Radio-belasting aan de orde LEIDSCH DAG®! AD, Dingdag 9 April 1940 Derde Blad No. 24551 WEK UW LEVER-GALOP 81ste Jaargang Het Duitsche memorandum aan Noorwegen en Denemarken Uiteenzetting van het Duitsche standpunt 5.- voor aangeslotenen bij een omroepvereeniging en 6.- voor anderen Het D.N.B. meldt uit Berlijn, dat de Duit sche rcgeerlng aan de Noorsche en aan de Deensche regeering het volgende memo randum gezonden heeft: Ondanks den oprechten wensch van het Duitsche volk en zijn regeering, met het Engelsche en het Fransche volk in vrede en vriendschap te leven, en ondanks het ontbreken van lederen re delijken grond tot een wcdcrzijdschcn strijd, hebben de machthebbers In Londen en Parijs het Duitsche volk den oorlog verklaard, met de ontketening van dezen door hen sedert lang voor bereiden, tegen het voortbestaan van het Duitsche rijk en het bestaan van het Duitsche volk gcrichtcn aanvals oorlog, hebben Engeland en Frat ijk ook tegen de neutralen den zee-oorlog geopend. Terwijl zij aanvankelijk, met volkomen miskenning der primitiefste regels van het volkenrecht trachtten, de honger blokkade tegen Dultsohe vrouwen, kinderen en grijsaards in te stellen, onderwerpen zij tegelijkertijd ook de neutrale staten aan hun niets ontziende blokkademaatregelen. Het onmiddellijk gevolg van deze door Engeland en Frankrijk ingevoerde, in strijd met het volkenrecht zijnde, strljdmetho- den, waaraan Duitschland met zijn afweer- maatregelen het hoofd moest bicden, was de zéér ernstige schade voor de neutrale scheepvaart en den neutralen handel. Daarenboven bracht dit Engelsoh optreden het neutraliteitsbegrip zelve een vernieti genden slag toe. I Van zijn kant heeft Duitschland er ech ter naar gestreefd, de reohten der neu tralen te eerbiedigen door den zee-oorlog ;e beperken tot de tusschen Duitschland en fijn tegenstander liggende zeegebieden. Daarentegen ls Engeland, met het doel het gevaar van zijn eilanden af te wenden en tegelijkertijd den handel van Duitsch land met de neutralen onmogelijk te ma ken, meer er meer er toe overgegaan den zee-oorlog over te brengen tot de wateren der neutralen. In overeenstemming met deze echt-Brlt- sche oorlogsvoering, heeft Engeland ln voortdurend toenemende mate met fla grante schending van het volkenrecht ln do territoriale wateren en gebieden van Dene marken en Noorwegen ter zee en ln de lucht oorlogshandelingen gepleegd. Duitschland heeft deze ontwikkeling van den aanvang van den oorlog af vooralen. Het heeft door zijn binnen- en bultenland- sche economische politiek weten te verhin deren, dat de hongerblokkade. die Enge land tegen het Duitsche volk ten uitvoer heeft willen leggen, en de pogingen den Dultschen handel met de neutrale staten onmogelijk tc maken mislukt zijn. Hierdoor is de laatste maanden steeds duidelijker de volkomen misluk king van de Britsche blokkade-politiek aan den dag getreden. Deze ontwikke ling, alsmede het ontbreken van kansen op succes van een rcchtstreekschen aanval op de Duitsche versterkingen ln het Westen en de ln Engeland en Frankrijk voortdurende toenemende zorgen als gevolg van de geslaagde Duitsche tegen-aanvallen ter zee en In de lucht hebben den laatsten tijd in toenemende mate er toe geleid, dat beide landen trachten, met alle midde len het oorlogstoonccl naar het neu trale vasteland in en buiten Europa over te brengen. Dat Engeland en Frankrijk hlerbU ln de eerste plaats het grondgebied van de kleine Europeesche staten op het oog hebben spreekt overeenkomstig de Britsche traditie vanzelf Volkomen openlijk hebben de Brit sche en Fransche staatslieden de laatste maanden de uitbreiding van den oorlog tot deze gebieden tot strategische grondge dachte van hun oorlogvoering geprocla meerd. De eerste gelegenheid hiertoe bood het RussischFlnsche conflict. De Britsche en de Fransche regeeringen hebben volkomen openlijk te kennen gegeven, dat zij bereid waren, zich met militaire strijdkrachten in het conflict tusschen de Sovjet Unie en Finland te mengen en daarvoor het gebied der Noordsche staten als operatiebasis te gebruiken. Alleen de tegen haar wenschen en verwachtingen snel tot stand gekomen vrede in het Noorden heeft belet, dat zij destijds reeds aan dit besluit uitvoering gaven. Zoo de Britsche en Fransche staats lieden later verklaarden, dat zij het ten- uitvoerleggen van de actie afhankelijk wil de maken van de toestemming der betrok ken Noordsche staten, dan is dit een grove onwaarheid. De Rljksregeering heeft het documen taire bewijs in handen, dat Engeland en Frankrijk gemeenschappelijk hebben be sloten de actie via het gebied der Noord sche staten eventueel ook tegen hun wil ten uitvoer te brengen. Het beslissende punt is echter het volgende, uit de houding van de Fran sche en de Engelsche regcering vóór en na den Russisch-Finschen vrede en uit de ter beschikking van de Duitsche re- geering staande documenten blijkt on- omstootelijk. dat het besluit, Finland tegenover Rusland te brengen, daaren boven nog aan verdere plannen dienst baar moest worden gemaakt. Het daarbij door Engeland en Frankrijk hi Scandinavië nagestreefde doel is daaren boven en in de eerste plaats: 1. Duitschland door de bezetting van Narvik van zijn Noordelijken erfetoe- voer ?1 tc snijden en 2. door ontsche ping ftritsch-Fransche strijdkrach ten in u® Scandinavische landen een nieuw front te vormen om Duitschland van het Noorden uit in de flank te kunnen aanvallen. Hierbij moeten de landen van het Noorden voor dc EngelschFransche troepen als gevechtsterrein dienen, ter wijl den Noordschen volken volgens oude Engelsche traditie de rol van hulp en soldenierstroepen Ls toegedacht. Toen dit plan door den Russisch-Finschen vrede voorloopig verijdeld was, werd het de Duitsche regcering steeds duidelijker dat Engeland en Frankrijk bepaalde pogingen ondernamen, om hun plannen binnenkort in anderen vorm te verwezenlijken Voortdurend gedreveh door den wensch een interventie in het Noorden voor tc bereiden, hebben dan ook de Britsche en Fransche regeering dc laatste weken volkomen openlijk dc stelling geproclameerd, dat er in dezen oorlog géén neutraliteit behoeft te zijn en dat het de plicht der kleine landen Ls, daadwerkelijk deel te nemen aan den oorlog tegen Duitschland. Deze stelling werd door de propaganda der Westelijke mogendheden voorbereid en door steeds krachtiger wordenden druk op dc neutralen gesteund. De concrete berichten over op handen zijnde landingspogingen der Westelijke mogendheden In Scandinavië hoopten zich den laatsten tijd steeds meer op. Zoo nog de geringste twijfel mocht be staan omtrent het definitieve besluit der Westelijke mogendheden ln het Noorden te lntervenieeren. dan is deze de laatste dagen wel definitief weggenomen: De Duitsche regcering is in het bezit gekomen van onbetwistbare bewijzen, dat Engeland en Frankrijk voornemens waren, reeds binnen enkele dagen bij verrassing bepaalde gebieden der Noor- sclie staten te bezetten. De Noordsche staten hebben van hun kant zich niet alleen niet verzet tegen den overval van Engeland en Frankrijk, doch zelfs de ergste inbreuken op hun souvereine rechten zonder dienovereenkomstige tegenmaatregelen geduld. De Duitsche regeering moet derhalve aan nemen. dat de Koninklijk Noorsche regee ring eenzelfde houding aannemen zal ten aanzien van de acties van Engeland en Frankrijk, die thans in de bedoeling liggen en elk oogenbllk ten uitvoer kunnen worden gelegd. Doch zelfs wanneer de Konlnlijke Noorsche regeering bereid zou zijn, tegen maatregelen te nemen, dan Ls het de Duit sche regeering duidelijk, dat de Noorsche strijdkrachten niet voldoende zouden zijn om aan de Britsch-Fransche acties met succes het hoofd te kunnen bieden. In deze beslissende pfiasc van den strijd om het bestaan, dien Engeland en Frankrijk Duitschland hebben op gedrongen, kan dc Duitsche regeering echter onder géén voorwaarde dulden, dat Scandinavië door de Westelijke mogendheden tot gevechtsterrein tegen Duitschland gemaakt en het Noorsche volk, zij het direct of indirect, voor den oorlog tegen Duitschland misbruikt wordt. Duitschland is niet bereid, zulk een verwezenlijking der plannen van zijn tegenstanders werkloos af tc wach ten of te aanvaarden. De Duitsche regeering heeft derhalve vandaag be paalde militaire operaties ingeleid, die tot bezetting van strategisch belang rijke punten op Noorsch staatsgebied zullen leiden. De Duitsche regeering neemt daar mede voor den duur van den oorlog de bescherming van het Koninkrijk Noorwegen op zich. Zij is vast beslo ten, van nu af aan met alle machts middelen den vrede in het Noorden te gen iederen Britsch-Franschcn aanval te verdedigen en definitief te waar borgen. Dc Duitsche regeering heeft deze ont wikkeling niet gewild. De verantwoordelijk- l held daarvoor dragen alleen Engeland en Frankrijk. Beide staten verkondigen wel op huichelachtige wijze de bescherming der kleine landen. In waarheid echter overwel digen zij deze, in de hoop. daardoor hun tegen Duitschland gerichten. dagelijks openlijker verkondigden vernletlgingswil te kunnen verwezenlijken. De Duitsche troepen betreden den Noor- schen bodem derhalve niet in vijandelijke gezindheid. Het Duitsche opperbevel Ls niet voornemens, de door de Duitsche troe pen bezette punten als operatiebasis voor den strijd tegen Engeland te gebruiken, zoolang het niet door maatregelen van Engeland en Frankrijk hiertoe gedwongen wordt. De Duitsche militaire operaties heb ben uitsluitend ten doel de beveiliging van het Noorden tegen het plan eener bezetting van Noorsche steunpunten door Britsch-Fransche strijdkrachten. Dc Duitsche regeering is er van over tuigd, dat zij met deze actie tegelijker tijd ook de belangen van Noorwegen dient. Want deze beveiliging door de Duitsche weermacht biedt'den Scandi- navischen volken den eenigen waar borg, dat hun landen niet tijdens dezen oorlog tóch nog tot slagveld en tooneel van wellicht vreeselijke gevechtshande lingen worden. De Duitsche verwacht derhalve, dat de Koninklijk Noorsche regeering en het Noor sche volk begrip zullen toonen voor het Duitsche optreden en zich er niet tegen zullen verzetten. Alle tegenstand moet en zou door de Duitsche strijdkrachten met alle middelen gebroken worden en daarom slechts tot een volkomen nutteloos bloed vergieten leiden. De Koninklijk Noorsche regeering wordt derhalve verzocht met den grootsten spoed alle maatregelen te nemen om te waarborgen, dat het optreden der Duitsche troepen zonder wrijving en moei lijkheden kan geschieden. In den geest van dc van oudsher be staande goede Duitsch-Noorsche be trekkingen verklaart de Duitsche re geering aan de Koninklijk Noorsche regeering, dat Duitschland niet voor nemens is, door zijn maatregelen de territoriale onschendbaarheid en poli tieke onafhankelijkheid van het Ko ninkrijk Noorwegen thans of in de toe komst aan te tasten. Hetzelfde memorandum heeft de Ko ninklijk Deensche regeering ontvangen. en u zult 's morgen* uit bed springen, gereed om bergen te verzetten. lederen d*g moet uw lever een liter lever- gal ln uw Ingewanden doen vloeien. Wanneer deze stroom van lever-gal onvoldoende ls. ver teert uw voedsel niet, het bederft. U voelt u opgeblazen, u raAkt verstopt. Uw lichaam Is vergiftigd, u voelt u beroerd en ellendig, u ziet alles zwart. De meeste laxeermiddelen zijn slechts lap middelen. U moet CARTER'S LEVER-PIL LETJES nemen om deze liter lever-gal vrfl te doen vloeien en uzult ueen geheel ander ensch voelen. Onschadelijk, plantaardle. zAcht. on overtroffen om de lever-gAl te doen vloeien. Elscht Carter's Lever-Piiletjea bU apothekers en drogisten, f. 0.76. 1221 (Ingez. Med.) Omroep vereenigingen krijgen evenveel als zij in 1938 ontvingen. Ingediend is een ontwerp van wet. hou dende aanvulling en wijziging van de te legraaf- en telefoonwet en aanvulling van de radio-omroep-zender-wet 1935. Aan de memorie van toelichting van den minister van Binnenlandsche Zaken ont- leenen wij het volgende: In aansluiting aan hetgeen de minister bij de mondelinge behandeling van de be grooting van het staatsbedrijf der P.T.T. in de Eerste Kamer op 4 Februari 1938 me dedeelde. heeft hij nader de vraag over wogen. of er een weg te vinden zou zijn om. met handhaving van de zelfstandig heid van de Nederlandsche omroepvereenl- glngen en van de vrijheid van den luiste raar om zich aan te sluiten bij een om roep zijner keuze, de noodlge inkomsten te verzekeren door de omroepbelangen volledig door de Nederlandsche luisteraars te doen bekostigen. Zooals bekend, worden de kosten van den Nederlandschen omroep door de om- roepvereeniglngen voor het grootste ge deelte bestreden uit de bijdragen, welke de luisteraars vrijwillig aan de vereeniging hunner keuze ter beschikking stellen. Een dergelijk financieringsstelsel, waardoor de Nederlandsche omroep zich onderscheidt van den omroep ln alle andere landen der wereld en hetwelk het instituut van den Nederlandschen omroep heeft gemaakt tot een stuk volkskracht bij uitnemendheid, heeft onmiskenbare voordeden, waarop te dezer plaatse niet nader behoeft te wor den Ingegaan. De minister heeft groote waardeering voor hetgeen de omroepverenigingen met deze haar vrijwillig toegevloeide luiste raars-bijdragen op het gebied van den blnrtenlandschen omroep tot stand hebben weten te brengen. Aan den anderen kant mag niet verzwegen worden, dat aan deze wijze van financiering van den omroep vooral nu de omroeptaak zich binnenkort tot werelduitzendingen en te zijner tijd tot televisie gaat uitbreiden ook bezwa ren kleven. De minister wijst in dit verband ln de eerste plaats er op. dat mede als gevolg van het evengenoemde finan cieringssysteem een zeer groot deel van het Nederlandsch luisterend publiek zich afzijdig houdt van zijn moreelen plicht om financieel bij te dragen aan de instandhouding en den verderen uitbouw van den Nederlandschen om roep Naar schatting bedraagt dit aan tal niet aan een der omroepvereenlgln- gen vrijwillig bijdragende luisteraars ongeveer 50 pCt. van het totaal aantal. Naar het oordeel van den minister kan deze hoogst onbevredigende toestand, die voor de omroepverenigingen een beletsel vormt om werkzaamheden met betrekking tot de hierboven bedoelde onderwerpen ter hand te nemen, niet langer bestendigd blijven. De minister vestigt er voorts de aan dacht op, dat de door hem ingestelde com missie, die hem omtrent het vraagstuk van de organisatie van de werelduitzendingen van advie* heeft gediend, oun. op de moei lijkheid Ls gestuit, dat de omroepvereni gingen niet in staat, zijn voldoende midde len ter beschikking te stellen om deze we relduitzendingen, welke met groote kosten gepaard gaan, behoorlijk te verzorgen Aangezien de mogelijkheid om uit *s Rijks kas het ontbrekende bedrag, dat zeer be- teekenend is. aan te vullen onder de hui dige omstandigheden stellig niet in over weging genomen kan worden en het ver zorgen der werelduitzendingen vooral than, van buitengewoon belang moet wor- dei. geacht, ls het noodzakelijk naar an dere middelen uit te zien om hiertoe ce geraken. f Tevens dient overwogen te werden, op welke wijze in 1c toekomst de uitzendin gen naar de ov-racesche gebiedsdeelen des Rijks zullen dienen te worden gefinan cierd. Tot nu toe worden deze uizendin gen voor het grootste deel krachtens de hem verleende machtiging verzorgd door de Phohi, die ook tot dusver het telken- Jare aanwezige exploitatietekort reeft be dekt. Afgezien var. de vraag. In *lens han den in de toekons4. de verzorging van deze uitzendingen za' worden gelegd, staat vast dat de middelen niet zullen mogen ontbre ken om ook docr uitzendingen als deze het contact tusschen moederland en over- zeesche gebiedsdeelen te onderhouden. VOORLOOPIG GEEN TELEVISIE UITZENDINGEN. Hoewel :n verband met de ernstige tijds omstandigheden aan verzorging van tele visie-uitzendingen voorshands niet kan worden gedacht, zal. zoodra de tijd daar voor rijp Ls en meer normale omstandig heden zullen zijn aangebroken, opnieuw aan dit modernste hulpmiddel tot ontwik keling en ontspann ing aandacht moeten worden geschonken. Ten einde alsdan over de noodlge fondsen te kunnen beschikken, is het wenschelijk. dat daarmede reeds thans rekening wordt gehouden, omdat wel met zekerheid kan worden aangenomen, dat de aan zoodanige uitzendingen verbon den hooge kosten door de omroepvereni gingen niet bestreden zullen kunnen wor den uit dc haar vrijwillig door de luiste raars ter beschikking gestelde gelden. Ten slotte mag niet onvermeld worden gelaten, dat de kosten, verbonden aan de verzorging van de Nederlandsche omroep- ultzendingen, zich nog steeds in stijgende lijn bewegen, terwijl de vrijwillige bijdra gen der luisteraars blijkens de practijk na genoeg het maximum hebben bereikt Vorenstaande overwegingen hebben den minister de vraag doen stellen, of het mo gelijk is alle luisteraars ln Nederland bij de financiering van den Nederlandschen Om roep te betrekken en een gedeelte van de daardoor te verkrijgen meerdere Inkom sten te reserveeren voor de verzorging van die omroeptaken, welke, naar het oordeel van de regeering. thans niet of onvoldoen de worden verzorgd. INKOMSTEN VOOR DE OMROEPBELANGEN. De minister heeft daarom in September 1938 den radio-raad verzocht een subcom missie te vormen, welke aangevuld werd met deskundigen van de 4 groote omroep verenigingen en van het staatsbedrijf der P.T.T., met de opdracht de vraag te over wegen, of er een weg gevonden zou kun nen worden om, met handhaving van de zelfstandigheid der omroepverenigingen, voor de omroepbelangen de noodige in komsten te verzekeren door de behartiging van deze belangen volledig door de luiste raars te doen bekostigen, evenals zulks in andere landen het geval is. Deze studiecommissie heeft zich met be kwamen spoed van haar taak gekweten en is eenstemmig gekomen tot een advies, met de strekking waarvan de minister zich heeft kunnen vereenigen. Het thans ingediende wetsontwerp be doelt den wettelijken grondslag te leggen voor een regeling bij algemeenen maatre gel van bestuur, overeenkomstig de voor stellen van deze studiecommissie De grondslagen van deze regeling zul len de navolgende zijn: 1. Aan den Nederlandschen luisteraar wordt de wettelijke verplichting opge legd van een jaarüjksche bijdrage tot instandhouding en verderen uitbouw "an den Nederlandschen Radio-Om roep. Van deze verplichting kan de luisteraar zich kwijten: a. door betaling van een bedrag, het welk de minister zou wenschen te stel len op f. 5.aan de A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V. en V.A.R.A., alsmede aan den V.P.R.O. b. door betaling van een eenigszins hooger bedrag, b.v. van f. 6.ingeval een luisteraar niet aan een der genoem de organisaties wenscht bij te dragen. Ter zake van de genoemde bedragen wijst de minister er nog ten overvloede op, dat tot verhooging zou mogen wor den overgegaan, indien de geldelijke omstandigheden, waarin het Neder landsche omroepstelsel zoude gaan ver- kceren, zich in die mate zouden wijzi gen, dat daarin «en noodzaak tot ver hooging zou zijn gelegen. 2. \an ieder der in »unt 1 genoemde omroepverenigingen wordt op den grondslag van de aan die organisaties in het zendtijdenbesiuit toegewezen taak gewaarborgd het totaalbedrag, hetwelk ieder van haar over het jaar 1938 aan vrijwillige bijdragivan de luisteraars ontving. 3. De omroepverenigingen moeten gel delijk in staat gesteld worden de nieuwe taken, welke haar in de toekomst wachten (de programma verzorging der werelduit zendingen. naar de overzeesche gebieds deelen en te zijner tijd der tele visie-uit zendingen) te vervullen, alsmede de nog steeds stijgende kosten van de thans reeds door haar verzorgde uitzendingen te be strijden. Uit de binnenkomende gelden zullen aan de organisaties de voor het ver richten van deze werkzaamheden benoodig- de bedragen worden te goed gedaan. Op deze wijze zal worden bereikt, dat aan den Nederlandschen Omroep alle gelden zul len toevloeien, die hh voor de uitoefening van zijn taak ln de toekomst behoeft. 4. Daarnaast moet worden gedacht aan de zeer belangrijke kosten, gemoeid met den bouw en de exploitatie der omroepzen- ders, voor zoover die niet krachtens be staande bepalingen door de omroeporga nisaties moeten worden gedragen. Te den ken is hierbij vooral aan de zendappara tuur voor de werelduitzendingen en de uit zendingen naar de overzeesche gebiedsdee- l?n en wellicht in de toekomst ook voor televisieuitzendingen. Deze kosten zullen moeten worden ge dragen door de Nederlandsche omroep- zendcr-maatschapplj .Nozema". die daar toe de beschikking zal krijgen over een ge deelte van de binnen komende gelden. Van het bestaan van dit lichaam kan een nut tig gebruik worden gemaakt door het als centraal orgaan, waarin de overheid over wegende zeggenschap heeft, bij de uitvoe ring van de hier geschetste financieele re geling in te schakelen. De voorgestelde wijziging van de Radlo- Omroep-zenderwet 1935 beoogt aan de in schakeling van de .Nozema" een wettelij ke basis te geven. TERUGSLAG OP DE RADIOCENTRALES. Het ls niet onmogelijk, dat de regeling in den aanvang een zekeren terugslag zal heb ben op het aantal aangeslotenen op de radio-distributie. Hoewel aangenomen mag worden, dat deze terugslag geleidelijk zal kunnen worden opgevangen, omdat de radio voor de Nederlandsche bevolking een onontbeerlijk goed geworden ls. zouden. Indien Inderdaad zou blijken, dat er radio- centrales zijn. wier levensvatbaarheid ten gevolge van het Invoeren der nieuwe rege ling gevaar zou kunnen loopen. hoewei haar bestaan op zich zelf technisch en eco nomisch verantwoord is, maatregelen ge nomen kunnen worden om het dergelijken bedrijven mogelijk te maken zich aan den nieuwen toestand aan te passen en hen over het doode punt heen te helpen. Voorts zal het door de radiodistribuanten krach tens artikel 37. late lid. bedoeld bedrag, dat door hen ter beschikking wordt gesteld voor de bevordering van de belangen van den Nederland: chen omroep worden her zien. De minister acht het mede wenschelijk. dat ook in ander opzicht ten behoeve van een voorspoedige ontwikkeling van het Ne derlandsche omroepbestel een voorziening wordt getroffen, welke naar de practijk heeft aangetoond noodzakelijk is. Hij heeft hierbij het oog op financieele lasten, welke aan radiodistributiebedrijven kunnen worden opgelegd uit hoofde van het gebruik, dat zij voor den aanleg moe ten maken van gronden en andere eigen dommen van derden, en dit in bepaalde gevallen de levensvatbaarheia van het be drijf zoodanig blijken aan te tasten, dat een normale exploitatie onmogelijk wordt. Hierin kan niet worden berust De radio distributie heeft zich ln den loop der jaren in belangrijke mate ontwikkeld en ls door het Koninklijk besluit van 8 September 1936 ls het omroepbestel opeenomen. waar mede erkend is. dat zij is van algemeen belang. In dit verband kan mede worden gewezen op het feit. dat de radio-distri butie in toenemende mate een belangrijke taak vervult op het gebied van de lucht bescherming. Het verdient aanbeveling, dat voorzienngen worden getroffen voor ge vallen. waar door onevenredige betalingen de levensvatbr arheid wordt aangetast, de levensvatbaarheid hier beoordeeld naar de eischensvan de technischen en economi- schen aard, welke aan zulk een bedrijf mo gen worden gesteld, en ook beoordeeld naar het belang, dat een radiodistributie bedrijf in het omroepbestel vertegenwoor digt. Voorshands kan worden volstaan met een regeling voor gevallen waar de toe stand zoodanig is, dat de levensvatbaarheid wordt aangetast Een regeling derhalve, waarbij slechts incidentieel kan worden in gegrepen. Het komt den minister voor. dat zoodanige regeling kan worden verkregen, door den minister van Binnenlandsche Za ken de bevoegdheid te geven, tot beoor deeling van de hierbedelde lasten, voor zoo ver zulks noodig blijkt, en aan dezen in de gevallen waarin de genoemde minister tot de slotsom komt. dat de levensvatbaarheid van een bedrij. inderdaad gevaar loopt en dengene, die t!e betaling verlangt, niet be reid wordt gevonden in het bedrag daar van een wijziging te brengen, welke de be taling meer in overeenstemming brengt met de draagkracht van het bedrijf, de be voegdheid te geven aan zijn oordeel kracht bij te zetten door te bepalen, dat degene, die de betaling verlangt behoudens recht op schadevergoeding aanleg en gebruik van radiodistributiegeleidingen zal moeten gedoogen. Met de voorgestelde aanvulling van de Telegraaf- en Telefoonwt 1904 vordt in een bestaande leemte .ooraien en wu.Ut bereikt, dat zonder dat aan el. -n ren be heerders en gebruikers an gronden on evenredige lasten worden opgelegd, een normale ontwikkeling van de radiodistri butie als aangelegenheid van algemeen be lang wordt gevorderd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 9