m Slsie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad „BLOED VAN BOEDDHA" JQJ2 FEUILLETON IN AMERIKA ZIJN DE BADSTOELEN, ZOOALS WIJ ZE KENNEN. NIET MEER IN DE MODE. Men heeft er voor in de plaats een soort „auto-kappen" genomen. Het voordeel is, dat ze gemakkelijk op en neer geklapt kunnen worden. DE SCHIEDAMSCHE SINGEL, STEEDS EEN DORADO VOOR HENGELAARS, WORDT NU GEDEMPT. De visschen IN AMSTERDAM IS EEN OMNIBUSDIENST BERLAGEBRUG—'T KALFJE GEOPEND. HET worden steeds meer samen gedrongen in het verontreinigde water en half bedwelmd drijven zij aan de oppervlakte. Dit OUDERWETSCHE VOERTUIG OP HET REMBRANDTPLEIN buitenkansje wordt door met schepnetten gewapende mannen en jongens terdege uitgebuit DE WEDSTRIJDEN VAN DE „KONINKLIJKE" OP DEN AMSTEL. Een mooie race was die der oude achfcn, welke werd gewonnen door „Laga" (voorgrond) voor „Nereus" (midden) en „Njord". Bij het passeeren der Beriagebrug. i r t vr?,. OP DE SPORTVELDEN AAN DE LAAN VAN POO T TE DEN HAAG WERDEN JEUGD-ATHLE- TIEKWEDSTRIJDEN GEHOUDEN. DE 100 METER HAD EEN SPANNEND VERLOOP. LEER GEMAAKT UIT VISSCHENHÜID is een nieuwtje uit Duitschland. Ook de mode profiteert er van. TE ROTTERDAM WERD DE KAMPIOENSWEDSTRIJD FEIJENOORD BLAUW WIT GESPEELD. De uitslag was 32 voor Feijenoord. Keeper Ferwerda van Blauw Wit doet zijn best den bal te bemachtigen. door HAROLD WARD 10) York pufte kalm aan zijn pijp, toen zei hij rustig, „ik meen dat u omstreeks elf uur onder de porte-cochère was. Hebt u ons dat straks niet verteld? Kunt u ons zeggen wat u daar deed, en of u alleen was?" Lee kreeg een kleur. „Ik was niet alleen, maar ik wil u liever niet zeggen, wie er bij was. Als de ander dat vertellen wil, dan vind ik het best, maar ikwilt u me op m'n woord gelooven als ik zeg, dat het niets te maken heelt met den dood van dien armen kerel, dien wij onder den boom von den?" York grinnikte. „We zullen wel moeten!" zei hij. „Ik veronderstel dat u op datoogen- blik niets van het lijk gezien hebt?" „Niets!" „U kent den vermoorde niet?" „Ik heb hem nooit eerder gezien. Bent u er zeker van, kapitein, dat hij vermoord werd?" „Absoluut zeker Waarom zouden we an ders dit onderzoek beginnen?" Lee glimlachte flauw. „Dat is waar!" zei hij verlegen. .York veranderde plotseling van tactiek. Hij leunde voorover en vroeg scherp: „Hoe kent u Dore Watson, en wat doet hij hier?" „Hij is gekomen om op robijnen te bie den, evenals de anderen". „Hoe lang is hij al hier?" „Twee dagen" „Lang genoeg om duplicaat sleutels ge maakt te hebben, en Lee werd donkerrood. „Ik zou wel'willen dat u bedacht, dat u het over mijn gasten hebt, kapitein York!" zei hij. York stopte hem met een handgebaar. „U kunt die ouderwetsche ideeën en Zuide lijke hoffelijkheid gerust over boord zetten" zei hij koud. „Er ls hier een moord begaan, en moorden zijn ernstige misdrijven! Bo vendien is er een poging gedaan om de „Bloeddruppels van Boeddha" te stelen. Ik weet nog niet, in hoeverre het een met het ander te maken heeft. Maar ik ben er vrij wel zeker van, dat achter dit alles iets zeer belangrijks schuilt, iets, dat de veiligheid van de Amerikaansche natie raakt! Nu zult u misschien begrijpen dat ik, een officier van het Amerikaansche leger, geen tijd heb om te luisteren naar uw praatjes over uw plichten als hulsheer? Ik hoop, dat u me goed begrijpt, temeer, waar de moordenaar waarschijnlijk onder uw gasten gevonden zal worden!" Lee stond op. bleek van woede. „Bent u klaar?" vroeg hij kort. York keek hem rustig aan. „Voor het oogenblik wel." zei hij. „Ik veronderstel, dat het niet zou helpen, wanneer ik u zei. dat uw aanwezigheid hier mij onwelkom is." vroeg Lee, de vuisten ge bald. „met andere woorden, dat ik u de deur wijs?' „Niet ln het minst," antwoordde York kalm. „Het zou u inderdaad niets helpen! Ik ben hier.en ik blijf hier, tot deze zaak tot klaarheid gebracht is". „Ik beschouw u echter niet als gast in mijn huis," ging Lee buiten zichzelf voort. „Ik beschouw u „Loop naar den duivel met Je geklets!" barstte York uit. „U zit nu eenmaal in het schuitje," ging hij kalmer voort, „en er zit niets anders op. dan mee te varenDe Amerikaansche staat loopt misschien gevaar en dan is het de plicht van eiken Amerikaanschen staats burger, zich te onderwerpen aan de wetten en aan hen. die deze vertegenwoordigen. Als mijn behandeling u niet aanstaat, dan beklaagt u zich maar bij uw vertegenwoor diger in het Congres, of anders voor mijn part direct bij den president! Goed begre pen jongmensch?" Lee haalde zijn schouders op en liep woe dend de deur uit. „Aanstellerige jonge ezel!" bromde York. Toen zei hij zacht iets tot Fenton. Deze stond op, riep Jake, den zwijgenden helper, en dokter Fay. Samen hadden ze een lang gesprek op de veranda. Daarna klom Fay in zijn wagen en reed weg in de richting van de stad. Fenton cn Jake kwamen weer bin nen en de sheriff tikte Jimmy Page op den schpuder. „Kom jij maar es binnen, jongeman", zei hij „we hebben met je te praten!" Wat Page hun te vertellen had klopte ge heel met de gegevens, die hij reeds eerder op clen avond mededeelde. Toen men hem echter naar de reden van zijn wandeling buiten vroeg, bleef hij zwijgen. York gaf het ditmaal niet op en ten slotte bekende Page. dat hij een afspraak met Virginia ge had had. „Waarom kwam u op Oakwood Manor?" vroeg York. Page vertelde dat hij juweelenexpert was. in dienst van de firma Alberts en An derson, de bekende New-Yorksche juweliers. Het was zijn taak, een bepaald soort klan ten te helpen, speciaal rijke dames. Nu had er een paar dagen geleden een cliënt opgebeld, wie het was had Anderson hem niet verteld, die geïnformeerd had, of de firma interesse had voor de „Bloeddrup pels van Boeddha". Anderson had geant woord, dat zij geen interesse hadden, daar er momenteel weinig vraag naar robijnen was. De klant had toen gevraagd, of de fir ma iemand naar Arrapahoe kon zenden, om voor hem op het snoer te bieden. Er wah een bedrag genoemd, dat men besteden mocht, de firma zou een commissie voor haar bemoeiingen ontvangen. Page was ge kozen om de firma te vertegenwoordigen. Toen hij op Oakwood aankwam, werd hem verteld, dat de verkoop een paar dagen uit gesteld was, daar Dittmars niet eerder klaar kon komen met het catalogiseeren van de nalatenschap. Behalve de robijnen zouden er nog meer edelgesteenten verkocht wor den. Lee had hem gevraagd zijn gast te zijn. tot de verkoop plaats zou hebben. Page had toen zijn firma opgebeld en de order gekre gen te wachten. Dat was alles, wat hij te vertellen had. York knikte. „Ik ken uw firma," zei hij „ze geniet een zeer goede reputatie. Kan ik ze hier opbellen?" „Ja zeker." zei Page. „Maar als het u te doen is om een bevestiging van mijn ver haal, dan kan ik u wel mijn aanbevelings brief laten zien". „Daar gaat het niet om! Ik zou graag ergens willen telefoneeren, waar ik niet afgeluisterd kan worden. Wilt u nu uw baas uit z'n bed halen en hem vertellen, wat er hier gebeurd is? Veel weet u er ten slotte ook niet. van, maar genoeg om hem op de hoogte te brengen. Zeg hem maar, dat het huis onder politiebewaking is en dat alle gasten, u ook, voorloopig in arrest blijven. Ennevraagt u hem dan ook maar meteen, of hij den naam van dien cli ënt noemen wil!" „Dat zal hij wel niet doen," betwijfelde Page. „We krijgen wel eens meer dergelijke opdrachten en die zijn altijd confidentieel". ..Als hij het niet wil zeggen, krijgt hij er last mee, vertel hem dat maar. desnoods stuur ik de New-Yorksche politie op hem af. We kunnen dit zaakje niet met fluwee- len handschoenen aanpakken, er staat waarschijnlijk teveel op het spel." Page verliet het kantoortje om zijn op dracht uit te voeren en Fenton ging het volgende slachtoffer halen. Een oogenblik later verscheen hij met Dore Watson op sleeptouw. De dikke man viel in een stoel tegenover York en bette zijn voorhoofd met een zak doek. York keek hem scherp aan. „Wat zoek j'j in fatsoenlijk gezelschap?" blafte hij hem opeens toe. Watson had zich waarschijnlijk moed in gedronken. Hij scheen niet op zijn gemak en sloeg de oogen neer voor Yorks scher pen blik. „Ik heb evenveel rech' om hier te zijn als de anderen" zei hij verontwaardigd ..Ik ben Amerikaansch burger en i) oen niet van plan, me door jou te laten af snauwen. York. Je moet niet denken (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5