H.M. de Koningin inspecteert legeronderdeelen - Brand bij Parijs Ilsie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON atson brengt den een aan het rollen »E HEVIGE BRAND IN DE FILMSTUDIO'S TE JOINVILLE BIJ PARIJS. ifn was juist bezig met de verfilming van het boek van Rauschning „Hitier m'a dit". Het vuur richtte belangrijke schade aan. „SCHRIJFT NIET OVER MILITAIRE AANGELEGENHEDEN", ALDUS LUIDT HET ADVIES, DAT THANS DOOR MIDDEL VAN EEN EXTRA-POSTSTEMPEL WORDT GEGEVEN AAN HEN, DIE VAN DE VELDPOST GEBRUIK MAKEN. door H. WANDT. k laatste woorden sprak de vertoornde s terwijl hij al in de deuropening stond hoofd inspecteur MacHardy was zelfs 9 In staat den korten groet te beant- jtien, aangezien zijn mond beangstigend «openstond Pas toen hij bij de deur 'waarheen de grijnzende bediende hem Jteldde, kwam hij een beetje tot zichzelf. [*rme kerel is niet goed snik!" zei hij «dschuddend tot zichzelf. ..Maar ik weet ®*t geen tien paarden krijgen ze me gKns daar naar binnen!" ^*1)1 hij, nog steeds niet heelemaal van 'frbazing bekomen, door het park liep, «t kasteel omgaf, zag hij plotseling seringenboschje een paar zwarte omhoog steken. Nieuwsgierig trad gderblj. Op den grond lag een man rekt, die met een grassprietje in de woelde. Zóó was zijn aandacht in genomen, dat hij den hoofdinspec- °jet eens hoorde komen. Jr daar barstte MacHardy los: ..Wel toivels, is dan vandaag iedereen van getikt? Wat doe JIJ daar in vredes- rechercheur Green?" Onderlinge politieman scheen hevig fikken. „Daar..., daar-is-ie-inge- kropen", stotterde hij en wees op een klein gaatje in den grond Wat? Wie is daar ingekropen?" „Een kever. Hoe hij heet. weet ik jammer genoeg niet, want ik heb hem maar eventjes gezien. Maar. „Loop naar de maan met Je kevers!" viel Hardy hem woedend in de rede. „Je bent dien kever toch zeker niet van Scotland Yard tot hier toe nageloopen0 Hoewel ik geloof waarachtig, dat je er toe in staat zou zijn! Vertel op, wat kom je hier doen?" Thomas Greep wierp een smeekenden blik ten hemel, toen hij zei. bijna veront schuldigend „Ik heb u gezocht, inspecteur". „En moet je dan in zoo n molshoop rond zitten wroeten, als Je mij zoekt? Je bent een nog erger stumper dan die daarginds! En, vertel verder, waarom heb je mij gezocht? Heeft dat zoo n haast, dat je niet kon wachten tot ik op het bureau terug was?" „Haast nu niet direct, inspecteur. Maar ik geloof toch wel, dat het geval u zal interesseeren. Een uur geleden is bij de Towerbrug namelijk het ontkleede lijk van een man opgehaald, die een schotwond achter zijn rechteroor heeft!" „Zoo. Nou. dan moeten we zoo gauw mogelijk het lijk zien te identificeeren." „Dat is niet noodig, inspecteur. Ik ken den man." „Aha. dat is wat anders. Hoe heet-ie? Wie is-ie?" Rechercheur Green keek buitengewoon treurig. „Het is de inbreker O'Connor!" zei hij langzaam. Mr Plapman zat in café Nelson en wachtte op hoofdinspecteur Hardy. Op de tafel voor hem lag een schaakbord, waarop de witte en zwarte figuren nog op den aan- vangsstand stonden. Naast hem stonden een half leege whisky-flesch en een glas. Van tijd tot tijd greep Plapman mechanisch naar de flesch, goot een glas vol en dronk het in één teug leeg. Bob, de oude kellner, leunde mismoedig tegen een pilaar en staarde verder door het hooge boogvenster naar den langskomenden menschenstroom naar buiten. Het kraken van de draaideur deed hem opschrikken, onmiddellijk kwam hij op Plapmans tafel toe en stofte den vrijen stoel zorgvuldig af. Daarop maakte hij een bulging in de richting van de deur en draaide af„Uw dienaar, meneer de hoofd inspecteur. Ik wensch u goeden avond, meneer de hoofdinspecteur. Wat zal het wezen, meneer de hoofdinspecteur?" MacHardy was in een buitengewoon slechte stemming. Na Plapman een korten groet te hebben verwaardigd, beval hij den kellner: „Whisky!" „Wat ben jij in een ellendig humeur", merkte Plapman op en zijn roode gezicht straalde van genoegen. ,JEen ellendig humeur is niet de uitdruk king. Ik spring uit mekaar, zeg ik Je. Het liefste zou ik m'n eigen hoofd afbijten, als het kon. Ik zeg je. Plapman. als het me te bar wordt, smijt ik de heele kraam er bij neer, neem mijn pensioen en ga bijen hou den of zooiets. Ik heb er genoeg van. Meer dan genoeg heb ik er van!" „Maar wat is er dan in vredesnaam gebeurd. Hardy? Kom. man, vertel!" „De halve menschheid is van Lotje getikt geworden! Gisteren liet de baas me roepen om me te vertellen, dat het niet te pas kwam, om in uitoefening van den dienst aan dengene, dien men verhoort, een borrel te vragen. Heb je ooit zooiets gehoord, Plapman? Die halfgare lord Winningham bood me een verfrlsschlng aan en toen ik hem om een whisky vroeg, begon hij te vloeken als een lichtmatroos. Daarna heeft de oude gek zich bij den baas beklaagd. Had ik dan soms een glas karnemelk moe ten vragen? Of misschien terpentijn? Na tuurlijk krijg ik het nu ieder oogenblik op m'n brood. Als er een doodgeschoten inbreker uit de Theems wordt opgevischt en ik heb den dader een half uur later niet te pakken, dan zegt de baas: „Hm. Ja, als de hoofdinspecteur van den alcohol- duivel bezeten is. dan hebben de heeren moordenaars natuurlijk een buitengewoon aangenaam bestaan Plapman lachte, schonk zijn glas vol en dronk den hoofdinspecteur toe: „Proost, Hardy! Overigens, wat was dat met dien doodgeschoten inbreker? Hebben Jullie al eenlg vermoeden?" MacHardy wilde antwoorden, maar plot seling viel een donkere schaduw over het kleine tafeltje en toen de twee mannen opkeken, ontdekten zij achter het raam een platgedrukten neus. die behoorde bij een gezicht, dat veel overeenkomst vertoonde met een verschrompelden aardappel. Twee oogen van een onwaarschijnlijke hemels blauwe kleur.blikten spiedend rond. Onmid dellijk daarop verdween de zonderlinge ver schijning en spoedde zich met reuzen schreden naar den ingang van het café. „Rechercheur Green zoekt je. Hardy!" lachte Plapman. „Een merkwaardige snurker Op hetzelfde oogenblik kwam Green door de draaideur en trad op het tafeltje van zijn chef toe. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik u stoor, inspecteur, maar ik neb een dringend verzoek aan u." „Nou, wat is er dan? Kom er maar mee voor den draad!" bromde Hardy goed moedig en hij keek zijn ondergeschikte afwachtend aan. Greep schraapte verlegen zijn keel en begon toen aarzelend: „Zooals u weet, inspecteur, heb ik nog altijd drie weken vacantie tegoed, die ik van het voorjaar niet genomen heb. Nu zou ik u willen, vragen of u er bezwaar tegen hebt, dat ik die vacantie nu opneem." MacHardy stond sprakeloos van verba zing. Aangezien sprakeloosheid echter slecht bij zijn temperament paste, hapte hij hoor baar naar adem om voor het komende antwoord van voldoende lucht verzekerd te zijn. Toen barstte hij los: „Jij bent de meest idiote kerel, die er ooit over onzen aardbol heeft geloopen! Op het oogenblik. dat we zoo dik in het werk zitten, dat we ons gewoonweg geen raad weten, kom jij dood kalm om vacantie te vragen! Denk Je eigenlijk, dat vacantie er alleen is om zoo maar te vragen? En waarom wil je dadelijk vacantie hebben?" „Ikik.. ziet ueen lid van de Insectenclub heeft mij geschreven, dat in Ierland een nieuwe keversoort gesignaleerd is en nu wou ik zoo gauw mogelijk „En nu wil jij zoo gauw mogelijk naar Ierland!" riep MacHardy brullend van het lachen. „Vooruit kerel, ga met den eersten den besten trein. Ik zal blij zijn, als ik Je kwijt ben. Je bent nog erger van Lotje getikt dan ik altijd geloofd heb. Maar ik zeg je. dat ik zulke lui op mijn af deeling niet gebruiken kan en ik zal er voor zorgen, dat je wordt overgeplaatst. En nu ver dwijn!" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5