Radio-belasting aan
de orde
LEIDSCH DAG®! AD, Dingdag 9 April 1940
Derde Blad No. 24551
WEK UW LEVER-GALOP
81ste Jaargang
Het Duitsche memorandum aan
Noorwegen en Denemarken
Uiteenzetting van het Duitsche standpunt
5.- voor aangeslotenen bij
een omroepvereeniging en 6.- voor anderen
Het D.N.B. meldt uit Berlijn, dat de Duit
sche rcgeerlng aan de Noorsche en aan de
Deensche regeering het volgende memo
randum gezonden heeft:
Ondanks den oprechten wensch van
het Duitsche volk en zijn regeering,
met het Engelsche en het Fransche volk
in vrede en vriendschap te leven, en
ondanks het ontbreken van lederen re
delijken grond tot een wcdcrzijdschcn
strijd, hebben de machthebbers In
Londen en Parijs het Duitsche volk den
oorlog verklaard, met de ontketening
van dezen door hen sedert lang voor
bereiden, tegen het voortbestaan van
het Duitsche rijk en het bestaan van
het Duitsche volk gcrichtcn aanvals
oorlog, hebben Engeland en Frat ijk
ook tegen de neutralen den zee-oorlog
geopend.
Terwijl zij aanvankelijk, met volkomen
miskenning der primitiefste regels van het
volkenrecht trachtten, de honger blokkade
tegen Dultsohe vrouwen, kinderen en
grijsaards in te stellen, onderwerpen zij
tegelijkertijd ook de neutrale staten aan
hun niets ontziende blokkademaatregelen.
Het onmiddellijk gevolg van deze door
Engeland en Frankrijk ingevoerde, in strijd
met het volkenrecht zijnde, strljdmetho-
den, waaraan Duitschland met zijn afweer-
maatregelen het hoofd moest bicden, was
de zéér ernstige schade voor de neutrale
scheepvaart en den neutralen handel.
Daarenboven bracht dit Engelsoh optreden
het neutraliteitsbegrip zelve een vernieti
genden slag toe.
I Van zijn kant heeft Duitschland er ech
ter naar gestreefd, de reohten der neu
tralen te eerbiedigen door den zee-oorlog
;e beperken tot de tusschen Duitschland en
fijn tegenstander liggende zeegebieden.
Daarentegen ls Engeland, met het doel
het gevaar van zijn eilanden af te wenden
en tegelijkertijd den handel van Duitsch
land met de neutralen onmogelijk te ma
ken, meer er meer er toe overgegaan den
zee-oorlog over te brengen tot de wateren
der neutralen.
In overeenstemming met deze echt-Brlt-
sche oorlogsvoering, heeft Engeland ln
voortdurend toenemende mate met fla
grante schending van het volkenrecht ln do
territoriale wateren en gebieden van Dene
marken en Noorwegen ter zee en ln de
lucht oorlogshandelingen gepleegd.
Duitschland heeft deze ontwikkeling van
den aanvang van den oorlog af vooralen.
Het heeft door zijn binnen- en bultenland-
sche economische politiek weten te verhin
deren, dat de hongerblokkade. die Enge
land tegen het Duitsche volk ten uitvoer
heeft willen leggen, en de pogingen den
Dultschen handel met de neutrale staten
onmogelijk tc maken mislukt zijn.
Hierdoor is de laatste maanden
steeds duidelijker de volkomen misluk
king van de Britsche blokkade-politiek
aan den dag getreden. Deze ontwikke
ling, alsmede het ontbreken van kansen
op succes van een rcchtstreekschen
aanval op de Duitsche versterkingen
ln het Westen en de ln Engeland en
Frankrijk voortdurende toenemende
zorgen als gevolg van de geslaagde
Duitsche tegen-aanvallen ter zee en In
de lucht hebben den laatsten tijd in
toenemende mate er toe geleid, dat
beide landen trachten, met alle midde
len het oorlogstoonccl naar het neu
trale vasteland in en buiten Europa
over te brengen.
Dat Engeland en Frankrijk hlerbU ln de
eerste plaats het grondgebied van de kleine
Europeesche staten op het oog hebben
spreekt overeenkomstig de Britsche traditie
vanzelf Volkomen openlijk hebben de Brit
sche en Fransche staatslieden de laatste
maanden de uitbreiding van den oorlog tot
deze gebieden tot strategische grondge
dachte van hun oorlogvoering geprocla
meerd.
De eerste gelegenheid hiertoe bood het
RussischFlnsche conflict. De Britsche en
de Fransche regeeringen hebben volkomen
openlijk te kennen gegeven, dat zij bereid
waren, zich met militaire strijdkrachten in
het conflict tusschen de Sovjet Unie en
Finland te mengen en daarvoor het gebied
der Noordsche staten als operatiebasis te
gebruiken. Alleen de tegen haar wenschen
en verwachtingen snel tot stand gekomen
vrede in het Noorden heeft belet, dat zij
destijds reeds aan dit besluit uitvoering
gaven. Zoo de Britsche en Fransche staats
lieden later verklaarden, dat zij het ten-
uitvoerleggen van de actie afhankelijk wil
de maken van de toestemming der betrok
ken Noordsche staten, dan is dit een grove
onwaarheid.
De Rljksregeering heeft het documen
taire bewijs in handen, dat Engeland en
Frankrijk gemeenschappelijk hebben be
sloten de actie via het gebied der Noord
sche staten eventueel ook tegen hun wil
ten uitvoer te brengen.
Het beslissende punt is echter het
volgende, uit de houding van de Fran
sche en de Engelsche regcering vóór en
na den Russisch-Finschen vrede en uit
de ter beschikking van de Duitsche re-
geering staande documenten blijkt on-
omstootelijk. dat het besluit, Finland
tegenover Rusland te brengen, daaren
boven nog aan verdere plannen dienst
baar moest worden gemaakt.
Het daarbij door Engeland en Frankrijk
hi Scandinavië nagestreefde doel is daaren
boven en in de eerste plaats:
1. Duitschland door de bezetting van
Narvik van zijn Noordelijken erfetoe-
voer ?1 tc snijden en 2. door ontsche
ping ftritsch-Fransche strijdkrach
ten in u® Scandinavische landen een
nieuw front te vormen om Duitschland
van het Noorden uit in de flank te
kunnen aanvallen.
Hierbij moeten de landen van het
Noorden voor dc EngelschFransche
troepen als gevechtsterrein dienen, ter
wijl den Noordschen volken volgens
oude Engelsche traditie de rol van hulp
en soldenierstroepen Ls toegedacht.
Toen dit plan door den Russisch-Finschen
vrede voorloopig verijdeld was, werd het de
Duitsche regcering steeds duidelijker dat
Engeland en Frankrijk bepaalde pogingen
ondernamen, om hun plannen binnenkort
in anderen vorm te verwezenlijken
Voortdurend gedreveh door den
wensch een interventie in het Noorden
voor tc bereiden, hebben dan ook de
Britsche en Fransche regeering dc
laatste weken volkomen openlijk dc
stelling geproclameerd, dat er in dezen
oorlog géén neutraliteit behoeft te zijn
en dat het de plicht der kleine landen
Ls, daadwerkelijk deel te nemen aan
den oorlog tegen Duitschland. Deze
stelling werd door de propaganda der
Westelijke mogendheden voorbereid en
door steeds krachtiger wordenden druk
op dc neutralen gesteund.
De concrete berichten over op handen
zijnde landingspogingen der Westelijke
mogendheden In Scandinavië hoopten
zich den laatsten tijd steeds meer op.
Zoo nog de geringste twijfel mocht be
staan omtrent het definitieve besluit der
Westelijke mogendheden ln het Noorden te
lntervenieeren. dan is deze de laatste dagen
wel definitief weggenomen:
De Duitsche regcering is in het bezit
gekomen van onbetwistbare bewijzen,
dat Engeland en Frankrijk voornemens
waren, reeds binnen enkele dagen bij
verrassing bepaalde gebieden der Noor-
sclie staten te bezetten. De Noordsche
staten hebben van hun kant zich niet
alleen niet verzet tegen den overval
van Engeland en Frankrijk, doch zelfs
de ergste inbreuken op hun souvereine
rechten zonder dienovereenkomstige
tegenmaatregelen geduld.
De Duitsche regeering moet derhalve aan
nemen. dat de Koninklijk Noorsche regee
ring eenzelfde houding aannemen zal ten
aanzien van de acties van Engeland en
Frankrijk, die thans in de bedoeling liggen
en elk oogenbllk ten uitvoer kunnen worden
gelegd. Doch zelfs wanneer de Konlnlijke
Noorsche regeering bereid zou zijn, tegen
maatregelen te nemen, dan Ls het de Duit
sche regeering duidelijk, dat de Noorsche
strijdkrachten niet voldoende zouden zijn
om aan de Britsch-Fransche acties met
succes het hoofd te kunnen bieden.
In deze beslissende pfiasc van den
strijd om het bestaan, dien Engeland
en Frankrijk Duitschland hebben op
gedrongen, kan dc Duitsche regeering
echter onder géén voorwaarde dulden,
dat Scandinavië door de Westelijke
mogendheden tot gevechtsterrein tegen
Duitschland gemaakt en het Noorsche
volk, zij het direct of indirect, voor den
oorlog tegen Duitschland misbruikt
wordt. Duitschland is niet bereid, zulk
een verwezenlijking der plannen van
zijn tegenstanders werkloos af tc wach
ten of te aanvaarden. De Duitsche
regeering heeft derhalve vandaag be
paalde militaire operaties ingeleid, die
tot bezetting van strategisch belang
rijke punten op Noorsch staatsgebied
zullen leiden.
De Duitsche regeering neemt daar
mede voor den duur van den oorlog
de bescherming van het Koninkrijk
Noorwegen op zich. Zij is vast beslo
ten, van nu af aan met alle machts
middelen den vrede in het Noorden te
gen iederen Britsch-Franschcn aanval
te verdedigen en definitief te waar
borgen.
Dc Duitsche regeering heeft deze ont
wikkeling niet gewild. De verantwoordelijk-
l
held daarvoor dragen alleen Engeland en
Frankrijk. Beide staten verkondigen wel op
huichelachtige wijze de bescherming der
kleine landen. In waarheid echter overwel
digen zij deze, in de hoop. daardoor hun
tegen Duitschland gerichten. dagelijks
openlijker verkondigden vernletlgingswil te
kunnen verwezenlijken.
De Duitsche troepen betreden den Noor-
schen bodem derhalve niet in vijandelijke
gezindheid. Het Duitsche opperbevel Ls
niet voornemens, de door de Duitsche troe
pen bezette punten als operatiebasis voor
den strijd tegen Engeland te gebruiken,
zoolang het niet door maatregelen van
Engeland en Frankrijk hiertoe gedwongen
wordt.
De Duitsche militaire operaties heb
ben uitsluitend ten doel de beveiliging
van het Noorden tegen het plan eener
bezetting van Noorsche steunpunten
door Britsch-Fransche strijdkrachten.
Dc Duitsche regeering is er van over
tuigd, dat zij met deze actie tegelijker
tijd ook de belangen van Noorwegen
dient. Want deze beveiliging door de
Duitsche weermacht biedt'den Scandi-
navischen volken den eenigen waar
borg, dat hun landen niet tijdens dezen
oorlog tóch nog tot slagveld en tooneel
van wellicht vreeselijke gevechtshande
lingen worden.
De Duitsche verwacht derhalve, dat de
Koninklijk Noorsche regeering en het Noor
sche volk begrip zullen toonen voor het
Duitsche optreden en zich er niet tegen
zullen verzetten. Alle tegenstand moet en
zou door de Duitsche strijdkrachten met
alle middelen gebroken worden en daarom
slechts tot een volkomen nutteloos bloed
vergieten leiden. De Koninklijk Noorsche
regeering wordt derhalve verzocht met den
grootsten spoed alle maatregelen te nemen
om te waarborgen, dat het optreden der
Duitsche troepen zonder wrijving en moei
lijkheden kan geschieden.
In den geest van dc van oudsher be
staande goede Duitsch-Noorsche be
trekkingen verklaart de Duitsche re
geering aan de Koninklijk Noorsche
regeering, dat Duitschland niet voor
nemens is, door zijn maatregelen de
territoriale onschendbaarheid en poli
tieke onafhankelijkheid van het Ko
ninkrijk Noorwegen thans of in de toe
komst aan te tasten.
Hetzelfde memorandum heeft de Ko
ninklijk Deensche regeering ontvangen.
en u zult 's morgen* uit bed springen,
gereed om bergen te verzetten.
lederen d*g moet uw lever een liter lever-
gal ln uw Ingewanden doen vloeien. Wanneer
deze stroom van lever-gal onvoldoende ls. ver
teert uw voedsel niet, het bederft. U voelt u
opgeblazen, u raAkt verstopt. Uw lichaam Is
vergiftigd, u voelt u beroerd en ellendig, u
ziet alles zwart.
De meeste laxeermiddelen zijn slechts lap
middelen. U moet CARTER'S LEVER-PIL
LETJES nemen om deze liter lever-gal vrfl te
doen vloeien en uzult ueen geheel ander ensch
voelen. Onschadelijk, plantaardle. zAcht. on
overtroffen om de lever-gAl te doen vloeien.
Elscht Carter's Lever-Piiletjea bU apothekers
en drogisten, f. 0.76.
1221
(Ingez. Med.)
Omroep vereenigingen krijgen
evenveel als zij in
1938 ontvingen.
Ingediend is een ontwerp van wet. hou
dende aanvulling en wijziging van de te
legraaf- en telefoonwet en aanvulling van
de radio-omroep-zender-wet 1935.
Aan de memorie van toelichting van den
minister van Binnenlandsche Zaken ont-
leenen wij het volgende:
In aansluiting aan hetgeen de minister
bij de mondelinge behandeling van de be
grooting van het staatsbedrijf der P.T.T. in
de Eerste Kamer op 4 Februari 1938 me
dedeelde. heeft hij nader de vraag over
wogen. of er een weg te vinden zou zijn
om. met handhaving van de zelfstandig
heid van de Nederlandsche omroepvereenl-
glngen en van de vrijheid van den luiste
raar om zich aan te sluiten bij een om
roep zijner keuze, de noodlge inkomsten
te verzekeren door de omroepbelangen
volledig door de Nederlandsche luisteraars
te doen bekostigen.
Zooals bekend, worden de kosten van
den Nederlandschen omroep door de om-
roepvereeniglngen voor het grootste ge
deelte bestreden uit de bijdragen, welke
de luisteraars vrijwillig aan de vereeniging
hunner keuze ter beschikking stellen. Een
dergelijk financieringsstelsel, waardoor de
Nederlandsche omroep zich onderscheidt
van den omroep ln alle andere landen der
wereld en hetwelk het instituut van den
Nederlandschen omroep heeft gemaakt
tot een stuk volkskracht bij uitnemendheid,
heeft onmiskenbare voordeden, waarop te
dezer plaatse niet nader behoeft te wor
den Ingegaan.
De minister heeft groote waardeering
voor hetgeen de omroepverenigingen met
deze haar vrijwillig toegevloeide luiste
raars-bijdragen op het gebied van den
blnrtenlandschen omroep tot stand hebben
weten te brengen. Aan den anderen kant
mag niet verzwegen worden, dat aan deze
wijze van financiering van den omroep
vooral nu de omroeptaak zich binnenkort
tot werelduitzendingen en te zijner tijd
tot televisie gaat uitbreiden ook bezwa
ren kleven.
De minister wijst in dit verband ln
de eerste plaats er op. dat mede als
gevolg van het evengenoemde finan
cieringssysteem een zeer groot deel van
het Nederlandsch luisterend publiek
zich afzijdig houdt van zijn moreelen
plicht om financieel bij te dragen aan
de instandhouding en den verderen
uitbouw van den Nederlandschen om
roep Naar schatting bedraagt dit aan
tal niet aan een der omroepvereenlgln-
gen vrijwillig bijdragende luisteraars
ongeveer 50 pCt. van het totaal aantal.
Naar het oordeel van den minister kan
deze hoogst onbevredigende toestand,
die voor de omroepverenigingen een
beletsel vormt om werkzaamheden met
betrekking tot de hierboven bedoelde
onderwerpen ter hand te nemen, niet
langer bestendigd blijven.
De minister vestigt er voorts de aan
dacht op, dat de door hem ingestelde com
missie, die hem omtrent het vraagstuk van
de organisatie van de werelduitzendingen
van advie* heeft gediend, oun. op de moei
lijkheid Ls gestuit, dat de omroepvereni
gingen niet in staat, zijn voldoende midde
len ter beschikking te stellen om deze we
relduitzendingen, welke met groote kosten
gepaard gaan, behoorlijk te verzorgen
Aangezien de mogelijkheid om uit *s Rijks
kas het ontbrekende bedrag, dat zeer be-
teekenend is. aan te vullen onder de hui
dige omstandigheden stellig niet in over
weging genomen kan worden en het ver
zorgen der werelduitzendingen vooral
than, van buitengewoon belang moet wor-
dei. geacht, ls het noodzakelijk naar an
dere middelen uit te zien om hiertoe ce
geraken. f
Tevens dient overwogen te werden, op
welke wijze in 1c toekomst de uitzendin
gen naar de ov-racesche gebiedsdeelen des
Rijks zullen dienen te worden gefinan
cierd. Tot nu toe worden deze uizendin
gen voor het grootste deel krachtens de
hem verleende machtiging verzorgd door
de Phohi, die ook tot dusver het telken-
Jare aanwezige exploitatietekort reeft be
dekt. Afgezien var. de vraag. In *lens han
den in de toekons4. de verzorging van deze
uitzendingen za' worden gelegd, staat vast
dat de middelen niet zullen mogen ontbre
ken om ook docr uitzendingen als deze
het contact tusschen moederland en over-
zeesche gebiedsdeelen te onderhouden.
VOORLOOPIG GEEN TELEVISIE
UITZENDINGEN.
Hoewel :n verband met de ernstige tijds
omstandigheden aan verzorging van tele
visie-uitzendingen voorshands niet kan
worden gedacht, zal. zoodra de tijd daar
voor rijp Ls en meer normale omstandig
heden zullen zijn aangebroken, opnieuw
aan dit modernste hulpmiddel tot ontwik
keling en ontspann ing aandacht moeten
worden geschonken. Ten einde alsdan over
de noodlge fondsen te kunnen beschikken,
is het wenschelijk. dat daarmede reeds
thans rekening wordt gehouden, omdat wel
met zekerheid kan worden aangenomen,
dat de aan zoodanige uitzendingen verbon
den hooge kosten door de omroepvereni
gingen niet bestreden zullen kunnen wor
den uit dc haar vrijwillig door de luiste
raars ter beschikking gestelde gelden.
Ten slotte mag niet onvermeld worden
gelaten, dat de kosten, verbonden aan de
verzorging van de Nederlandsche omroep-
ultzendingen, zich nog steeds in stijgende
lijn bewegen, terwijl de vrijwillige bijdra
gen der luisteraars blijkens de practijk na
genoeg het maximum hebben bereikt
Vorenstaande overwegingen hebben den
minister de vraag doen stellen, of het mo
gelijk is alle luisteraars ln Nederland bij de
financiering van den Nederlandschen Om
roep te betrekken en een gedeelte van de
daardoor te verkrijgen meerdere Inkom
sten te reserveeren voor de verzorging van
die omroeptaken, welke, naar het oordeel
van de regeering. thans niet of onvoldoen
de worden verzorgd.
INKOMSTEN VOOR DE
OMROEPBELANGEN.
De minister heeft daarom in September
1938 den radio-raad verzocht een subcom
missie te vormen, welke aangevuld werd
met deskundigen van de 4 groote omroep
verenigingen en van het staatsbedrijf der
P.T.T., met de opdracht de vraag te over
wegen, of er een weg gevonden zou kun
nen worden om, met handhaving van de
zelfstandigheid der omroepverenigingen,
voor de omroepbelangen de noodige in
komsten te verzekeren door de behartiging
van deze belangen volledig door de luiste
raars te doen bekostigen, evenals zulks in
andere landen het geval is.
Deze studiecommissie heeft zich met be
kwamen spoed van haar taak gekweten en
is eenstemmig gekomen tot een advies, met
de strekking waarvan de minister zich
heeft kunnen vereenigen.
Het thans ingediende wetsontwerp be
doelt den wettelijken grondslag te leggen
voor een regeling bij algemeenen maatre
gel van bestuur, overeenkomstig de voor
stellen van deze studiecommissie
De grondslagen van deze regeling zul
len de navolgende zijn:
1. Aan den Nederlandschen luisteraar
wordt de wettelijke verplichting opge
legd van een jaarüjksche bijdrage tot
instandhouding en verderen uitbouw
"an den Nederlandschen Radio-Om
roep. Van deze verplichting kan de
luisteraar zich kwijten:
a. door betaling van een bedrag, het
welk de minister zou wenschen te stel
len op f. 5.aan de A.V.R.O., K.R.O.,
N.C.R.V. en V.A.R.A., alsmede aan den
V.P.R.O.
b. door betaling van een eenigszins
hooger bedrag, b.v. van f. 6.ingeval
een luisteraar niet aan een der genoem
de organisaties wenscht bij te dragen.
Ter zake van de genoemde bedragen
wijst de minister er nog ten overvloede
op, dat tot verhooging zou mogen wor
den overgegaan, indien de geldelijke
omstandigheden, waarin het Neder
landsche omroepstelsel zoude gaan ver-
kceren, zich in die mate zouden wijzi
gen, dat daarin «en noodzaak tot ver
hooging zou zijn gelegen.
2. \an ieder der in »unt 1 genoemde
omroepverenigingen wordt op den
grondslag van de aan die organisaties
in het zendtijdenbesiuit toegewezen
taak gewaarborgd het totaalbedrag,
hetwelk ieder van haar over het jaar
1938 aan vrijwillige bijdragivan de
luisteraars ontving.
3. De omroepverenigingen moeten gel
delijk in staat gesteld worden de nieuwe
taken, welke haar in de toekomst wachten
(de programma verzorging der werelduit
zendingen. naar de overzeesche gebieds
deelen en te zijner tijd der tele visie-uit
zendingen) te vervullen, alsmede de nog
steeds stijgende kosten van de thans reeds
door haar verzorgde uitzendingen te be
strijden. Uit de binnenkomende gelden
zullen aan de organisaties de voor het ver
richten van deze werkzaamheden benoodig-
de bedragen worden te goed gedaan. Op
deze wijze zal worden bereikt, dat aan den
Nederlandschen Omroep alle gelden zul
len toevloeien, die hh voor de uitoefening
van zijn taak ln de toekomst behoeft.
4. Daarnaast moet worden gedacht aan
de zeer belangrijke kosten, gemoeid met
den bouw en de exploitatie der omroepzen-
ders, voor zoover die niet krachtens be
staande bepalingen door de omroeporga
nisaties moeten worden gedragen. Te den
ken is hierbij vooral aan de zendappara
tuur voor de werelduitzendingen en de uit
zendingen naar de overzeesche gebiedsdee-
l?n en wellicht in de toekomst ook voor
televisieuitzendingen.
Deze kosten zullen moeten worden ge
dragen door de Nederlandsche omroep-
zendcr-maatschapplj .Nozema". die daar
toe de beschikking zal krijgen over een ge
deelte van de binnen komende gelden. Van
het bestaan van dit lichaam kan een nut
tig gebruik worden gemaakt door het als
centraal orgaan, waarin de overheid over
wegende zeggenschap heeft, bij de uitvoe
ring van de hier geschetste financieele re
geling in te schakelen.
De voorgestelde wijziging van de Radlo-
Omroep-zenderwet 1935 beoogt aan de in
schakeling van de .Nozema" een wettelij
ke basis te geven.
TERUGSLAG OP DE
RADIOCENTRALES.
Het ls niet onmogelijk, dat de regeling in
den aanvang een zekeren terugslag zal heb
ben op het aantal aangeslotenen op de
radio-distributie. Hoewel aangenomen mag
worden, dat deze terugslag geleidelijk zal
kunnen worden opgevangen, omdat de
radio voor de Nederlandsche bevolking een
onontbeerlijk goed geworden ls. zouden.
Indien Inderdaad zou blijken, dat er radio-
centrales zijn. wier levensvatbaarheid ten
gevolge van het Invoeren der nieuwe rege
ling gevaar zou kunnen loopen. hoewei
haar bestaan op zich zelf technisch en eco
nomisch verantwoord is, maatregelen ge
nomen kunnen worden om het dergelijken
bedrijven mogelijk te maken zich aan den
nieuwen toestand aan te passen en hen
over het doode punt heen te helpen. Voorts
zal het door de radiodistribuanten krach
tens artikel 37. late lid. bedoeld bedrag,
dat door hen ter beschikking wordt gesteld
voor de bevordering van de belangen van
den Nederland: chen omroep worden her
zien.
De minister acht het mede wenschelijk.
dat ook in ander opzicht ten behoeve van
een voorspoedige ontwikkeling van het Ne
derlandsche omroepbestel een voorziening
wordt getroffen, welke naar de practijk
heeft aangetoond noodzakelijk is.
Hij heeft hierbij het oog op financieele
lasten, welke aan radiodistributiebedrijven
kunnen worden opgelegd uit hoofde van
het gebruik, dat zij voor den aanleg moe
ten maken van gronden en andere eigen
dommen van derden, en dit in bepaalde
gevallen de levensvatbaarheia van het be
drijf zoodanig blijken aan te tasten, dat
een normale exploitatie onmogelijk wordt.
Hierin kan niet worden berust De radio
distributie heeft zich ln den loop der jaren
in belangrijke mate ontwikkeld en ls door
het Koninklijk besluit van 8 September
1936 ls het omroepbestel opeenomen. waar
mede erkend is. dat zij is van algemeen
belang. In dit verband kan mede worden
gewezen op het feit. dat de radio-distri
butie in toenemende mate een belangrijke
taak vervult op het gebied van de lucht
bescherming. Het verdient aanbeveling, dat
voorzienngen worden getroffen voor ge
vallen. waar door onevenredige betalingen
de levensvatbr arheid wordt aangetast, de
levensvatbaarheid hier beoordeeld naar de
eischensvan de technischen en economi-
schen aard, welke aan zulk een bedrijf mo
gen worden gesteld, en ook beoordeeld
naar het belang, dat een radiodistributie
bedrijf in het omroepbestel vertegenwoor
digt.
Voorshands kan worden volstaan met
een regeling voor gevallen waar de toe
stand zoodanig is, dat de levensvatbaarheid
wordt aangetast Een regeling derhalve,
waarbij slechts incidentieel kan worden in
gegrepen. Het komt den minister voor. dat
zoodanige regeling kan worden verkregen,
door den minister van Binnenlandsche Za
ken de bevoegdheid te geven, tot beoor
deeling van de hierbedelde lasten, voor zoo
ver zulks noodig blijkt, en aan dezen in de
gevallen waarin de genoemde minister tot
de slotsom komt. dat de levensvatbaarheid
van een bedrij. inderdaad gevaar loopt en
dengene, die t!e betaling verlangt, niet be
reid wordt gevonden in het bedrag daar
van een wijziging te brengen, welke de be
taling meer in overeenstemming brengt
met de draagkracht van het bedrijf, de be
voegdheid te geven aan zijn oordeel kracht
bij te zetten door te bepalen, dat degene,
die de betaling verlangt behoudens recht
op schadevergoeding aanleg en gebruik
van radiodistributiegeleidingen zal moeten
gedoogen.
Met de voorgestelde aanvulling van de
Telegraaf- en Telefoonwt 1904 vordt in
een bestaande leemte .ooraien en wu.Ut
bereikt, dat zonder dat aan el. -n ren be
heerders en gebruikers an gronden on
evenredige lasten worden opgelegd, een
normale ontwikkeling van de radiodistri
butie als aangelegenheid van algemeen be
lang wordt gevorderd.