Opbouw - Lindebloesemthee - Drukte in de haüen tian Enkhuizen I gsie JaarganglEiDSCH DA5Ci.AD Tweede Blad 1 „BLOED VAN BOEDDHA" FEUILLETON IN DEN HAAG WORDT DE LINDEBLOESEM GEPLUKT om er thee van te maken. Wanneer VOOR DEN OPBOUW. Links het In orde brengen van z.g. kipkarretjes, welke dienst zullen doen bij den opbouw, thee niet meer te krijgen is. zullen in de eerste plaats de ziekenhuizen en ouden van dagen linde- Rechts zand Is een belangrijke grondstof, noodig voor den wederopbouw. Het afgraven in een zanderij, bloesem krijgen. Het drogen van den lindebloesem in de kassen van den Gem. Plantsoendienst MIDDELBURG IS NIET BIJ DE PAKKEN NEER BLIJVEN ZITTEN maar heeft den wederopbouw krachtig ter hand genomen. Het herstel van het stadhuis. Met uiterste zorg wordt alles behandeld, wat nog bewaard kan blijven. Tegen de gespaard gebleven gevels zijn steigers geplaatst. IN VELE JAREN is het in de haven van Enkhuizen niet zoo druk geweest. De aanvoer van visch is groot, maar ook de vraag naar visch is groot Urker visschers HET HERSTEL VAN HET MIDDELBURGSCHE STADHUIS. Boven een aantal steenen, voor het prachtige gespaard gebleven bordes, wordt zorgvuldig bewaard. Onderna de opruimingswerkzaamheden bleek, dat het wapen van Middelburg geheel onbeschadigd is. brengen manden vol naar den afslag. door HAROLD WARD 21) Aan het begin van de oprijlaan werd een anderen wagen zichtbaar. York ging mid den op den weg staan met opgeheven arm. In het volle licht van den schijnwerper van de naderende car. Deze stopte, een kort, dik mannetje sprong er uit en rende op York toe. „Wat is hier gebeurd?" riep de nieuw aa. jekomene uit, terwijl York hem warm de hand schudde. „Gelukkig voor jou, dat je laat bent, Tommy", zei de kapitein ernstig, „dit was voor jou bedoeld!" „Ik ben verdwaald en het heeft me nogal wat tijd gekost den weg hierheen te vin den". „Dat is goddank je reddin^ geweest, Tom my". En fluisterend voegde York er aan toe: „Iemand heeft ons telefoongesprek afgeluisterd, en een val voor jou gezet. De arme bliksem, die mij mijn bagage kwam brengen is er het slachtoffer van gewor den. lis jij op tijd 0.weest was, zou jij daar nu liggen in plaats van die arme Jake!" Muer stak een sigaret aan. In het licht van de lucifer kon men zien, dat zijn hand beerde. HOOFDSTUK XII. Handigheid. Tommy Muer was niet spraakzaam. Ja renlange ondervinding als assistent van kapitein York bij de Intelligence Service had hem geleerd dat deze hem alles wel zou uitleggen, wanneer hij dat noodig achtte. Een blik op het bleeke gelaat en de wond aan de kin zei hem dat er hier iets ernstigs aan de hand was. Zonder een woord te zeggen liep hij naar zijn auto terug, haalde een tang, uit een gereed schapsbak, knipte den draad aan het eene einde door, rolde hem op, knipte ioen ook het andere einde af, en gaf hem toen aan York. Intusschen had doctor Grass zich over het lichaam van den doode gebogen, een vluchtige blik vas genoeg om hem van het nuttelocze van een nader onderzoek te overtuigen. „Dood!" zei hij, zich oprichtend. ,De ar me kerel heeft waarschijnlijk niet eens ge merkt, wat er met hem gebeurde. Het hoofd is vrijwel van den romp gescheiden, terwijl ik uit de houding opmaak dat hij door zijn val bovendien de ruggegraat gebroken heeft." Hij bekeek de rol IJzerdraad, die York in de hand hield. „Een gewone waschlijn," ging hij voort, „waarschijnlijk uit de bijgebouwen ge haald." York knikte, toen stelde hij Muer aan Grass en aan de anderen voor. Dit jongmensch trok zijn wenkbrauwen op, toen hij aan Dore Watson werd voor gesteld, hij glimlachte tegen Lydla Vaug- han en keek goedkeurend toen Carol Spen cer aan de beurt kwam. „Kunt U luitenant Muer een paar dagen onder dak brengen?" vroeg York aan Lee, die bleek en uit het veld geslagen bij de vrouwen stond. „Ik ben nog niet heelemaal bij, na die geschiedenis van vanmiddag Muer's komst komt goed van pas.... Ik vergat U geloof ik te vertellen, dat hij in structie had zich bij me te voegen, als zijn werk in New-Orleans geëindigd was". Lee drukte Muer zenuwachtig de hand en verzekerde hem, dat het hem genoegen deed de gastvrijheid van Oakwood Manor te kunnen aanbieden, ofschoon hij dit lie ver onder prettiger omstandigheden zou hebben gedaan. „Is dit weermoord?" vroeg hij daar na huiverend aan York. „Ik zal er voor u geen doekjes om winden, meneer Lee, inderdaad is dit weer moord York liep naar den verongelukten wagen. Zijn veronderstelling was juist geweest. Hij vond zijn koffer op de achterbank. Hij zette deze in Muer's auto en stond op de tree plank, terwijl Tommy zijn wagen naar huis reed. Intusschen had Lee Tim geroepen en hem bevolen een van de andere bedienden te roepen en iets te brengen, wat als draag baar voor den dooden man dienen kon. Tim kwam na eenigen tijd met een paar plan ken aandragen en samen droegen zij hem naar het souterrain, terwijl York Fenton opbelde. Fenton reageerde op het onheils bericht met een snelheid, die niet overeen kwam met de legendarische Zuidelijke sloomheid. Nauwelijks had York Muer naar zijn kamer gebracht of Fen ton's wagen stopte met gierende remmen voor het huis. Dokter Fay was bij hem, benevens eenige mannen, die Jake's lichaam naar Arrapa- hoe konden brengen, zoodra Fenton en Fay met het voorloopig onderzoek klaar waren. York stelde Muer aan Fenton voor en samen gingen ze naar beneden. Er blonk iets in de oogen van den sheriff toen hij bij het lijk van zijn assistent stond, dien hij nog zoo kort geleden gezond en wel had zien wegrijden. Hij knikte Fay toe, woorden kon hij op dat moment niet uitbrengen, de dokter begon daarop met het onderzoek. Na een oogenblik zwijgen zei Fenton: „Jake was een beste kerel, al was hij mis schien wel wat luiHoe is het gebeurd, kapitein?" York vertelde den ander in kor te bewoordingen hoe het ongeluk zich had toegedragen. Fenton keek hem een oogen blik verwonderd aan en wendde zich toen tot den luitenant. „Het was dus eigenlijk voor u bedoeld?" en tot York: „De moordenaar had dus niets tegen Jake?" „Natuurlijk niet! Het kan zich niet an ders hebben toegedragen, dan zooals ik je vertelde. Niemand wist immers, dat er vanavond nog iemand van jouw kantoor zou komen, om mijn bagage te brengen?" „Dat is zoo", stemde Tenton hoofdschud dend toe. „Ik wist niet, dat Je Jake zou sturen, het had net zoo goed iemand anders kun nen zijn!" Fenton wreef over zijn kin. „Hm", brom de hij. „De kwestie is, dat ik zelf oorspron kelijk het plan had te gaan. Het heeft maar een haar gescheeld, of ik was op het oogenblik een lijk! Ik had je koffer al in mij .i wagen gezet en was op het punt weg te :ijden, toen ik er opeens aan dacht, dat ik nog een paar stukken klaar moest ma ken voor morgen. Jake zat in het kantoor half slapend, dus stuurde ik hem hierheen, weinig beseffend, dat ik hem niet weer levend terug zou zien." York liep ongeduldig heen en weer. „Ik ben ervan overtuigd, dat iemand mijn ge sprek met Muer afgeluisterd heeft. Ik hoorde den ander den hoorn ophangen Muer zei, dat hij tegen acht uur hier kon zijn „Ik verloor een minuut of vijftien onder weg, doordat ik een verkeerden weg in sloeg,". viel deze den kapitein in de rede. „Juistde moordenaar wist, dat ik vanavond niet veel waard zou zijn, dank zij den klap, dien hij me vanmiddag gegeven heeft. Waarschijnlijk rekende hij erop van avond zijn slag te kunnen slaan daarom kon hij Tommy hier niet gebrui ken!" „Heb je eenig Idee waar de verschillende menschen waren op het oogenblik dat die draad gespannen moet zijn?" vroeg Fenton „Hoe weet ik nu, wanneer die draad ge spannen werd!" riep York kregelig uit. „Zooals je weet was het vroeg donker. Er was geen maan. Na het eten verspreidden de gasten zich. Ik zat zelf op de veranda met het volle gezicht op de oprijlaan. Ik heb wel menschen onder de porte-cochère gezien, maar ik kon niet onderscheiden, wie het waren. Je kunt er op rekenen, dat de man. die den draad spande, een alibi heeft, tenzij iemand hem bezig zag en dat is niet waarschijnlijk." „Ben je er zeker van, dat het een man geweest is?" vroeg Fenton. „Ik denk het wel, een vrouw heeft geen kracht genoeg om een draad zoo stijf te spannen." (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5