BINNENLAND
59 G9-79
ItEMOPPfflBURG
Ons Kort Verhaal
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Zaterdag 31,
DAC
Erkko gezien en
spreken? Neen,
gehoord,
daarvoor
maar
heeft
de gezant het te druk
Herboren
9
Naar Finland
De tram
,een groot gevaar"?
FEBRUARI MAATKLEEDING
-LEIDEh -
"Nare do,
IV.
Het is druk, erg druk ln de Finsche
legatie te Stockholm. Zóó druk, dat
een gesprek met Finland's gezant zelfs
na een wacht van uren, niet door blijkt
te kunnen gaan
(Van onzen specialen verslaggever).
STOCKHOLM. 29 Januari Ik zit ln de
wat rommelige hall van de Finsche legatie
ln Stockholm op een stoel bij een kast vol
kranten; stapels Aalandsche, Helsinkische,
Viborgsche, Vasasche en Aabosche dagbla
den: ik wacht op Erkko. Aan den wand
hangt links een affiche, een hardlooper,
met op den achtergrond een wereldbol en
er onder: „Olympische Spelen 20 - VII
4 - vni 1940 Helsingfors"; rechts een
breede Finsche „ruja", een staal van hand
weefkunst. voorstellend een van Arel Gal-
lén-Kallela's schilderijen over de motieven
van de Kalevala. Een telefoon op een
schrijftafel rinkelt zonder ophouden: „Hal
lo. Finnska legasjonen!" roept de Juffrouw,
die het apparaat bedient en vervolgens
ratelt zij Finsch of Zweedsch, al naar het
noodlg is. Ik daarentegen doe niets. Ik
wacht op Erkko. De deur. die toegang geeft
tot de hall, is van buitenaf niet open te
krijgen. Je moet, op de derde etage geko
men. op een knop drukken en daardoor
ontstaat een nijdig-brommend alarmsig
naal in de hall, waarop de juffrouw, met
een gezicht dat wanhoop uitdrukt, naar de
deur IJlt en die opent. Soms gaat het nij
dige signaal drie of vier keer keer; de juf
frouw telefoneert of steekt een sigaret aan
en twee dingen tegelijk doen kan ook zij
niet. Ik voel mij dan geneigd om een „aan
bod van goede diensten" te doen, maar
onderdruk ijlings mijn edelmoedige aan
driften, ik kan hier tóch geen uitkomst
geven Mijn taak is eenvoudig. Ik wacht
op Erkko. En het ls een zonderling wach
ten. Terwijl ik mij in het Finsch probeer
te verdiepen, door een exemplaar van „Hel-
singin Sanomat" ter hand te nemen, ren
nen er allerlei lieden langs mij heen. Zeer
drukke juffrouwen, die toch nog tijd vin
den om ln den tegenover mij hangenden
spiegel te kijken en een onevenwichtige
coiffure te verschikken, heeren, die brieven
halen of brengen, loopjongens met omvang
rijke pakken, op een waarvan ik met
koeien van letters „vitaminen" zie staan.
Zij hebben allemaal vreeselijke haast. Ik
niet. Ik wacht op Erkko. „Hallo, Finnska
legasjonen" rrrrtt het nijdige alarm
signaal gaat weer. De juffrouw doet des-
Errko, de Finsche gezant te Stockholm.
peraat. Zij grijpt een pakje brieven, legt
het weer neer, pakt het nog eens op en legt
het nog eens neer. Dat dit tijdverlies is,
deert haar blijkbaar niet. Een andere Juf
frouw rent voorbij, hijgend en blazend. Ze
roept iets met het woord „catastrofaal" er
in, doet de deur open, pakt een telegram
aan, komt terug en richt zich tot mij. „Wat
wou u ook weer?" „O ja, de gezant" „O Ja".
Ze holt weg en komt niet terug. Ik zink
weer in mijn stoel. Ik wacht op Erkko. Als
het erg lang duurt loopt er voor mij iets
mis; bij de Zweedsche vliegtuigmaatschap
pij heb ik gehoord, dat het toestel richting
Aabo tot en met Vrijdag vol bezet is! Mijn
eenige kans is: vliegen naar Vasa. En dan?
De Finsche treinen loopen ,200 af en toe",
vrijwel uitsluitend 's nachts. „Als u een
plaats voor Vasa bespreken wilt, moet u er
gauw bij zijn". Jawel: gauw. Hier op de
legatie gaat alles gauw. behalve een ont
moeting met den gezant. Ik zit hier nu
ruim een uur. Er is niets veranderd. Ik
wacht op Erkko. De desperate juffrouw
heeft een sigaret aangestoken. Ik doe het
ook. Maar er is slechts één asohbakje en
dat heeft zij. Een heer rent langs ons heen.
„Wacht u op den gezant?" „O ja, hij zal
wel dadelijk vrij zijn". De heer ziet dat ik
geen aschbak heb, grist het exemplaar van
de juffrouw weg en plant het vóór mij. Als
hij weg is, staat de juffrouw op en komt
bij mij haar asch aftikken. Daar ik deze
regeling strijdig acht met mijn ridderlijke
gevoelens breng ik haar den aschbak terug.
Zulks breekt het ijs. Met een enormen
glimlach zegt* ze,,U wacht hier al lang.
Wat was uw bedoeling? De minister? Ik
zal even vragen" Ze snelt heen en smakt
een deur achter zich dicht, die vermoede
lijk Erkko voor mij verborgen houdt. Nu
ben ik alleen. Rrrrt! Daar gaat het alarm
signaal. Kom aan. laat ik open doen! Een
heer. Hij neemt diep zijn pelsmuts af. Dan
laat hij een salvo van Finsche woorden op
mij los Ik zeg in het Noorsoh: „Wacht u
maar even er zal wel iemand komen. De
heer houdt mij voor krankzinnig. Hij loopt
mij voorhij met nóg wat Finsche woorden
vermoedelijk mag ik van geluk spreken,
dat ik ze niet versta en beent door
de hall de gang in, recht tegen de juffrouw
op. Ik zink weer in mijn stoel en wacht op
Erkko. Als mijn tweede uur voorbij ls
komt er op groote schaal beweging in de
gelederen: „druk diplomatiek verkeer".
Minstens vijftien employé's gaan weg, min
stens vijftien anderen komen aan: aflos
sing van de wacht. Mij lost niemand af.
Maar ik heb er toch óók wat van; de
nieuwe ploeg weet niet waarop ik wacht,
ergo begint het vraag- en antwoordspelle
tje, afgewisseld door het rennen, van voren
af aan Bén juffrouw krijgt met mij te
doen: ze zal „even" naar den gezant gaan.
Als ze terugkomt zie ik iemand die haar
volgt. Ik spring op: Erkko! Jawel, hij is
het. Ik herken van de foto's zijn kogel
rond gezicht. Hij rookt een" pijp. Hij na
dert.... slaat links-af en verdwijnt. De
juffrouw komt met excuses: „ett ögen-
blikk", zegt ze. Finsche oogenblikken duren
soms lang. Ik ga weer zitten. Ik wacht
maar weer op Erkko. Nu heb ik hem al
thans gezien! Hij is er dus, en de juffrouw
verzekert, dat hij mij ontvangen zal. Best.
Ik kan wachten, bat doe ik pas twee en
een half uur. Mijn maag rammelt. Tijd om
te eten heb ik sedert vanmorgen half negen
niet gevonden Het is nu half acht. Een
employé komt binnen en legt twee broodjes
plus een sinaasappel op de schrijftafel van
de juffrouw Ofschoon die Juffrouw even
later verdwijnt en de gelegenheid den dief
maakt, blijft mijn maag rammelen en de
juffrouw houdt haar broodjes en haar
sinaasappel. „Mit Geduld und Spucke, fangt
man eine Mucke, mit Geduld und Spei,
fangt man deren zwei", zeggen de Duit-
schers. Maar Erkko is geen „mug"! Hij, tot
begin 1939 dagbladdirecteur eigenaar
van de „Helslngln Sanomat" (ik dank aan
de juffrouw van de legatie de wetenschap,
dat „Sanomat" „tijding" of „nieuws" be-
teekent) en van begin tot eind 1939 mi
nister van buitenlandsche zaken, is veeleer
een zware, ronde, stoere kerel: hem „vang"
ik niet maar zoo, dat weet ik nu al wel.
Maar zie: daar komt een jonkman ln plus
four, met een sigaar ln het hoofd op mij af
„Presse-Attaché". Aha! Of ik pi aar mee wil
gaan. Ik ga mee. De jonkman legt mij uit,
dat ik den gezantniet kan spreken.
Hij heeft onverwacht haastwerk. Ik leg hem
uit, dat ik dezen gang van zaken bepaal
delijk niet bewonder. Terwijl wij elkaar
staan uit te leggen, springt de deur open:
Erkko! Hij snelt op den attaché af, geeft
hem een brief, ratelt een en ander in het
Finsch, keert zich om en verdwijnt. Nu
heb ik er schoon genoeg van. Ik wissel drie
beleefdheidszinnen met den attaché en doe
als de gezant: ik draal mij om en ben weg.
Ik heb op Erkko gewacht. Ik heb Erkko
gezien. Ik heb Erkko hooren spreken. Maar
ik heb Erkko niet gesproken.
(Nadruk verboden).
(Auteursrecht voorbehouden).
MERKWAARDIGE AANSPORING
TE HAARLEM.
De heer Van Braambeek heeft de volgende
vragen gericht aan den minister van justitie
Wil de minister doen onderzoeken of de
ambtenaar van het openbaar ministerie bij
het kantongerecht te Haarlem op 22 Ja
nuari JX op een terechtzitting o.a. de vol
gende opmerfdng heeft gemaakt:
„De tram is het grootste gevaar voor
het verkeer in Haarlem. De manier,
waarop bestuurders, door onophoudelijk
bellen de weggebruikers zenuwachtig
maken, is zeer laakbaar. Wij laten ons
niet van de rails verdrijven, doch het
groote publiek wel. De schuld ligt dan
ook vrijwel geheel bij de tram"; waarbij
de kantonrechter zich zou hebben aan
gesloten met o.a. de volgende opmer
king: „Je moet kalm voor de tram blij
ven rijden. De bestuurder ziet je beuscb
wel en zal dan wel vaart verminderen"?
Indien het onderzoek mocht uitwijzen,
dat de amtbenaar van het openbaar mi
nisterie en de kantonrechter deze aanspo
ring in bovenstaande bewoordingen of in
bewoordingen van soortgelijke strekking
hebben gegeven, is de minister dan ook van
oordeel, dat hier voor de veiligheid van het
verkeer een zeer gevaarlijke raad is ge
geven
Acht de minister gezien het derde
lid van art. 11 van het reglement voor
de tramwegen, dat o.m. ais volgt be
paalt:
3. „bij tramwegen of tramweggedeel
ten, welke op openbare wegen zijn aan
gelegd. is het bovendien verboden
a. met of zonder voertuig op den
tramweg te verblijven of paarden, vee
of andere dieren daarover te drijven,
wanneer een trein in aantocht is en
dezen daardoor of op eenigerlel andere
wijze in zijn loop te belemmeren"
deze aansporing niet strijdig met de
wet
Zoo ja, wat denkt de minister dan te
doen om er voor te zorgen, dat ook de be
doelde kantonrechter en de ambtenaar van
het openbaar ministerie niet aansporen tot
het handelen ln strijd met bovengenoemd
artikel 11 en bij het oplegigen en edschen
van straffen overeenkomstig den Inhoud
daarvan handelen?
HET IN FINSCHEN MILITAIREN DIENST
TREDEN VAN NEDERLANDERS.
Regeering neemt geen maatregelen.
Op vragen van den heer Wijnkoop be
treffende de bemoeiingen van den Flnschen
consul te Amsterdam ten aanzien van het
door Nederlanders in Flnschen militairen
dienst treden heeft de minister van Justitie
geantwoord:
Bij onderzoek ls gebleken, dat de heer
G. Key, consul van Finland te Amsterdam,
desverlangd aan personen, ongeacht van
welke nationaliteit, formulieren verstrekt
houdende vraagpunten met het oog op een
eventueel dienst nemen als vrijwilliger in
het Finsche leger.
Ontkennend wordt beantwoord de vraag
of het den minister tevens bekend ls dat
door genoemden consul gratis gelegenheid
wordt gegeven tot het reizen naar het bui
tenland zonder het verelschte paspoort.
Van overtreding van eenige wettelijke
bepaling ls niet kunnen blijken.
Ook overigens zijn geen feiten aan het
licht gekomen, op grond waarvan uit an
deren hoofde tegen hetgeen door voormel
den consul is verricht bezwaar zou behoe
ven te worden gemaakt.
JHR. IR. M. RAPPARD OVERLEDEN.
Op 70-Jarigen leeftijd ls eergisteren te
Haarlem overleden Jhr. Ir. M. Rappard,
oud-directeur van den scheepsbouw der
Kon. Ned. marine, officier in de orde van
Oranje-Nassau. Hij was woonachtig ln
Heemstede.
ONZE BEKENDE AANBIEDING
UITSLUITEND K1EERMAKERSWERK.
0951
Ungez. Med.)
door
W. GASCOGNE.
We hadden Sjanghai verlaten. Het was
lang voor de Internationale concessie den
vreemdelingen geen veiligheid meer kon
bieden, lang voor er Japansclie bommen
neervielen. Men dacht niet eens aan de
mogelijkheid, dat de zonen van „het rijk der
rijzende zon" zich op zoo'n wijze met „het
Hemelsche Rijk" zouden gaan bemoeien.
Ik had passage genomen op een kleine
vrachtboot, welke weinig comfort bood,
maar de omstandigheden noopten mij er
toe genoegen te nemen met de geringe
luxe, welke het sohip te bieden had. Nooit
had ik tevoren kunnen vermoeden, dat de
reis zoo'n avontuurlijk verloop zou hebben.
Het ligt voor de hand, dat er niet veel pas
sagiers waren. Bij voorkeur zoekt men nu
eenmaal voor een meer of minder langen
zeetocht geen plaats op een klein vracht
schip. Maar er kunnen natuurlijk redenen
zijn. waarom men geen passage neemt op
een grooten oceaanstoomer, b.v. wanneer
men het geld er niet voor heeft, ofwel vei
ligheidshalve er niet op gesteld ls in aan
raking te komen met groote gezelschappen.
Over de reden, welke ik zelf had om de reis
zoo te maken zwijg ik maar, want die heeft
met het geheele geval niets te maken.
Ik had er, dat wil ik wel bekennen, niet
op gerekend menschen van standing onder
mijn medepassagiers aan te treffen. Maar
dat viel me mee. Het waren werkelijk be
schaafde lui. Maar gezellig waren ze alles
behalve. Daar was een heer op leeftijd, die,
naar het scheen, den tijd studeerend door
bracht en niet meer sprak dan de welle
vendheid gebood: daar was een heer van
middelbaren leeftijd, met een zeer sympa
thiek uiterlijk, die zijn best deed elk ge
zelschap te vermijden, en dan was er nog
een dame, een buitengewoon knappe ver
schijning, die men zeker niet op zoo'n on
ooglijke schuit verwacht zou hebben, die
blijkbaar in hooge mate op conversatie ge
steld was.
Aan tafel deed de kapitein zijn uiterste
best om het gesprek gaande te houden en
de stemming wa gezellig te maken. Maar
het gelukte hem niet dikwijls den ouden
heer Game en den heer Woold in de con
versatie te betrekken.
Op een avond echter, ik meen van den
vierden of vijfden dag, wist mademoiselle
Dubelle hen toch aan het praten te krij
gen. Ais ik me goed herinner dreef haar
opmerking, dat beiden keken alsof ze het
leven als ten ondraaglijken last beschouw
den. Tien uit hun zwijgzaamheid.
Daar kon u wel eens gelijk aan heb
ben, gaf de oude heer toe. Ik heb veel mee
gemaakt, te veel om nog iets zonnigs in
het leven te zien.
Toen scheen het ijs gebroken. Het gesprek
kwam op het schier onuitputtelijke thema:
de mislukkelingen.
Voor mislukkelingen heb ik geen res
pect, gaf mademoiselle te kennen. Het zijn
lafaards, die tegen de moeilijkheden op
zien. Zij verzaken hun plicht.
Het kunnen ook de omstandigheden
zijn, die maken dat zij hun plicht niet
meer kunnen vervuilen, wierp de heer
Game tegen. Ik ken iemand, een genees
heer, die vol ijver en ambitie zijn taak ver
richtte. Jarenlang. Op een afgelegen ge
bied in de tropen. Toen brak er de cholera
uit en plots gevoelde hij zich moe en was
hij bang voor zijn werk. Hij vluchtte van
de plaats, waar hij veel goeds had kunnen
en moeten doen. Aldra werd het bekend.
De collega's in beschaafde streken, met
minder zwaar werk belast, meden hem. Hij
werd een banneling, die niet meer in staat
was te werken
De man zal overspannen geweest zijn,
opperde de heer Woold. Ik vind, dat hij wel
te excuseeren is. Meer dan een zeekapitein,
die aan den drank verslaafd, zijn plicht
verzuimt, wanneer er gevaar dreigt voor
zijn sohip en de bemanning.
Slaat dat op een bepaald geval? infor
meerde de kapitein.
Inderdaad. En de man, dien ik bedoel,
had schip en bemanning kunnen redden,
als niet de drank zijn oog beneveld had.
Beiden hebben hun plifcht schromelijk
verzaakt, vond mademoiselle Dubelle en
haar toon was scherper dan men van zoo'n
lieftallige vrouw verwacht zou hebben.
Het was alsof dit gesprek iets in den
heer Woold ontdooid had. Althans hij trok
zioh daarna minder terug en ik zag hem
meermalen in gezelschap van mademoiselle.
Er scheen tusschen die twee eenige toena
dering ontstaan te zijn.
Maar eenige dagen later gebeurde dat,
wat de reis voor mij en waarschijnlijk
voor de anderen eveneens tot een on
vergetelijke heeft gemaakt.
Een lid van de bemanning verzocht mij
bij den heer Game te komen. Ik voldeed
aan dat verzoek en tot mijn verwondering
lief ik in de hut van den ouden heer ook
den heer Woold aan. Beiden keken ernstig.
E11 daar was reden voor. In den nacht was
de kapitein overleden.de stuurman was
zwaar ziek. De pest was uitgebroken.
Weet u het zeker, vroeg ik. De mede-
deeling van den heer Game had me als een
donderslag getroffen.
De oude heer knikte.
Ik ben de dokter. Ik ken de verschijn
selen Ik ben de dokter
Van de cholera, vulde ik aan, eigenlijk
zonder het te willen
Zoo is het. U hebt niet misgeraden.
Maar nu zal ik mijn plicht doen. Ik heb
reeds de nooddge maatregelen genomen.
Maar wat moet er met de dame gebeuren?
Hoe houden we het voor haam geheim? Wilt
u zich over haar ontfermen, meneer Woold?
Intusschen was de boot steeds heviger
beginnen te slingeren en te stampen en
dat bracht ons ineens op de gedachte, wat
er zonder stuurman en zonder kapitein van
het schip terecht moest kamen. Ik geloof,
dat ik die gedachten onder waarden bracht,
maar vóór er van een der anderen eenlg
antwoord kwam, was de hutdeur geopend
en was mademoiselle Dubelle, geheel ont
daan, binnengestrompeld. Zij had reeds
vernomen, welk een noodlot er op het
schip rustte.
Red me, jammerde ze. De pest is aan
boord. En er is storm op til. Er is gevaar,
dat we vergaan. Wie zal me helpen?
Ik, klonk het vastberaden van de
lippen van den heer Woold. Ik ben zeeman.
Ik zal het schip veilig door den storm
brengen. Voor het eerstna Jaren....
zal ik weer op de brug staan, maar nuch
ter
En de dokter en ik knikten. We 'begrepen,
dat hij zijn doopceel gelicht had, maar tot
mademoiselle was dat niet doorgedrongen.
Kapitein Woold stond op de brug. Beneden
werkte de dokter. Ik deed wat in mijn
vermogen was. Mademoiselle scheen niet
van de brug te willen wijken. Angst stond
op haar gelaat te lezen en ze vlekte den
man, die het schip door de woelige golven
leidde.
U bent dapper. Denkt u ons in veilig
heid te kunnen brengen? Met u zou ik
graag verder door het leven willen gaan
Den volgenden dag de zee was wat
kalmer, maar de storm was nog niet geheel
geluwd stond kapitein Woold nog steeds
op de brug. Naast hem stond de vrouw,
huiverend. Uit de nevels van den dageraad
doemde aan bakboordzijde een schip op, een
groote boot. Toen kwam voor Woold de
crisis.
Geef seinen, smeekte mademoiselle
Dubelle. Laten we ons redden. Als Je me
lief hebt, laten we van dit schip gaan, waar
de dood op ons loert. Red me, red Je zelf,
als je van mé houdt.
Ik heb Je lief! Het klonk als gekreun
van zijn lippen. Maar ik moet op mijn
post blijven. De menschen hier vertrouwen
op me
Geef een toeken, voor het te laat is.
Voor geld nemen ze het risico wel! Het is
toch
Zwijg, beval hü ruw. Als geld u redden
kan
Het sein werd gegeven. Mademoiselle ver
huisde naar het andere, veiliger schip. En
Woold leidde vastberaden de vrachtboot in
veilige haven, terwijl de dokter de vreese
lijke ziekte had weten te bezweren Er wer
den geen nieuwe gevallen geconstateerd, En
toen we eindelijk aan land mochten, zag
ik Game en Woold elkaar de hand drukken
als oude makkers. Ze hadden hun zelfver
trouwen hervonden. Ik begreep, dat zij zich
sterk genoeg moesten gevoelen om eer.
nieuw leven te beginnen, dat zij zich na
deze reis gevoelden als herboren!
(Nadruk verboden)
Auteursrecht voorbehouden)
6969
uitvoerkc, int!
BEHOUD
Bij Kon. beslui
missie, welke ill
ministers van
sie van advies RS
van artikel 4 vt«<
scheepsruimt<>
den van vetgun^Se?
binnenschepen).
Tot voorzitter ff in Z
noemd de heer F j, X, 1
daris bij het deptf^de
ALGEMEEN^ ook
PERSBjjïiet ee
Samensbn,^^
In de vacatures b wacï
der stichting AlgW(,net
bureau „A.N.P.", eiken,
den om gezondheifc andei
H. Nijgh. directeurtburgei
damsche Courant at n een
door het periodiek nester
R. W. P. Peeret* - tn
teur van Haarlem's'1®. aa
het aftreden van i half!
voorzitter), ls onlaa LM- 1
De raad van behs-f te 1
thans samengesteld ledde
directeur van de v ;d. r
Evers, directeur snit wai
Nieuwsblad, vjfe-vr, 'elke
Veen, algemeen dire.c de
pers, secretaris, H, D iet 01
redacteur van de -i de
Dosker, directeur ti: op
F. H. H. Herold, dlwl gez
uitg. mij. Neerlanda
recteur Twentsch Da
BEHEER VAN GOEDU
Scherp to®
In een aanvulling; m1
verslag van de coun
der Eerste Kamer 0, c J
tement van justitie) -b" 0
voor 1940 wordt ei na
leden een scherper1 ie d'
van gelden en gee&inedi
schelijk achtten. De d li
en nalatigheid in he: J.em,
deze leden, op welte dee
toe. Het antwoord de brii
een desbetreffend k 'an
mer gegeven, had weik
Aansprakelijkheid a:-,_i
ziens niet voldoend; 'na
den wetgever ls ook7,
te voorkomen.
in b:
NEDERLANDERS Dan h
De heer De MarchiR.
heeft aan de mlnktc-s011®
buitenlandsche zake: mnd:
gesteld: some
1. Weten de minis.'erd«:
gemoblliseerden veler sc"
van de werkloosheid p d®
dwongen werk in Du,le
genomen en dat hu:e- 1
daarheen zijn gevolgéerk
2. Weten de mlnitdham
meeste dier gezinne: de 1
niet mogelijk is gen sUn
terug te keeren en i;6n b
Duitsche overheid opMg-
gesteund als de iamitoiel:
gemobillseerden? X d<
3. Is het den mini!da
Duitsche overheid pré erd.
ken van visa weigert, 1 dit
biliseerden als ook sïi du
halve ln uitzondering! be
gen de normale, vri; -'.oeit
4. Zijn de ministersk» vi
treden met de Duitsckr Vh<
betrokkenen om te ou3M
gelijk is, een regeling1—
familieverband voor
niet blijvend verbrokey
5. Zijn de minister:»
onder vraag 4 bedoetejf
worden bereikt, dan t
families van de gemote
ver zij dit wenschec
rijk weer naar Nederlu
zen, en dat zij terstó m
kostwinnersvergoeding rdu
kend op basis van het tc 4
ln Duitschland verdier.i: 3
P, MOLT®
0
De heer P. Moltmaker.'bf
zitter van de Ncd. Veifjal]
en tramwegpersoneel
heidsredenen zijn 0: -ger
zoodanig, welk ontslag1 b
ingaa E
Door dit ontslag koe:
len zijn voorzittersctoPi[ie
neelraad der N. S. en tl r(
stuursfuncties op socc - ^g,
kleedde. e
DE „FLORES" 15 [<J n
De chef van den 1 j
Hr Ms. kanonneer'gn
bevel van den kaph b
J. C. A. Schol te, is MfJ
Indië in Den Heider
VERSPREIDE Bfl'.ar
Het bondsbestuur
lingsverbond heelt a"';'ba
reboom eervol ontsbg
verzoek, zulks in «'"s e,
ming en die van ®in„»ni
recteur en directrice 'j.
der Ned. Herv. Disd df
heer Sparreboom Is i'j'j.
van het N.J.V. werkt --
Het bondsbestuu: ::»r<
van Jongelingsver. W°j
heeft een landelijke e
om een bedrag van w- z:
bijeen te brengen 'f rite
seerde leden aan lectua a
Deze actie is ®e- e
slag bekroond, want w er
den 713 vereenlgiM«r;,t.
van f. 20042.20 bijeenge»; p
dueling dat elke
land zooveel guldens 'J
zij leden telt. Het W; n
ziert dat het gevraag® ee
HJk zal worden oversc-rij