Pe Kaagweek - Harddraverijen - Bouw van noodwoningen LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad v „BLOED VAN BOEDDHA" FEUILLETON INGEVOLGE DE VERORDENING VAN DE DUITSCHE AUTO RITEITEN betreffende de duiven, postduiven etc., is een con trole ingesteld op deze dieren door een duivenbrigade van de Amsterdamsche politie. De controle in het hok. HET KOREN IS RIJP. De tweede helft van Juli is voor de voeding van den mensch een belangrijke tijd. Oogsttijd van het koren. De boer en zijn heele familie werken met spoed om den oogst binnen te halen. Een tevreden landman. EEN TWEELING. IN HET WASSENAARSCHE DIERENPARK IS EEN TWEELING NILGAU ANTILOPE GEBOREN. NOODWONINGEN. Langs het Noorderkanaal tegenover den Gordelweg, ter hoogte van den Bergsingel te Rotterdam, is de bouw begonnen van de eerste noodwoningen. DE LELIES BLOEIEN. Daar deze plant het beste op zwarten grond gekweekt kan worden, ziet men vooral in West-Friesland veel lelie-cultuur. Een mooi veld in „De Weert", gemeente Hoogwoud. >E KAAGWEEK het zeilfestljn bij uitnemendheid, is begonnen. Reed' lang van te voren lagen talrijke SI bootjes aan de steigers aan den Kagcrplas en was het ouar een en al bedrijvigheid. KORTE BAAN-DRAVERIJEN werden op den Boulevard de Favaugen te Zandvoort gehouden. Tijdens een der races. Links„Douglas A" (eigenaar A. Witteveen, Schoorl), rechts „Zora" f (eigenaar J. Wagenaar. -nsterdam). door HAROLD WARD 16) ..Ik niet!" antwoordde de luitenant, en /ervolgde: „Wie denkt u dat er nog meer )ij de zaak betrokken zijn?" „Lancaster en Pendrill vertrouw ik geen beiden." Dc mannen rookten zwijgend. Toen zei vïuer: „Weet u, wat ik niet begrijpen ;ar?Hoe het mogelijk is geweest tewls, levend of dood. uit het huis te terwijl Fenton's mannen op de oer lagen!" York begon zenuwachtig heen en weer e loopen. „Waar ze dien vent in hemelsnaam ver noord hebben gaat mijn begrip te boven", tromde hij. „Bekijk het nog eens goed. Tommy! De moordenaar geeft Wimpy een ik op het hoofd, waar hij genoeg aan leeft, daarna moet hij het lichaam ergens erborgen gehouden hebben, om het daar- ïa met een strik om zijn nek uit het raam e slingeren. We hebben liet huis door- ocht, niet eens, maar verschillende malen, n geen enkel spoor is er gevonden! Het is mgeloofelijk!" „Evenals de verdwijning van Lewis!" Muer vischte een sigaret uit het pakje op de tafel, en zei langzaam, terwijl hij groote rookwolken uitblies: „Ik heb zoo'n voorgevoel, dat we onzen vriend Lewis bin nenkort ontdekken zullen." „Heb ,1e daar een reden voor?" „Jennie, de huishoudster, rook vanmid dag een dooie rat in de eetkamer!" „Praat geen onzin!" zei York geïrriteerd met een boozen blik op zijn assistent. Muer grinnikte. „Ik meen wat ik zeg!" ging hij voort, „alleen was het naar mijn mcening geen dooie rat! De moordenaar heeft kans gezien, het lichaam van Lewis weg te werken, dus moet het nog in huis zijn, het is de laatste dagen snikheet ge weest. dus York maakte een gebaar van afgrijzen. „Weet je nog meer van die opgewekte nieuwtjes?" vroeg hij. „Ondertusschen zou je toch wel eens gelijk kunnen hebben." Muer stond op en verdween in de bad kamer, om eenige oogcnblikken later terug te komen met een druipend pakje in zijn handen. Hij spreidde een handdoek op tafel uit en legde daar zijn vangst op. Het waren drie notitieboeken, zoo doorweekt van het water uit de beek, dat ze een hope loos pakje vormden. „Ik vond ze, waar u veronderstelde dat ze zijn zouden," zeide hij, „degeen, die ze er in gegooi:, heeft, had haast. Ze lagen in du beek een punt dicht bij het huis". York bekeek het druipende zaakje nauw keurig en keek toen teleurgesteld op. „Het zijn Horace Anson Lee's boeken, daar is geen twijfel aan, maar er is geen letter meer van te lezen!" „Het laboratorium zal er wel raad mee weten," troostte Muer. „Kleed je dan aan,'rij naar de stad en stuur ze als expresse naar Washington," beval York hem. En Muer had te gehoorzamen, ofschoon hij meer zin in een middagdutje had. HOOFDSTUK XV. Een onprettige ontdekking. Muer was binnen twee uur uit Arrapa- hoe terug, op tijd om zich te kleeden voor het diner. Toen de twee Intelligence-mannen zich in het woonvertrek bij de anderen voegden zagen zij op Jennie's gezicht een raadsel achtige uitdrukking. Zij liep door de hall, den neus in de lucht en ze snuffelde als een jachthond die wild ruikt. Van de an dere gasten waren er ook die een vreemde lucht opgemerkt hadden, maar men kon niet thuis brengen, wat het was. Lee ver onderstelde dat het ratten waren en gaf Tim een standje dat hij rattenkruid ge strooid had, wat deze ten stelligste ont kende. Muer grinnikte en gaf achter Lee's rug een knipoogje naar York. Iedereen was zenuwachtig en niemand deed het uitste kende en uitgebreide diner de eer aan, die het verdiende. Direct na het eten excuseer de Adele Lathrop zich, daar ze hevige hoofdpijn had, en ging naar haar kamer. Virginia Lee volgde haar aanstaande schoonzuster. Lydia Vaughan en Carol Spencr slenterden naar buiten, en gingen onder de open veranda zitten. Dittmars ging naar het museum om met liet cata log fsecren van de voorwerpen door te gaan Toen hij de deur opende bleef hij een oogenblik op den drempel staan en vloekte binnensmonds. De gesprekken bewögen zich grooten- deels 0111 de zitting van dien morgen, en het weinige succes dat er bereikt was. Nie mand bleef lang op eenzelfde plek zitten, iedereen scheen onrustig en gespannen. Pendrill en Lancaster liepen in den tuin te rooken. Toen hun dat begon te vervelen kwamen zij weer binnen en stelden een spelletje poker voor, maar niemand ging er op in. York nam Muer meer naar de hall; ze gingen halfweg de deur naar de eetkamer en de porte-cochère zitten, waar hij zoo wel de trap als het grootste deel van de 'oeneden verdieping konden overzien. York had nog steeds plezier om de wijze, waarop de meeste gasten hem aankeken. Hij was beslist de^minst populaire man in het huis en dat scheen hem genoegen te doen. Muer, dien het stil zitten begon te ver velen. stelde voor Lydia en Carol op te zoeken op de veranda, maar York weigerde. „Waarom niet?" zei Muer spijtig, „ik vind Carol een droom cn iedereen kan zien, dat ze gek op u is". „O, ja?" zei York onverschillig. Muer zuchtte ongeduldig. „Overigens is Lydia ook niet onaardig", probeerde hij het nog eens. „Ik wil me wel met haar bezig houden, ik beloof u. dat ik geen moeite zal doen, onder uw duiven te schieten!" „Praat geen onzin!" zei York kortaf en meteen ratelde de telefoon in de cel dicht bij ben. Lee ging luisteren, en wenkte York. „Voor u," zei hij. York ging de cel in, maar liet de deur aanstaan, zoodat iedereen het gesprek aan deze zijde van den draad velgen kon. Allen luisterden ook gespannen, maar uit de korte antwoorden, die York gaf, was niets op te maken. Toen hij de cel weer uitkwam keek ieder gespannen naar wat hij te zeg gen zou hebben, maar York ging zonder een woord weer zitten. Hij fluisterde zijn assistent iets in, die ernstig knikte. De belde mannen schenen moeite te doen om de spanning tot het koolcpunt te bren gen, zonder dat de anderen er echter iets van schenen te merken. Tenslotte stond Page op. en kwam op hen toe. „Ik heb mijn baas opgebeld, toen ik in de stad was," zei hij. York glimlachte. „Dat wist ik," zei hij droog, „en ik weet ook dat uw baas er niet zoo erg over te spreken is, dat u zoo lang weg blijft, zonder iets te bereiken!" Page's mond zake van verbazing open. „UehIk begrijp niet York stopte langzaam zijn pijp, en stak die aan. Toen zei hij, een geweldige rook wolk uitblazend: „Ik weet ook. dat miss Spencer met een zeker iemand in New- York getelefoneerd heeft en ik weet. wat ze gezegd heeft!De kwestie is, dat ik een man op de telefoon-centrale heb zit ten, die alle gesprekken afluistert!" Pendrill. die met klimmende woede de laatste woorden aangehoord had, deed een £aar stappen naar voren. „Nu wordt het toch te bar," schreeuwde hd, „van alle brutaliteiten „In mijn vak moet men wel brutaal zijn," viel York hem rustig in de rede. Lee, Watson en Lancaster waren nu ook naderbij gekomen. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5