Felle brand in een houtopslagplaats - Gedenkplaat onthuld te Leidschendam Tweede Blad 8isle Jaargang LEiDSCH D:XLD FEUILLETON BLOED VAN BOEDDHA" SCHULTE'S DEBUUT AL3 STAYER OP DE STADIONBAAN TE AMSTERDAM. MOMENT UIT DEN WEDSTRIJD TEGEN WALS, WELKE DOOR SCHULTE GEWONNEN WERD. EEN KEN HEVIGE liltANI> WOEDDE In de fabriek der N.V. Handel MIJ Hollandsche Luterma aan de Piekstraat te Rotterdam. Een groote hoeveelheid hout ging verloren. Een overzicht tijdens de blussching. DB NIEUWE MOTORREDDINGBOOT ..ARTHUR", bestemd voor IN HET IN AANBOUW ZIJNDE RAADHUIS VAN LEIDSCHENDAM het station SchevenmSen van de Noord- en Zuld-Hollandsche Redding hfc(t de loco-burgemeester, de heer L. C. de Koning, gisteren Maatschappij, In aanbouw op een werf te Alkmaar. De „Arthur" komt t In de plaats van de „Zccmanshoop". die tijdens den oorlog Is verdwenen. Mn gedenkplaat onthuld. Tijdens de plechtigheid. EEN ONDERNEMEND HAGENAAR IS BEGONNEN MET DEN AAN LEG VAN EEN TUIN OP HET DAK. OF DE BOONTJES EN DE BLOEMEN ER GOED ZULLEN WILLEN GROEIEN 7 VAN VOETBALVELD TOT TUIN. EEN ONDERNEMING IN EDE, DIE IN HET BEZIT IS VAN EEN VOETBALVELD, HEEFT DIT LATEN OMPLOEGEN EN BEMESTEN. ELK LID VAN HET PERSONEEL HEEFT EEN STUKJE GROND GEKREGEN, WAAR HIJ OF ZIJ GROENTEN OP VERBOUWEN KAN. DRUK BEZIG MET WIEDEN. door HAROLD WARD 2) „Kan lk Jc even spreken", vroeg hij zacht ,nee.... niet hier.buiten". Lee keek verstoord „Excuseer me even, wil Je", zei hij tot Adele, die hem met een glimlach liet gaan. Toen zag ze Jimmy's modderige broekspijpen en verwonderd trok ze haar wenkbrauwen op. Lee had haar blik gevolgd. „Wat is er met Jou ge beurd?" vroeg hij verbaasd. De anderen werden nu ook opmerkzaam, iemand draai de de radio af, een kring vormde zich om Jimmy. „Wat heb jij uitgevoerd, Jimmy?" vroeg Dore Watson opgewonden. Page trachtte zijn kalmte te bewaren Voor de eerste maal in zijn leven was hij met een gewelddadigen dood in aanraking gekomen, het viel hem moeilijk zijn opwin ding en afgrijzen te onderdrukken. Het ge zicht van den dooden man onder den boom danste voor zijn oogen, hij wankelde. „Laat de dames niet naar buiten gaan". zei hij heesch ..Kom meejullie. Er ligt iets buiten. onder den boom. doo^lk geloof, dat hij zich opgehan gen heeft!' „OpgehangendoodI" Adele Lathrop gilde, ze leunde op Lee's schouder, maar die duwde haar onzacht weg. „Hou Je kalm!" zei hij kortaf. Toen keer de hij zich naar Page. „Onder den boom?" vroeg hij. Page knikte. „Ik struikelde over hem, in het donker Ik liep er tegen aan, en hijoh, afgrij selijk was het!" HOOFDSTUK II. De blocddruppelen van Boeddha. De snelheid waarmede Fenton, de sheriff van het district Arrapahoe, op Lee's tele fonisch bericht reageerde, was in flagrante tegenspraak met de spreekwoordelijke in dolentie der Zuiderlingen. De klok sloeg Juist een, toen Fenton's wagen de bocht om gierde, en remmen-knarsend onder de porte-coclière stopte. Het helle licht van zijn koplampen bescheen een groep man nen en vrouwen, die onder de overhangende takken van den grooten eik geschaard stonden om een stille figuur in het gras. Ze stonden dicht opeen, als bescherming zoekend bij elkaar. Fenton sprong uit den wagen, een lange, magere, gebogen man. met een borstellgen grijzen snor, Hij liep haastig op de groep toe, gevolgd door de drie anderen. Een van hen, een kleinen man met een Van Dljk- baard was Fay, de lijkschouwer. Hij droeg een zwart lederen dokters tasch in de hand. Fenton had tegen Lee gezegd, dat hij hem mee zou brengen. Dan was er nog een slor dig gekleed man, in een verschoten blauw shirt, waarop een zilveren ster prijkte, waarschijnlijk de vervanger van den she riff. De vierde persoon, die met de auto meegekomen was, was niet zoo dadelijk thuis te brengen. HIJ was lang, met breede schouders, bruine oogen en rood haar. Hij droeg een onberispelijk wit flanellen pak. zijn heele houding verried den militair. HIJ bleef echter een paar passen achter de anderen. „Wie van U allen is Lee?" vroeg Fenton, en, toen Lee naar voren kwam, vervolgde hij: „Ik ben sheriff Fenton. Ik hoop, dat u mijn instructies uitgevoerd hebt?" Lee stak hem zenuwachtig de hand toe. „Ik heb precies gedaan, wat u me door de telefoon opgedragen hebt," antwoordde hij. „Ik heb drie man bij de porte-cochère gezet, zoodat niemand het HJk heeft kun nen naderen. Maar al mijn gasten zijn er In de buurt geweest, ze waren te opgewon den, dan dat ik zeFenton knikte. „Hm", bromde hij in zijn snor. Nadenkend wreef hij zijn kin, en wendde zich toen tot den man in het wit. „Zullen we eerst eens rondkijken?" vroeg hij. „Goed", antwoordde deze, en kwam naar voren. De anderen bleven bij het verschrik te groepje, terwijl de sheriff en zijn rood harige vriend de stille gestalte onder den boom bij het licht van hun zaklantaarns onderzochten. „Zelfmoord, zou ik zeggen," zei Fenton. na een haastig onderzoek. De andere ant woordde niet, en Fenton wendde zich tot Lee. „U telefoneerde dadelijk, nadat u het lijk ontdekt had. nietwaar?' „Ja. Maar ik heb het niet ontdekt dat deed meneer Page hier." Fenton keek naar het bleeke gelaat van den jongeman, toen gleden zijn blikken onderzoekend naar de bemodderde broekspijpen. „Hm," kn rde hij andermaal. Toen keek hij naar den Jangen man, die zich weer over den doode gebogen had. Fenton porde zijn beenigen vinger in Jimmy's borst. „Ver tel es. wat u ervan weet!" beval hij kortaf De roodharige man voegde zich weer bij de groep, en leunde tegen een van de zui len van de porte-cochère, zijn oogen strak op Page's gezicht gericht. Mechanisch ging zijn rechterhand in zijn zak, hij haalde er een kc. le pijp uit, die hij lp zijn mond stak Page kleurde, toen hij zich plotseling het middelpunt van aller aandacht zag. De dreigende toon van den sheriff bracht hem in de war, met moeite hield hij zich kalm „Veel weet lk er ook niet van", begon hij, „ik liep bultenop het pad daar..." „Alleen?" viel Fenton hem in de rede. Page knikte. De sheriff zei „Hm", en keek met een oog naar de maan „Alleen?" vroeg hij weer Op zoo'n moolen maanavond?. Maar daar zullen we het later nog wel eens over hebben. Ga maar door!" Iemand lachte, Fenton frons- zijn wenkbrauwen. Page slikte iets weg. „Ik had behoefte aan een koelen dronk,'' ging hij voort. „Dat heb ik dikwijls," zei Fenton, „maar wat heeft dat .net het verhaal te maken?" „Nu. lk had dorst," ging Jimmy flauw glimlachend door. Ik wilde dus het huis weer Ingaan, maar had geen zin door de hall te gaan, waar ze aan het dansen wa ren. Een paar lui hadden beneden in het souterrain een cocktailbar gemaakt en ik herinnerde me dat er ergens in de buurt van de porte-cochère een trap naar bene den moest zijn. Ik liep dezen kant uit. bot ste tegen het lichaam aan, en _ing direct Lee waarschuwen." „Hij kwam binnen zoo wit als een doek en hij rende of de duivel hem op de hielen zat!" zei Lee. „Lag het lichaam in dezelfde houding, waarin het nu is?" vroeg de roodharige man. „Ik ben er niet zeker van", antwoordde Page. „het was er nogal donker, ziet u. Ik geloof, dat het op de knieèn lag, toen ik er tegen aan liep. daarna zakte het op den grond en struikelde ik erover." „En het touw?" „Ik denk, dat het over een tak gehan gen heeft, het viel naast me op den grond, toen ik er tegen aan liep". De lahge man knikte en keerde zich om, hij nam zijn zaklantaarn, liet het koude licht over de stille gedaante op het gras spelen. Een van de vrouwen gilde. „Wie is het?" vroeg de Roodharige. Niemand antwoordde. „We hebben hem allemaal goed aange keken", zei Lee, „maar niemand heeft het flauwste idee, wie h(j is". Roodhaar keek hem verwonderd aan. „Eigenaardig, dat iemand naar een an dermans tuin gaat, om zich op to hangen", bracht Fenton in het midden. „Er zijn hier anders overal boomen genoeg. Ik snap al leen niet hoe dat touw los geraakt is. Hij kan zich toch moeilijk zelf opgeheschen hebben en het andere eind van het touw vastgehouden hebben, tot hij gestikt was!" De lange man belichtte met aijn lan taarn wederom den doode, toer. zocht hij de naaste omgeving af. .Wanneer heeft het hier geregend?" vreg hij. (Nadruk verboden). (Wordt yervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5