BINNENLAND 59 G9-79 ItEMOPPfflBURG Ons Kort Verhaal LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Zaterdag 31, DAC Erkko gezien en spreken? Neen, gehoord, daarvoor maar heeft de gezant het te druk Herboren 9 Naar Finland De tram ,een groot gevaar"? FEBRUARI MAATKLEEDING -LEIDEh - "Nare do, IV. Het is druk, erg druk ln de Finsche legatie te Stockholm. Zóó druk, dat een gesprek met Finland's gezant zelfs na een wacht van uren, niet door blijkt te kunnen gaan (Van onzen specialen verslaggever). STOCKHOLM. 29 Januari Ik zit ln de wat rommelige hall van de Finsche legatie ln Stockholm op een stoel bij een kast vol kranten; stapels Aalandsche, Helsinkische, Viborgsche, Vasasche en Aabosche dagbla den: ik wacht op Erkko. Aan den wand hangt links een affiche, een hardlooper, met op den achtergrond een wereldbol en er onder: „Olympische Spelen 20 - VII 4 - vni 1940 Helsingfors"; rechts een breede Finsche „ruja", een staal van hand weefkunst. voorstellend een van Arel Gal- lén-Kallela's schilderijen over de motieven van de Kalevala. Een telefoon op een schrijftafel rinkelt zonder ophouden: „Hal lo. Finnska legasjonen!" roept de Juffrouw, die het apparaat bedient en vervolgens ratelt zij Finsch of Zweedsch, al naar het noodlg is. Ik daarentegen doe niets. Ik wacht op Erkko. De deur. die toegang geeft tot de hall, is van buitenaf niet open te krijgen. Je moet, op de derde etage geko men. op een knop drukken en daardoor ontstaat een nijdig-brommend alarmsig naal in de hall, waarop de juffrouw, met een gezicht dat wanhoop uitdrukt, naar de deur IJlt en die opent. Soms gaat het nij dige signaal drie of vier keer keer; de juf frouw telefoneert of steekt een sigaret aan en twee dingen tegelijk doen kan ook zij niet. Ik voel mij dan geneigd om een „aan bod van goede diensten" te doen, maar onderdruk ijlings mijn edelmoedige aan driften, ik kan hier tóch geen uitkomst geven Mijn taak is eenvoudig. Ik wacht op Erkko. En het ls een zonderling wach ten. Terwijl ik mij in het Finsch probeer te verdiepen, door een exemplaar van „Hel- singin Sanomat" ter hand te nemen, ren nen er allerlei lieden langs mij heen. Zeer drukke juffrouwen, die toch nog tijd vin den om ln den tegenover mij hangenden spiegel te kijken en een onevenwichtige coiffure te verschikken, heeren, die brieven halen of brengen, loopjongens met omvang rijke pakken, op een waarvan ik met koeien van letters „vitaminen" zie staan. Zij hebben allemaal vreeselijke haast. Ik niet. Ik wacht op Erkko. „Hallo, Finnska legasjonen" rrrrtt het nijdige alarm signaal gaat weer. De juffrouw doet des- Errko, de Finsche gezant te Stockholm. peraat. Zij grijpt een pakje brieven, legt het weer neer, pakt het nog eens op en legt het nog eens neer. Dat dit tijdverlies is, deert haar blijkbaar niet. Een andere Juf frouw rent voorbij, hijgend en blazend. Ze roept iets met het woord „catastrofaal" er in, doet de deur open, pakt een telegram aan, komt terug en richt zich tot mij. „Wat wou u ook weer?" „O ja, de gezant" „O Ja". Ze holt weg en komt niet terug. Ik zink weer in mijn stoel. Ik wacht op Erkko. Als het erg lang duurt loopt er voor mij iets mis; bij de Zweedsche vliegtuigmaatschap pij heb ik gehoord, dat het toestel richting Aabo tot en met Vrijdag vol bezet is! Mijn eenige kans is: vliegen naar Vasa. En dan? De Finsche treinen loopen ,200 af en toe", vrijwel uitsluitend 's nachts. „Als u een plaats voor Vasa bespreken wilt, moet u er gauw bij zijn". Jawel: gauw. Hier op de legatie gaat alles gauw. behalve een ont moeting met den gezant. Ik zit hier nu ruim een uur. Er is niets veranderd. Ik wacht op Erkko. De desperate juffrouw heeft een sigaret aangestoken. Ik doe het ook. Maar er is slechts één asohbakje en dat heeft zij. Een heer rent langs ons heen. „Wacht u op den gezant?" „O ja, hij zal wel dadelijk vrij zijn". De heer ziet dat ik geen aschbak heb, grist het exemplaar van de juffrouw weg en plant het vóór mij. Als hij weg is, staat de juffrouw op en komt bij mij haar asch aftikken. Daar ik deze regeling strijdig acht met mijn ridderlijke gevoelens breng ik haar den aschbak terug. Zulks breekt het ijs. Met een enormen glimlach zegt* ze,,U wacht hier al lang. Wat was uw bedoeling? De minister? Ik zal even vragen" Ze snelt heen en smakt een deur achter zich dicht, die vermoede lijk Erkko voor mij verborgen houdt. Nu ben ik alleen. Rrrrt! Daar gaat het alarm signaal. Kom aan. laat ik open doen! Een heer. Hij neemt diep zijn pelsmuts af. Dan laat hij een salvo van Finsche woorden op mij los Ik zeg in het Noorsoh: „Wacht u maar even er zal wel iemand komen. De heer houdt mij voor krankzinnig. Hij loopt mij voorhij met nóg wat Finsche woorden vermoedelijk mag ik van geluk spreken, dat ik ze niet versta en beent door de hall de gang in, recht tegen de juffrouw op. Ik zink weer in mijn stoel en wacht op Erkko. Als mijn tweede uur voorbij ls komt er op groote schaal beweging in de gelederen: „druk diplomatiek verkeer". Minstens vijftien employé's gaan weg, min stens vijftien anderen komen aan: aflos sing van de wacht. Mij lost niemand af. Maar ik heb er toch óók wat van; de nieuwe ploeg weet niet waarop ik wacht, ergo begint het vraag- en antwoordspelle tje, afgewisseld door het rennen, van voren af aan Bén juffrouw krijgt met mij te doen: ze zal „even" naar den gezant gaan. Als ze terugkomt zie ik iemand die haar volgt. Ik spring op: Erkko! Jawel, hij is het. Ik herken van de foto's zijn kogel rond gezicht. Hij rookt een" pijp. Hij na dert.... slaat links-af en verdwijnt. De juffrouw komt met excuses: „ett ögen- blikk", zegt ze. Finsche oogenblikken duren soms lang. Ik ga weer zitten. Ik wacht maar weer op Erkko. Nu heb ik hem al thans gezien! Hij is er dus, en de juffrouw verzekert, dat hij mij ontvangen zal. Best. Ik kan wachten, bat doe ik pas twee en een half uur. Mijn maag rammelt. Tijd om te eten heb ik sedert vanmorgen half negen niet gevonden Het is nu half acht. Een employé komt binnen en legt twee broodjes plus een sinaasappel op de schrijftafel van de juffrouw Ofschoon die Juffrouw even later verdwijnt en de gelegenheid den dief maakt, blijft mijn maag rammelen en de juffrouw houdt haar broodjes en haar sinaasappel. „Mit Geduld und Spucke, fangt man eine Mucke, mit Geduld und Spei, fangt man deren zwei", zeggen de Duit- schers. Maar Erkko is geen „mug"! Hij, tot begin 1939 dagbladdirecteur eigenaar van de „Helslngln Sanomat" (ik dank aan de juffrouw van de legatie de wetenschap, dat „Sanomat" „tijding" of „nieuws" be- teekent) en van begin tot eind 1939 mi nister van buitenlandsche zaken, is veeleer een zware, ronde, stoere kerel: hem „vang" ik niet maar zoo, dat weet ik nu al wel. Maar zie: daar komt een jonkman ln plus four, met een sigaar ln het hoofd op mij af „Presse-Attaché". Aha! Of ik pi aar mee wil gaan. Ik ga mee. De jonkman legt mij uit, dat ik den gezantniet kan spreken. Hij heeft onverwacht haastwerk. Ik leg hem uit, dat ik dezen gang van zaken bepaal delijk niet bewonder. Terwijl wij elkaar staan uit te leggen, springt de deur open: Erkko! Hij snelt op den attaché af, geeft hem een brief, ratelt een en ander in het Finsch, keert zich om en verdwijnt. Nu heb ik er schoon genoeg van. Ik wissel drie beleefdheidszinnen met den attaché en doe als de gezant: ik draal mij om en ben weg. Ik heb op Erkko gewacht. Ik heb Erkko gezien. Ik heb Erkko hooren spreken. Maar ik heb Erkko niet gesproken. (Nadruk verboden). (Auteursrecht voorbehouden). MERKWAARDIGE AANSPORING TE HAARLEM. De heer Van Braambeek heeft de volgende vragen gericht aan den minister van justitie Wil de minister doen onderzoeken of de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het kantongerecht te Haarlem op 22 Ja nuari JX op een terechtzitting o.a. de vol gende opmerfdng heeft gemaakt: „De tram is het grootste gevaar voor het verkeer in Haarlem. De manier, waarop bestuurders, door onophoudelijk bellen de weggebruikers zenuwachtig maken, is zeer laakbaar. Wij laten ons niet van de rails verdrijven, doch het groote publiek wel. De schuld ligt dan ook vrijwel geheel bij de tram"; waarbij de kantonrechter zich zou hebben aan gesloten met o.a. de volgende opmer king: „Je moet kalm voor de tram blij ven rijden. De bestuurder ziet je beuscb wel en zal dan wel vaart verminderen"? Indien het onderzoek mocht uitwijzen, dat de amtbenaar van het openbaar mi nisterie en de kantonrechter deze aanspo ring in bovenstaande bewoordingen of in bewoordingen van soortgelijke strekking hebben gegeven, is de minister dan ook van oordeel, dat hier voor de veiligheid van het verkeer een zeer gevaarlijke raad is ge geven Acht de minister gezien het derde lid van art. 11 van het reglement voor de tramwegen, dat o.m. ais volgt be paalt: 3. „bij tramwegen of tramweggedeel ten, welke op openbare wegen zijn aan gelegd. is het bovendien verboden a. met of zonder voertuig op den tramweg te verblijven of paarden, vee of andere dieren daarover te drijven, wanneer een trein in aantocht is en dezen daardoor of op eenigerlel andere wijze in zijn loop te belemmeren" deze aansporing niet strijdig met de wet Zoo ja, wat denkt de minister dan te doen om er voor te zorgen, dat ook de be doelde kantonrechter en de ambtenaar van het openbaar ministerie niet aansporen tot het handelen ln strijd met bovengenoemd artikel 11 en bij het oplegigen en edschen van straffen overeenkomstig den Inhoud daarvan handelen? HET IN FINSCHEN MILITAIREN DIENST TREDEN VAN NEDERLANDERS. Regeering neemt geen maatregelen. Op vragen van den heer Wijnkoop be treffende de bemoeiingen van den Flnschen consul te Amsterdam ten aanzien van het door Nederlanders in Flnschen militairen dienst treden heeft de minister van Justitie geantwoord: Bij onderzoek ls gebleken, dat de heer G. Key, consul van Finland te Amsterdam, desverlangd aan personen, ongeacht van welke nationaliteit, formulieren verstrekt houdende vraagpunten met het oog op een eventueel dienst nemen als vrijwilliger in het Finsche leger. Ontkennend wordt beantwoord de vraag of het den minister tevens bekend ls dat door genoemden consul gratis gelegenheid wordt gegeven tot het reizen naar het bui tenland zonder het verelschte paspoort. Van overtreding van eenige wettelijke bepaling ls niet kunnen blijken. Ook overigens zijn geen feiten aan het licht gekomen, op grond waarvan uit an deren hoofde tegen hetgeen door voormel den consul is verricht bezwaar zou behoe ven te worden gemaakt. JHR. IR. M. RAPPARD OVERLEDEN. Op 70-Jarigen leeftijd ls eergisteren te Haarlem overleden Jhr. Ir. M. Rappard, oud-directeur van den scheepsbouw der Kon. Ned. marine, officier in de orde van Oranje-Nassau. Hij was woonachtig ln Heemstede. ONZE BEKENDE AANBIEDING UITSLUITEND K1EERMAKERSWERK. 0951 Ungez. Med.) door W. GASCOGNE. We hadden Sjanghai verlaten. Het was lang voor de Internationale concessie den vreemdelingen geen veiligheid meer kon bieden, lang voor er Japansclie bommen neervielen. Men dacht niet eens aan de mogelijkheid, dat de zonen van „het rijk der rijzende zon" zich op zoo'n wijze met „het Hemelsche Rijk" zouden gaan bemoeien. Ik had passage genomen op een kleine vrachtboot, welke weinig comfort bood, maar de omstandigheden noopten mij er toe genoegen te nemen met de geringe luxe, welke het sohip te bieden had. Nooit had ik tevoren kunnen vermoeden, dat de reis zoo'n avontuurlijk verloop zou hebben. Het ligt voor de hand, dat er niet veel pas sagiers waren. Bij voorkeur zoekt men nu eenmaal voor een meer of minder langen zeetocht geen plaats op een klein vracht schip. Maar er kunnen natuurlijk redenen zijn. waarom men geen passage neemt op een grooten oceaanstoomer, b.v. wanneer men het geld er niet voor heeft, ofwel vei ligheidshalve er niet op gesteld ls in aan raking te komen met groote gezelschappen. Over de reden, welke ik zelf had om de reis zoo te maken zwijg ik maar, want die heeft met het geheele geval niets te maken. Ik had er, dat wil ik wel bekennen, niet op gerekend menschen van standing onder mijn medepassagiers aan te treffen. Maar dat viel me mee. Het waren werkelijk be schaafde lui. Maar gezellig waren ze alles behalve. Daar was een heer op leeftijd, die, naar het scheen, den tijd studeerend door bracht en niet meer sprak dan de welle vendheid gebood: daar was een heer van middelbaren leeftijd, met een zeer sympa thiek uiterlijk, die zijn best deed elk ge zelschap te vermijden, en dan was er nog een dame, een buitengewoon knappe ver schijning, die men zeker niet op zoo'n on ooglijke schuit verwacht zou hebben, die blijkbaar in hooge mate op conversatie ge steld was. Aan tafel deed de kapitein zijn uiterste best om het gesprek gaande te houden en de stemming wa gezellig te maken. Maar het gelukte hem niet dikwijls den ouden heer Game en den heer Woold in de con versatie te betrekken. Op een avond echter, ik meen van den vierden of vijfden dag, wist mademoiselle Dubelle hen toch aan het praten te krij gen. Ais ik me goed herinner dreef haar opmerking, dat beiden keken alsof ze het leven als ten ondraaglijken last beschouw den. Tien uit hun zwijgzaamheid. Daar kon u wel eens gelijk aan heb ben, gaf de oude heer toe. Ik heb veel mee gemaakt, te veel om nog iets zonnigs in het leven te zien. Toen scheen het ijs gebroken. Het gesprek kwam op het schier onuitputtelijke thema: de mislukkelingen. Voor mislukkelingen heb ik geen res pect, gaf mademoiselle te kennen. Het zijn lafaards, die tegen de moeilijkheden op zien. Zij verzaken hun plicht. Het kunnen ook de omstandigheden zijn, die maken dat zij hun plicht niet meer kunnen vervuilen, wierp de heer Game tegen. Ik ken iemand, een genees heer, die vol ijver en ambitie zijn taak ver richtte. Jarenlang. Op een afgelegen ge bied in de tropen. Toen brak er de cholera uit en plots gevoelde hij zich moe en was hij bang voor zijn werk. Hij vluchtte van de plaats, waar hij veel goeds had kunnen en moeten doen. Aldra werd het bekend. De collega's in beschaafde streken, met minder zwaar werk belast, meden hem. Hij werd een banneling, die niet meer in staat was te werken De man zal overspannen geweest zijn, opperde de heer Woold. Ik vind, dat hij wel te excuseeren is. Meer dan een zeekapitein, die aan den drank verslaafd, zijn plicht verzuimt, wanneer er gevaar dreigt voor zijn sohip en de bemanning. Slaat dat op een bepaald geval? infor meerde de kapitein. Inderdaad. En de man, dien ik bedoel, had schip en bemanning kunnen redden, als niet de drank zijn oog beneveld had. Beiden hebben hun plifcht schromelijk verzaakt, vond mademoiselle Dubelle en haar toon was scherper dan men van zoo'n lieftallige vrouw verwacht zou hebben. Het was alsof dit gesprek iets in den heer Woold ontdooid had. Althans hij trok zioh daarna minder terug en ik zag hem meermalen in gezelschap van mademoiselle. Er scheen tusschen die twee eenige toena dering ontstaan te zijn. Maar eenige dagen later gebeurde dat, wat de reis voor mij en waarschijnlijk voor de anderen eveneens tot een on vergetelijke heeft gemaakt. Een lid van de bemanning verzocht mij bij den heer Game te komen. Ik voldeed aan dat verzoek en tot mijn verwondering lief ik in de hut van den ouden heer ook den heer Woold aan. Beiden keken ernstig. E11 daar was reden voor. In den nacht was de kapitein overleden.de stuurman was zwaar ziek. De pest was uitgebroken. Weet u het zeker, vroeg ik. De mede- deeling van den heer Game had me als een donderslag getroffen. De oude heer knikte. Ik ben de dokter. Ik ken de verschijn selen Ik ben de dokter Van de cholera, vulde ik aan, eigenlijk zonder het te willen Zoo is het. U hebt niet misgeraden. Maar nu zal ik mijn plicht doen. Ik heb reeds de nooddge maatregelen genomen. Maar wat moet er met de dame gebeuren? Hoe houden we het voor haam geheim? Wilt u zich over haar ontfermen, meneer Woold? Intusschen was de boot steeds heviger beginnen te slingeren en te stampen en dat bracht ons ineens op de gedachte, wat er zonder stuurman en zonder kapitein van het schip terecht moest kamen. Ik geloof, dat ik die gedachten onder waarden bracht, maar vóór er van een der anderen eenlg antwoord kwam, was de hutdeur geopend en was mademoiselle Dubelle, geheel ont daan, binnengestrompeld. Zij had reeds vernomen, welk een noodlot er op het schip rustte. Red me, jammerde ze. De pest is aan boord. En er is storm op til. Er is gevaar, dat we vergaan. Wie zal me helpen? Ik, klonk het vastberaden van de lippen van den heer Woold. Ik ben zeeman. Ik zal het schip veilig door den storm brengen. Voor het eerstna Jaren.... zal ik weer op de brug staan, maar nuch ter En de dokter en ik knikten. We 'begrepen, dat hij zijn doopceel gelicht had, maar tot mademoiselle was dat niet doorgedrongen. Kapitein Woold stond op de brug. Beneden werkte de dokter. Ik deed wat in mijn vermogen was. Mademoiselle scheen niet van de brug te willen wijken. Angst stond op haar gelaat te lezen en ze vlekte den man, die het schip door de woelige golven leidde. U bent dapper. Denkt u ons in veilig heid te kunnen brengen? Met u zou ik graag verder door het leven willen gaan Den volgenden dag de zee was wat kalmer, maar de storm was nog niet geheel geluwd stond kapitein Woold nog steeds op de brug. Naast hem stond de vrouw, huiverend. Uit de nevels van den dageraad doemde aan bakboordzijde een schip op, een groote boot. Toen kwam voor Woold de crisis. Geef seinen, smeekte mademoiselle Dubelle. Laten we ons redden. Als Je me lief hebt, laten we van dit schip gaan, waar de dood op ons loert. Red me, red Je zelf, als je van mé houdt. Ik heb Je lief! Het klonk als gekreun van zijn lippen. Maar ik moet op mijn post blijven. De menschen hier vertrouwen op me Geef een toeken, voor het te laat is. Voor geld nemen ze het risico wel! Het is toch Zwijg, beval hü ruw. Als geld u redden kan Het sein werd gegeven. Mademoiselle ver huisde naar het andere, veiliger schip. En Woold leidde vastberaden de vrachtboot in veilige haven, terwijl de dokter de vreese lijke ziekte had weten te bezweren Er wer den geen nieuwe gevallen geconstateerd, En toen we eindelijk aan land mochten, zag ik Game en Woold elkaar de hand drukken als oude makkers. Ze hadden hun zelfver trouwen hervonden. Ik begreep, dat zij zich sterk genoeg moesten gevoelen om eer. nieuw leven te beginnen, dat zij zich na deze reis gevoelden als herboren! (Nadruk verboden) Auteursrecht voorbehouden) 6969 uitvoerkc, int! BEHOUD Bij Kon. beslui missie, welke ill ministers van sie van advies RS van artikel 4 vt«< scheepsruimt<> den van vetgun^Se? binnenschepen). Tot voorzitter ff in Z noemd de heer F j, X, 1 daris bij het deptf^de ALGEMEEN^ ook PERSBjjïiet ee Samensbn,^^ In de vacatures b wacï der stichting AlgW(,net bureau „A.N.P.", eiken, den om gezondheifc andei H. Nijgh. directeurtburgei damsche Courant at n een door het periodiek nester R. W. P. Peeret* - tn teur van Haarlem's'1®. aa het aftreden van i half! voorzitter), ls onlaa LM- 1 De raad van behs-f te 1 thans samengesteld ledde directeur van de v ;d. r Evers, directeur snit wai Nieuwsblad, vjfe-vr, 'elke Veen, algemeen dire.c de pers, secretaris, H, D iet 01 redacteur van de -i de Dosker, directeur ti: op F. H. H. Herold, dlwl gez uitg. mij. Neerlanda recteur Twentsch Da BEHEER VAN GOEDU Scherp to® In een aanvulling; m1 verslag van de coun der Eerste Kamer 0, c J tement van justitie) -b" 0 voor 1940 wordt ei na leden een scherper1 ie d' van gelden en gee&inedi schelijk achtten. De d li en nalatigheid in he: J.em, deze leden, op welte dee toe. Het antwoord de brii een desbetreffend k 'an mer gegeven, had weik Aansprakelijkheid a:-,_i ziens niet voldoend; 'na den wetgever ls ook7, te voorkomen. in b: NEDERLANDERS Dan h De heer De MarchiR. heeft aan de mlnktc-s011® buitenlandsche zake: mnd: gesteld: some 1. Weten de minis.'erd«: gemoblliseerden veler sc" van de werkloosheid p d® dwongen werk in Du,le genomen en dat hu:e- 1 daarheen zijn gevolgéerk 2. Weten de mlnitdham meeste dier gezinne: de 1 niet mogelijk is gen sUn terug te keeren en i;6n b Duitsche overheid opMg- gesteund als de iamitoiel: gemobillseerden? X d< 3. Is het den mini!da Duitsche overheid pré erd. ken van visa weigert, 1 dit biliseerden als ook sïi du halve ln uitzondering! be gen de normale, vri; -'.oeit 4. Zijn de ministersk» vi treden met de Duitsckr Vh< betrokkenen om te ou3M gelijk is, een regeling1— familieverband voor niet blijvend verbrokey 5. Zijn de minister:» onder vraag 4 bedoetejf worden bereikt, dan t families van de gemote ver zij dit wenschec rijk weer naar Nederlu zen, en dat zij terstó m kostwinnersvergoeding rdu kend op basis van het tc 4 ln Duitschland verdier.i: 3 P, MOLT® 0 De heer P. Moltmaker.'bf zitter van de Ncd. Veifjal] en tramwegpersoneel heidsredenen zijn 0: -ger zoodanig, welk ontslag1 b ingaa E Door dit ontslag koe: len zijn voorzittersctoPi[ie neelraad der N. S. en tl r( stuursfuncties op socc - ^g, kleedde. e DE „FLORES" 15 [<J n De chef van den 1 j Hr Ms. kanonneer'gn bevel van den kaph b J. C. A. Schol te, is MfJ Indië in Den Heider VERSPREIDE Bfl'.ar Het bondsbestuur lingsverbond heelt a"';'ba reboom eervol ontsbg verzoek, zulks in «'"s e, ming en die van ®in„»ni recteur en directrice 'j. der Ned. Herv. Disd df heer Sparreboom Is i'j'j. van het N.J.V. werkt -- Het bondsbestuu: ::»r< van Jongelingsver. W°j heeft een landelijke e om een bedrag van w- z: bijeen te brengen 'f rite seerde leden aan lectua a Deze actie is ®e- e slag bekroond, want w er den 713 vereenlgiM«r;,t. van f. 20042.20 bijeenge»; p dueling dat elke land zooveel guldens 'J zij leden telt. Het W; n ziert dat het gevraag® ee HJk zal worden oversc-rij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 10