niet zoo dom. Fenton!" gromde hij. „Het kan zijn dat Watson eei» poging gedaan heeft om de safe open te maken, maar de moordenaar Is hij niet!" „Dank u!" zei het slachtoffer. „Het ge beurt niet vaak, dat u mijn partij kiest, kapitein!" „Verbeeld je maar nietsToevallig liep ik tegen dien bommenwerper aan en dat gebeurde, nadat ik jou op den grond gevonden hadergo kun jij het niet geweest zijnjammer genoeg!" „Alweer bedankt!" zei Watson sarcastisch Fenton liet de boeien weer in zijn zak glij den en ging zitten met een gezicht alsof er niets gebeurd was. „Dat is nu werkelijk het eerste meeval lertje dat ik heb. sinds ik in dit huis ben gekomen," grinnikte Watson, „en daarom zal ik alles eerlijk bekennen. Ik heb inder daad geprobeerd de safe open te breken, maar met de moorden heb ik niets te ma ken!" Hij stak weer een sigaret dp. trok een vies gezicht en ging door: „Het is zoó gegaan: Toen we naar boven gingen was ik doodmoe. Mijn zenuwen waren totaal in de war. Ik kleedde me uit en probeerde te slapen, maar dat lukte niet. Ik ging in een stoel bij het raam zitten en trachtte me met een sigaret te kalmeeren. Maar ook dai. hielp niet. Toen bedacht ik. dat het misschien goed zou zijn de lucht in te gaan. Ik ging dus op mijn teenen de deur uit, met met het plan in den tuin wat heen en weer te loopen. Toen ik door de hall kwam, waar alles donker was. zag ik links een licht schijn. Ik stond stil om te zien wat het was. De deur van het museum stond» op een kier en de lamp op de schrijftafel brandde. Voorzichtig sloop ik naderbij om te zien, wat er aan de hand was, maar ik kon nie mand onderscheiden. Ik herinnerde me, dat Dittmars dien avond in het museum aan het werk was geweest en ik veronder stelde dat hij vergeten had, de deur weer te sluiten. De voorzienigheid scheen alles voor me klaar gelegd te hebben. Een open deur, het licht aan en een safe, die wachtte om geopend te worden! U weet dat ik han dig in dergelijke karweitjes ben, kapitein, het zou me geen moeite gekost hebben, die kist te openen." York knikte instemmend. „Ik liep dus het museum in en ging naar de safe. Ik bleef een paar maal staan om te luisteren, maar hoorde niets. Ik ging dus voor de kast op mijn knieën liggen, en be gon het slot te probeerentoen hoorde ik opeens iets. Misschien hoorde ik het ook niet en voelde ik alleen het gevaar.... er was iemand in het museum, achter de rij kasten langs den muur!" Watson stond op en begon zenuwachtig de kamer op en neer te tyopen. „Ik was bang, dat wil ik gerust bekennen," ging hij voort. „Ik begreep, dat ik met den moorde naar in hetzelfde vertrek was, overal om me heen was het pikdonker, alleen de lamp wierp een ronden lichtschijn op de tafel. Ik raakte in een paniekik draaide me om en rende het vertrek uit., ik wist niet of de moordenaar me achterna zat. Ik wilde om hulp roepen, maar kon geen geluid uit brengen daarna herinner ik me alles nog maar vaagik moet flauw gevallen zijn daarna kwam het gasHij huiverde bij de herinnering en zonk uitgeput in zijn stoel terug. York, die den heelen morgen nog niet gerookt had, stopte zijn pijp en stak er den brand in. Het smaakte weliswaar niet zoo goed, maar het hielp hem om na te denken. „Ik kan me niet meer herinneren, hoe ik de trap opgekomen ben," vervolgde Watson, „wel heb ik een flauw idee dat ik een gloed zag., waarschijnlijk was dat de gasbom.» ik probeerde nog in mijn kamer te komen. daarna weet ik niets meer tot het oogen- blik dat ik bijkwam en de kapitein over me heen gebogen zag". Hij veegde z'n klets natte voorhoofd af en zweeg. Niemand zei iets. Ten laatste keerde Watson zich naar York. „Mijn verhaal klinkt misschien fantas tisch," zei hij, „maar het is de waarheid! Ik hoop dat u me gelooft." York knikte. „Ja", zei hij, „dit keer geloof ik je." HOOFDSTUK XIX. Tegenstroomingen. Ondanks haar baan was Carol Spencer in vele opzichten ouderwetsch. Het lot had haar reeds vroeg gedwongen voor zichzelf te zorgen en zoo was ze van de eene baan in de andere gekomen, tot ze bij Blumen- thal terecht kwam. Daar was ze snel opge klommen, want Carol zag er niet alleen goed uit, ze had ook een stel gezonde her senen. hetgeen volgens Blumenthal bij een vrouw een zeldzame combinatie was. Ze kleedde zich bovendien goed. wat noodig was, daar ze vele gevallen te behandelen kreeg, die haar in goede kringen brachten. Een van haar ouderwetsche ideeën was bij voorbeeld dat ze zelf voor haar kleeren wilde zorgen. Ze vond het dan ook heelemaal niet prettig dat Fenton 's politiemannen haar garderobe onderst boven gehaald hadden. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5