De krant voor de Jeugd 81 iie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 Mei 1940 Tweede Blad Ne. 24583 Een dameshoedje in het bos O foei, wat was dat een gek ding! CORRESPONDENTIE Het haantje van de toren Spelletjes om binnen te spelen Als moeder jarig is ANEKDOTEN „Was dat een andere vogel?" De vinken konden het beet gebruiken. maar Het was Mei! De aon straalde over wel en bossen, schitterde over de rode daken van de huteen en op het water van het grote meer, aan de andere kant van liet dorp. Wat een heerlijkheid om bulten te dwa len en te zien, hoe alles weer tot bloei kwam; wat een genot, die tere blaadjes aan de boomen en die zachtgeurende ane monen. madeliefjes en Pinksterboemen overal! En weet Je, wat óók zo enig wa*? Overal hoorde Je het rustig en blij gesjlep van nestelende vogels. Wat een bedrijvigheid! Het gaat met de vogels al net als met de mensen: .sommigen hebben maar heel ge- woiie, eenvoudige huisjes, andere schitte rende villa's. Diep ln het bos. op een heel gezellig, zon nig plekje leek het wel, of er een wedstrijd In moderne architectuur hè, hè, wat een moeilijk woord, ik bedoel natuurlijk: bouw kunst! aan de gang was: de lijsters vlochten eerst een buitenste slordige laas takjes aan elkaar, plakten er vervolgens ten laag aarde tegenaan en begonnen toen aan de ..voering", die ze kunstig maakten van mos, planten worteltjes en droge bla deren Deze bouwerij had veel bekijks van de zijde van een boomkleverpaartje, dot pas was komen aanvliegen. „Je kunt niet ontkennen, dat het netjes wordt," zei vader boom klever. Zeker," zet het moedertje, „maar Ik zou het toch véél te gevaarlijk vinden om in io'n open nest mijn eitjes te leggen. Nee. we moeten maar zo gauw mogelijk zorgen dat we een geschikte woning ln een holle boom vinden." ,Goed, lieve, zoals Je wilt, zei Vadei En dus zochten ze de hele dag en von den tenslotte een verlaten speohtenest. dat redirect keurig schoonmaakten. En daarna werkten ze twee dagen aan één stuk door om de Ingang van het nest met kiel dicht te metselen, op een ronde opening na. poot genoeg om één van hen door te toten. Die kleimuur werd zó hard, dat er geen verwikken aan was! „Hè. hè!" zuchtte moeder boomklever toen het klaar was. „Een prachtig nest hebben we!" zei va der trots. En toen het zachtjes begon te regenen, kropen ze er vlug achter elkaar ln om te gaan slapen. Ze waren doodmoe geworden en wilden dus beslist eens vroeg naar bed. De volgende morgen scheen de zon nog heerlijker, zodat er nog veel meer neste- laats kwamen. Het werd warm en vol ln het bos, gesjlep en het vleugelrumoer was niet van de lucht! De sijsjes maakten snoezige nestjes van takjes, gras en mos en bekleedden de bin nenzijde keurig net les met veertjes en haartjes. En sommige vinkenparen ge bruikten vooral mos. „Het is zo aardig als het huls precies past in de omgeving, vind Je ook niet?" vroeg een jonge vlnkeman aan zijn vrouwtje. Tegen de middag echter kwam er opeens een kink ln de kabel. De zon ging schuil achter dikke witte wolken zo zwaar als reuzebloemkolen, die aangevaren kwamen met een vaart van honderd sneltreinen, De lucht werd grauw en zwaar, de wind begon vervaarlijk op te steken en floot door de Jonge malse takken Witte bloe sems stoven over de grond en de tere nest- Jes ln aanbouw schudden en trilden. Nóg een windvlaag en tegelijkertijd flitste een felle bliksemstraal boven het bos. Ver schrikt doken alle vogels weg tussen de tokken en opeens was het gekwetter ver stomd. Je hoorde alleen nog het gerommel van de donder, die zwaar en dreigend ln de verte kwam aangerold. ..Hè," zei een zachte stem, „ls dat schrik ten!" Er klonken vlugge voetstappen en oud dametje kwam over het bospaadje gelopen Ze hijgde van het haasten en hippelde zo vlug, dat de schitterende git tensnoertjes op haar hoedje sohudden en trilden. Aan haar arm droeg ze een zware ''"odschappentas en na die ene. zware donderslag stond ze even stil om een grote, groene paraplu met een dikke haak eraan op te steken. Ze friemelde aan het elastiekje en fronste dan het voorhoofd. Nee, dat ging beslist zo niet, even moest ze de boodschappentas neerzetten. Ze bukte zich enoei, oei, oc-oe-oel" gierde de wind De bomen zwiep- ton wild, zodat hele plekken lucht vrij kwamen en hele vrachten Jonge blaadjes werden afgerukt Maar daar was de wilde wind nog niet tevreden mee; hij zocht een andere prooi Wip! daar zat hij onder het hoedje van de oude grootmama, dat men een zwart lint onder haar kin was vastge maakt. Tjoep! omhoog vloog het hoedje, °mhocg. nóg hoger! ■Mijn hoed, mijn hoed!" gilde het da- ®*tje. En toenflits deed het weer ln de grauwe lucht en vlak daarop kwam een knetterende donderslag! ..Hè!" zei de oude dame en ze werd bleek, greep haar tas en rende weg! Naar haar hoedje keek ze helemaal niet meer om' Toen de avond viel, was het onweer be daard. De zon scheen prachtig vredig cn roodgoud over het bos en de vogel* zaten stil te dromen op de takken en praatte nog wat voor het slapen gaan Over dat vre selijke onweer en over de stormschade aan hun nesten. Toen zelden ze elkander goe- naoht en gingen naar bed Het was al helemaal donker, toen een zacht geritsel van vleugels door het bos klonk „rrt" en nogeens „rrt!" Een vinken- paartje was komen aanvliegen en had zich neergezet op een hoge wiiegende tak van een kastanje. „Ik ben doodop!" zuchtte het vrouwtje „Geen wonder!" zei haar man. „Ls me dat ook een vreselijke wind. waar we tegenin moesten vliegen! Lk hoop maar, dat Je geen kou gevat hebt. vrouwtjelief! Kruip maar dicht tegen me aan. want we hebben he laas nog geen nest Maar dat komt wel, dat komt wel! Morgen gaan we eraan be ginnen." „Ja. morgen." zei het vrouwtje, al half ln slaap. Ze was zó moe. dat ze haar oogjes niet kon openhouden, want het was een vreselijk vermoeiende dag geweest. Van morgen hadden ze bruiloft gevierd en af scheid genomen van hun vaders en moe ders. broertjes en zusjes en van al hun vriendjes en vriedlnentjes. Nu en toen hadden ze zo n vreselijk lang eind moeten vliegen en onderweg was die erge storm gekomen! Toen ook de vinkjes in slaap waren ge vallen. kwam de maan op. Die rees zilver wit boven het bos en bescheen de open plek met haar blanke stralen. Precies ln net midden op de bemoste grond lag een zwart ding. Gek. wat was dat toch? Weten Jullie het? Wat een blijde lentemorgen kwam er toen! De zon straalde ln duizenden drup pels. die aan de Jonge blaadjes hingen en rustten ln de kelkjes der bloemen Al heel vroeg waren dc vogeltjes weer bij de hand en gingen door met het bou wen van hun nestjes Alleen de becde vin ken sliepen nog vast. toen de zon ai hoog aan de hemel stond. Vadertje vink werd het eerst wakker. Hij keek eens met zijn zwarte kraaloogjes om zich heen. en dacht; „Dat schijnt hier een gezellig hoekje, waar we terechtgeko men zijn!" Hup, daar zat hij al op de grond vlak bij het vreemde, zwarte ding met de tril lende geitjes. Hè. hU stoof achteruit van de schrik! Was dat een andere vogel, of nee, een vogel was het niet, maar het leek er veel op! Het hoedje van de oude dame was om gewaaid met de opening naar boven en nu leek het zowaar precies een groot vogel nest! Vadertje Vink hipte er wel tien keer om heen en toen hield hij het niet meer uit! Dat moest zijn vrouwtje weten! „Sjlcp, sjlep? Kom toch. kom toch! SJlep, sjiep, een grote verrassing voor Je! Ons nest ligt al klaar! O kom tx>ch gauw kijken!" Dit alles kwetterde hij razend vlug in haar oortje, zodat zijn vrouw met een schok wakker werd En toen gingen ze samen op verkenning uit Ze hipten wel twintig keer om het vreemde nest heen. wipten er toen ln. bekeken het aan alle kanten en pikten met hun snaveltjes tegen de zachte, zijden voering. ..Een prachthuis!" sjlepte vader Vink ..Hm! Niet erg mooi. zo'n zwart huis in deze groene omgeving, maar doelmatig is het zeker!" zei het vrouwtje. „Kindlief, hoe kim Je zeggen van niet mooi! Het ls prachtig gewoonweg! Ik weet een goed plan: we vragen een grote sterke vogel om het voor ons in de boom te bren gen. Goed?" „Nu. als JU het graag wilt, vooruit dan maar!" piepte het vrouwtje. Het was maar erg gelukkig, dat die twee zo eensgezind waren. Maaar toen was het nog een heel werk om een vogel te vinden, die het nest kon dragen. EindelUk na lang zoeken vonden ze een ekster, die bereid was, het lint in zijn bek te nemen en 'iet nest aan een ver uitstekende tak van een linde op te hangen, op voorwaarde, dat hU twee van de glinsterende kraaltjes mocht hebben. Nu. dat was goed! De strik kwam boven op de tak, zodat het nest precies recht hing. En nog dezelfde middag waren de vinken in hun huls gevestigd. Toen de zon op haar heetst scheen, zaten ze samen heerlijk te dromen ln het zacht schomme lende oude dameshoedje, dat door de wind bewogen werd. „Kind, wat zijn we toch gelukkig!" ze! Vader Vink. „wat een bof. dat ons huls al voor ons klaar lag!" „Ja, Ja," zei het vrouwtje, „het ls een AAN DE RAADSELJF.UGD. Deze week verzchUnt on te Kinderkrant weer. Briefjes en opIciMingcn der raadneU kun nen als fewoonlUk worden ingestuurd LIEFST vóór Maandagmorgen 9 uur aan het Bureau Leldsch Dagblad of WajMtraat of tot uiterlijk Dinsdagmorgen 9 uur aan dezelfde adressen. Op een kwade dag plofte hij naar beneden en Als het regent en stormt, hebben we tóch pret! Het ls wel lente, maar daarom moet je nog niet denken, dat het Iedere dag mooi stralend weer ls! Er kunnen nog genoe; regendagen komen Voor die dagen zUn de volgende spelletjes. Zoek maar uit! Kijken met de handen. Dit spel ls erg geschikt om het geheugen te oefenen Zoek een twintigtal voorwerpen bU elkaar, b.v theekopje blocnote, lepel, vork, boek. vaasje enz. Plaats nu de spelers ln een kring en blinddoek ze. Je geeft dan de voorwerpen allemaal achter elkaar door. niet te vlug De spelers mogen ze betasten en moeten dan onthouden, welk voorwerp het was Als alle twintig voorwerpen zijn doorge geven. mogen allen hun blinddoeken af doen. Ze krUgen leder een stuk papier cn moeten de namen der voorwerpen, die ze ln handen hebben gehad, in volgorde op- schrUven Na tien minuten b.v wordt het sein van ophouden gegeven Wie dan de meeste voorwerpen goed heeft opgeschre ven. ls winnaar. Wie ben ik? Nóg een erg leuk spelletje, waarbU het aantal spelers onbeperkt ls Speld op de rug van lederen speler een papiertje met de naam van een dier. zonder hem te zeg gen welke. Op een gegeven teken mogen de spelers telkens twee aan twee met el kaar praten om door vragen te weten te komen, welk dier ze zUn Ze vragen het natuurlUk niet rechtstreeks, doch stellen er allerlei vragen over, zoals b.v.: „heb ik veren?", ,,kan lk piepen?" enz Aan leder kind mogen drie vragen worden gesteld, waarop alleen met Ja of neen mag worden geantwoord. Wie denkt, zijn dier te heb ben geraden, roept het hardop Is het Juist, dan heeft deze het spel gewonnen. Is het fout, dan wordt hU uitgeschakeld. Dief en politie. Dit spelletje kan door twee kinderen worden gespeeld Belden worden geblind doekt; de een stelt een dief voor, de an dere een agent. Ze gaan elk aan een eind van een tafel .staan, die zoo groot en stevig mogelUk moe- zUn Op een gegeven teken, b.v een fluitje moet de agent probeeren den dief te pakken. Maar belde moeten steeds de tafei blijven ainraken me» het een of andere lichaamsdeel. Als de agent de dief aan geraakt heeft, worden de rollen omge draaid. Degene, dlc er het vlugst ln geslaagd ls den dief te pakken, wint het spel Het beste ls. hier een horloge bU te nemen. „Ziezo, nu ben ik weer de grootste van allemaal!" Op de dorpstoren stond een grote kope ren haan HU stond daar al meer dan twee eeuwen, draaide maar steeds met alle win den mee en keek met zUn ene koperen oog op het gewoel daar beneden neer Eens op een dag begon het vreselijk te stormen De haan zwiepte woest ln het rond, piepte en knarste en voelde een hui vering door zich heen gaan: één van de vier verroeste schroeven, waarmee hij op zUn grote koperen bol was bevestigd, was gebroken. „O wee, wat gebeurt er nu?" dacht de haan. „zou ik nu naar beneden vallen?" Maar dadelUk daarop kwam hU tot an dere gedachten ..Nee", mompelde hU. „dat kan niet! Verbeeld Je een:- dat er geen haan meer op de toren stond! Het dorp zou het dorp niet meer zUn." De volgende dag was het stil weer en prachtig helder. De haan keek op zijn gemak naar beneden, zooals hU gewend was. Het was lente: de vruchtbomen in de tuinen stonden volop in bloei Hij zag de Jongens kikkers vangen ln de slootjes en de meisjes wandelen achter d'r poppen- wagentjes. Zo stond hU daar nu al tweehonderd Jaar: lente, zomer herfst en winter HU had al wel duizend trouwpartijen en mis schien wel tienduizend begrafenissen ge zien HU keek toe. als de bruidsparen ge lukkig lachend uit de kerk kwamen en als vrouwen schreiden op het kerkhof. HIJ trok zich echter van al deze dingen niets aan. want hij had een hart van ijzer. Maar die nacht het was Immers April en dan kan het zo ver9chrlkkelük spoken! stak de storm opnieuw op en de haan zwaaide zo vreselijk heen en weer. dat zijn Uzeren hart begon te beven En toen op eens een ontzettènde ruk van de storm tegen het kerkdak. De windvlaag wervelde omhoog en de haan werd van zUn stand plaats gerukt De zware vogel vloog een eindje de lucht in. sloeg dan over de kop cn gleed langs het dak naar beneden. Te gen de kerkhofmuur bleef hU staan en staarde met één verbaasd oog om zich heen. Dat was een heel andere wereld om hem heen dan die, waaraan hU daarboven ge wend was. De maan scheen weliswaar nog altijd tussen de takken der linden door, maar voor zich zag hU donkere struiken en grote witte grafstenen. „Vreemd." dacht de haan. .vroeger was ik groter dan alle bomen bij elkaar en nu moet ik rnUn hals uitrekken om de toppen te zien Wat een afschuwelUke zinsbegoo cheling! Ik denk, dat door deze onverwach te tocht mUn hersens een klein beetje ln de war geraakt zijn." Toen nu een win stoot hem deed sidderen, probeerde de haan zich om te draalen, maar dit lukte hem in het geheel niet. „Merkwaardig!" dacht hij, „er schUnt toch wel een grote verandering met mU te hebben plaats gehad, want ik ben mUn hele bewonderenswaardige lenigheid kwUt!" HU werd er echt verdrietig van en zo wachtte hU op de morgenstond. Toen de zon opging en de vogels begon nen te zingen, kreeg de haan zUn eerste bezoek De haan van de hofstede aan de overkant van de weg kwam plechtig aan- geschreden met een hele stoet kippen ach ter zich aan. Het was een pracht-exem- plaar: rood. groen en bruin blonken zijn veren ln de zon; kam en lel waren van het vurigste scharlaken en zUn staartveren leken wel een trotse pluim. Met luid gekraal riep hU de kippen na derbij. keek om hoog naar de toren en dan naar zUn reusachtig evenbeeld en riep: ..KUk eêns dames, de torenhaan is van nacht omlaag geslagen. Nu kunnen jullie eens zien, wat een machtig heer ik ben: zelfs op dc kerktoren plaatsen de mensen mUn standbeeld HJj klapte met de vleu gels en riep luid kukeleku Maar de torenhaan dacht: Opschepper! MUn kop alleen ls groter dan Jou hele li chaam! Je krijst als een barbaar en Je bent niet eens plat." En toen kwam er een bakkersjongen voorbij op de flets. Hij keek een poosje naar de grote haan en naar de kale toren spits en verdween toen luJd bellend ln het dorp Een half uur later wist iedereen het en er begon een hele uittocht naar het kerkhof. Jongens en meisjes, vaders en moeders, de .schoolmeester, de dokter, de dominee en de koster, ze stonden allemaal om den haan heen. Er werd erg lang ge praat en toen werd eindelUk besloten dat de haan toch maar weer op de toren moest. Maar eerst zou hU een beetje worden op geknapt. Zo gebeurde het ook: er kwam een man, die de bol verguldde en de haan werd hele maal fijn gepoetst. En toen op een mooie morgen voelde hU zich opeens weer omhoogstUgen Het ging met rukjes en de haan dacht bij zichzelf: „Ja, Ja, men valt gemakkelUker omlaag dan dat men zich omhoog werkt. HU meen de nJ dat hU zelf uit eigen kracht omhoog loog en had er geen flauw idee van dat vele handen hem vasthielden. EindelUk werd hU door een leidekker veer op zUn oude plaatsje bevestigd Hij had vier nieuwe schroeven gekregen, was vers gesmeerd en draaide weer lurtig met alle winden mee Daar stond hU nu. keek met zUn ene oog naar beneden en dacht Ziezo, nu ben ik weer de grootste van allemaal. Geluk kig, mUn hoofd is weer fris, en ik zie de dingen nu weer zoals ze zUn! Kun je dit versje samen zingen. Daar loopen ze weer De glanzende koetjes Al in onze wei! Ze stappen zo zoetjes Op schulflende voetjes, Ze loeien zo blU 't Is lente! 't Is Mei! Daar komen ze weer De Jolige paarden Al in onze wel! Ze zwaaien hun staarten Ze zetten een vaart en Dan bult'len ze blU Op hun rug ln' de wel! Daar zUn ze alweer De spelende kind'ren Al ln onze wei! Ze rennen en stoelen Hun wangetjes gloeien Ze lachen zo blU' 't Is lente! 't Is Mei! MARIE MIOHON. mooi huis. maar ik geloof, dat ik. als Je er niet boos om bent, tóch maar liever een gewoon nest ga bouwen, weet je. Dit ls wél een beetje tochtig met het oog op de kindertjes, die we zullen krijgen! En dan daarby. een zwart huls in een groen bos, dat ls toch niet heel écht, vind Je wel?" „Heb ik daarvoor al die moeite gedaan!" dacht het mannetje. Maar hU zei alleen maar: „Nu. zoals je wilt, schat," gaf haar een snaveltikje als liefkozing en vlei tn slaap En het vrouwtje daoht: „HU ls erg lief. maar van huizenbouw in het landschap heeft hu nu eenmaal geen verstand!" R. DE RUYTERv. d. FEER Sommige kinderen vragen ons om een versje, dat ze kunnen zingen, als moeder of vaoei tante of grootmoeder of een an- aer famllilid jarig is. Hier volgt nu een liedje voor moeder. Het is een erg leuk plan om samen, met Je drietje of viertjes, zo'n liedje ln te stu deren. net zolang tot het er heelemaal goed ln zit. Dan koop Je, ais vader het goed vindt. wat bloemen, waarvan je ieder een paar in de hand neemt. En de knapste van jullie, die het beste schrijven kan. schrUft het versje heel keurig over op een mooi blaadje papier, dat je aan moeder overhandigt. Het leukste is, een „wensje" te kopen. Dat ls een mooi papiertje met bloemetjes of vogels erop Daar schrUf Je het versje op en je rolt het netjes op en bindt er een llnt.ie om. Misscnien kun je nog ergens een lintje van een doos bonbons of zoiets vinden. Dit ls dan wel wat kreukelig geworden, maar dat hindert niet; houdt het even boven de Ingezonden door SuusJe de Wekker. In de tram. Heer: ..Wilt U alstublieft even deze lus vast houden. Mevrouw?" Mevrouw„Ik dank U wel, maar ik heb er al een". Heer: „Wilt U dan zo vriendelijk *i1n, mijn das los te laten?" Ingezonden door Wim de Wolf. Bob: „Vader, weet wat de dikste visvrouw van de markt weegt?" Vader: „Ik heb er geen flauw idee van". Bob: .Nu. dan zal lk het U zeggen: zij weegt vis!" Ingezonden door Bep van de Zeeuw. Kaatje, verschrikt binnen hollend: „O. Pro fessor wat moeten wU beginnen? Frltsje heeft de hele inktpot leeggedronken". Professor doodkalm: „Dan zul Je met pot lood moeten schrUven". wasem van de betel en het is weer prach tig! Zo kun je voor weinig geld het wenaje kost maar een paar centen! moeder heel erg verrassen! KUk nu eens naar het versje. Het wordt gezongen op de wijs van „Boven Gent rust." Dat ls een bekend wUsje en je kent het natuurlUk allemaal: (Vrolijk) Heden is 't feest! Komt, blU van geest Samen een liedje aangeheven Allen a^n blU, In onze rU is het vandaag een prettig leven! Moeder verjaart! Om haar geschaard. Staan wü met bloemen opgeheven. (Enigszins plechtig) Moeder, aan U Brengen wU hulde. Die -teeds ons hart Met vreugd' vervulde Moeder, wij wensen op dees daft Dat God U lang nog sparen ma|, MARIE MICHON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5