let kruiend ijs - De wegen te Uitdam worden üan sneeuwmassa bevrijd LEfiDSCH DAGBLAD Tweede Blad teen bericht van Hamilton lOsfe laaraaitq FEUILLETON tpps 9n, r enig! maal it Zfl britk seerj ivx wsjgir HET KRUIENDE IJS IN DE WAAL. Te Nijmegen is de 189 ton metende vrachtstoomboot „Nijmegen 5" van de N.V. Nij- meegsche Stoomboot-Maatschap pij, welke aan de Waalkade lag, door het kruiende ijs lek geslagen en gezonken. te bemmel heeft zich nabij het café „De Sprokkelenburg" een groote ijsdam vastgezet. Hoog sta pelen de schotsen zich hier op. de stompwijksche moordzaak. Bij de sluis te Leidschendam vond weer een reconstructie plaats. Belangstelling van het publiek. TEN BATE VAN FINLAND werd te Londen een concert gegeven. De Finsche gezant, de heer Grippenberg (links) koopt een programma van een jongedame in Finsch costuum. Derde van links baronesse Anastasia Mannerheim, dochter van den Finschen maarschalk. de britsche troepen in frankrijk, soldaten van het royal- tank corps bij het revolver- c schieten. SOMMIGE WEGEN IN WATERLAND zijn nog onder een dikke sneeuwvacht bedolven. Uitdam is nog steeds moeilijk bereikbaar. Met man en macht wordt gewerkt om de wegen begaanbaar te maken. aan de koningskade in den haag reed een vracht auto van den weg en kwam op. het ijs terecht. de chauffeur bleef ongedeerd. door HANS HIRTHAMMER. „Geprobeerd hebben ze het wel, ja, maar |k was op dergelijke verrassingen natuur lik voorbereid en ik had daarom een piuüpiaats uitgezocht, die mij honderd Rocent zekerheid bood. zoolang ik nog een Patroon in mijn revolver had." I „En hebt u het daar al dien tijd uitge houden?" Hamilton's gezicht stond zeer ernstig. Jk verkeerde in de stellige overtuiging, dat Peh geen middel onbeproefd zou laten om Pnte verblijfplaats op te sporen. Het spreekt panzelf, dat mijn rantsoenen met den dag «leiner werden, want de voorraad was tenslotte maar zeer bescheiden. En als een |~1. d>e kerels hier mij gisteren niet toe- Ia"1? had gevonden enfin, ik kan u de f Efkering ge-en, dat het hoog tijd was!" .Ellen Boyard keek hem zwijgend aan, p'vijl hij, over zijn bord gebogen, haar het ïwr Je'aas van ziin wedervaren deed. hii behoorlijk ontbeten had, scheen Enaer weer geheel in staat allen even- clen moeilijkheden het hoofd te bieden. „Zoo", zei hij, „nu zullen we Ali Moham med eens onderhanden nemen. Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn den man hier te laten komen?" Miss Boyard ging naar buiten en gaf een in de buurt rond hangenden Hindoe op dracht zijn leider te roepen. Het duurde vrij lang vóór de Mohamme daan zich liet zien. Er was hem blijkbaar veel aan gelegen zich niet al te bereidwil lig te toonen. Wist hij reeds, dat dr. Been verdwenen was? Ongetwijfeld! Het geheele kamp was er immers vol van! Met een trage beweging schoof hij het tapijt, dat de tent afsloot, terzijde om daar na voorzichtig binnen te treden. Zijn blik dwaalde onderzoekend door de als woon vertrek ingerichte ruimte, om daarna met kennelijke onverschilligheid op de Europe anen te blijven rusten. „U hebt mij laten roepen?" Ellen Boyard keek verbaasd op. Zij be merkte onmiddellijk, dat Ali sinds den vo- rigen dag een belangrijk deel van zijn on derdanigheid had ingeboet. De zelfbewuste klank in zijn stem getuigde van een ver andering in zijn houding. „Mister Been is vannacht spoorloos ver dwenen". „Dat hoorde ik van mijn mannen." „En heb je geen enkel vermoeden?" „Neen, Sah'bije, niet het minste. Wij zul len maar hopen, dat den heer niets is over komen." Miss Boyard wees op den piloot. „Dit is mister Hamilton. Ik heb hem verzocht mis ter Been te vervangen." „Ik zal het den mannen meedeelen". Tijdens dit korte gesprek had Hamilton kwasi doelloos de tent op en neer geloo- pen. Intusschen was hij echter steeds dich ter de opening genaderd om den Moham medaan eventueel den terugweg te kunnen afsnijden. Nu leunde hij tegen den paal, welke de tent naast den ingang stutte. „Is je vannacht niets bijzonders opge vallen? Een of andere gebeurtenis, welke met het verdwijnen van mister Been in verband zou kunnen worden gebracht?" Ali keerde zich met een ruk naar den piloot om. Eenige seconden lang boorden zijn oogen zich wantrouwend in die van den Engelschman. „Neen, Sahib! Ik was in mijn tent en heb geslapen. Hoe zou ik dan iets bijzon ders hebben kunnen bemerken?" „Werkelijk? Heb je den geheelen nacht geslapen? Het komt me voor, dat je geheu gen je min of meer in den steek laat." Ali werd zichtbaar onrustig. Hij keek tersluiks naar den uitgang. „U schijnt mij niet te gelooven, Sahib. „Goed geraden, mijn zoon! Je deed verstandiger door je nachtelijk uitstapje eerlijk op te biechten. Vertel eens op waar ben je geweest?" „U vergist u!" antwoordde de Moham medaan met iets van gekrenkte waardig heid. „Ik heb mijn tent niet verlaten!". „Je bent door een vreemden man weg gehaald en mister Been is je gevolgd. Hou dus eindelijk op met dat eeuwige liegen!" Ali verschoot, van kleur. „Wat, mister Been En plotseling sprong hij op Hamilton toe, met de verbetenheid van den tot razernij gebrachten man, die voor niets terugdeinst. De piloot zag, hoe de Mohammedaan bliksemsnel een dolk greep, dien hij in zijn gordel droeg. Op hetzelfde oogenblik echter trok Hamilton zijn browning, mikte even en drukte af. Ali wankelde midden in den sprong. Zijn opgeheven hand zonk omlaag en de dolk viel op den grond. Hij draaide een halven slag om zijn eigen spil en zakte daarna zonder een kik te geven ineen. Hamilton keek star naar den stervende tot deze geen teekenen van leven meer gaf. Daarop bukte hij zich, raapte den dolk op en bekeek het wapen van alle kanten. „Een goeie kling!" zei hij, met iets van waar deering. „Mister Hamilton!" Hij sloeg zijn oogen op en zag den ang- stigen blik van het meisje op zich gevestigd „Dat was helaas niet te vermijden", zei hij, schouderophalend. „Hij of ik! Een van ons beiden moest er aan gelooven." Pein zend onderzocht hij met den top van zijn vinger het scherpe, puntige wapen. „Wat nu?" fluisterde Ellen Boyard. Het ontging Hamilton niet, dat het ge beurde haar uit haar evenwicht had ge bracht. „In ieder geval het hoofd niet ver liezen! Eerst zullen wij eens zien, hoe de anderen zich gedragen. Misschien is het wel goed, dat zij zoo spoedig mogelijk vernemen, dat hun hoogst onbetrouwbare aanvoerder zijn verdiende loon heeft gekregen. Zij kun nen dan op hun vingers nagaan, dat wij niet zoo heel veel complimenten maken." „Ik heb het gevoel, dat deze geschiedenis ons nog duur te staan zal komen." Met een snelle beweging trad hij op haar toe en drukte haar handen. „Ik ben blij, miss Boyard, dat u den moed hebt de wer kelijkheid onder de oogen te zien." Daarna ging hij naar buiten om eenlgen mannen opdracht te geven het stoffelijk overschot van Ali Mohammed te begraven. 28. Onder Vischwa's bekwame leiding waren de beide vrienden een heel eind opge schoten. „Het was me een lief ding waard, als ik met een flinke dyamietlading, die heele bende hier in de lucht kon laten vliegen!" James Cookerel mompelde het met nauw verholen woede voor zich heen. nadat hij aan een vooruitspringend rotsblok weer eens op zeer gevoelige wijze zijn hoofd had gestooten. „Houd toch eindelijk eens op met dat eeuwige gemekker!" trachtte professor Floyd zijn metgezel te kalmeeren: „Zelfbe- heersching en gematigdheid vormen nog steeds de kenmerken van den verstandigen mensch." „Je wilt toch niet beweren, dat we, sinds we naar dit krankzinnige onderaardsche hol zijn getogen, nog iets met verstandige menschen gemeen hebben?" siste Cookerel, terwijl hij verder achter Vischwa aan door de duisternis slofte. „Wij zijn er bijna. En ik zou u nog eenmaal willen raden uw plannen te laten varen. Ik vrees, dat het niet goed zal af- loopen!" waarschuwde het meisje op be zorgden toon. „Nu moet je eens lief en volgzaam zijn, Vischwa, en ons niet meer bang trachten te maken. Wat mij betreft, ik ga nog liever vandaag de eeuwige jachtvelden binnen dan hier nog een dag langer dan noodig is als een slak te moeten rondkruipen." (Nadruk verboden), (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5