jn ijsdam wordt opgeruimd - Verjaarsgeschenk voor Prinses Beatrix Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Iweede Blad m bericht van Hamilton SS |S FEUILLETON ««■■I ■a sa I I.. ENORME IJSDAM IN DE WAAL WORDT DOOR EEN AFDEELING RPEDISTEN OPGERUIMD DOOR MIDDEL VAN SPRINGSTOF. 50 K.G. TROTYL EXPLODEERT. gBS BEATRIX KREEG VAN DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN op Haar tweeden verjaardag een i/e reproductie van den eersten trein, welke in 1839 in ons land tusschen Amsterdam en Haarlem liep, met behooren cadeau. Alles werd in de werkplaatsen van de Spoorwegen door het personeel zelf vervaardigd. 8 c^' De trein wordt electrisch voortgedreven gleden van den weg. Twee slacht offers nabij Broek in Wa terland (N.H.) EEN „KREUPEL" (PRIKSLEE)-WEDSTRIJD TE HOOGWOUD (WEST-FRIESLAND), Twee deelnemers passeeren in een spannenden kamp een zelfgemaakte sneeuwtunneL door HANS HIRTHAMMER. oogenblik! Noemde hij een naam, e hij zich anders uit?" ndoe aarzelde, maar Hamilton wist detail spoedig in zijn geheugen te- oepen. ode vroeg naar naar den ver sman van den Maharadja Zie je wel, dat klinkt al heel En wat gebeurde er verder? Jij len man dus naar All Mohammed?" 1, Sahib. - Maar ik werd wegge- ;n kon niet hooren, wat de vreem- net Ali te bespreken had. Een half :r verliet Aii met den man de tent vij derde zich in de richting van isopgang. Ik zag het toevallig, om- voor mijn tent stond om nog een te scheppen." - verder is je niets opgevallen? Heb b Been niet gezien?" De verrassing v Hindoe was oprecht. „Neen, eer- lton liet den man loopen. ressant, vindt u niet, miss Boyard?" „Ontzettend, vind ik het! Ik geloof, dat wij van alle kanten door verraad zijn om geven „Dat lijkt er inderdaad wel wat op, ja. Ik geloof dan ook, dat wij wel als vast staand mogen aannemen, dat u beter zou hebben gedaan den Maharadja niet in den arm te nemen." „Het is mijn schuld, mister Hamilton!" „Van schuld is hier geen sprake!" stelde Hamilton haar gerust. „Tenslotte kon u ook niet weten, dat de Maharadja een hoogst onbetrouwbaar heerschap is." „Maar wat kan er nu met mister Been zijn gebeurd?" „Ik geloof niet. dat wij langer naar hem behoeven te zoeken. Het dunkt mij zeer waarschijnlijk, dat hij getuige is geweest van de ontmoeting tusschen Ali Moham med en den vreemdeling en dat hij daarop het tweetal is gevolgd." „Als hem dan maar niets overkomt!" „Daar behoeft u niet bang voor te zijn! Hij zal zich best weten te redden. Ik stel voor, dat wij nu zoo spoedig mogelijk naar onze tent terugkeeren om eens behoorlijk uit te slapen. Voor vannacht behoeven wij geen verrassingen meer te verwachten. Bo vendien voel ik mij nog vrij slap op mijn beenen. Een beetje rust zal ons goed doen. Wie weet, wat ons nog alles te wachten staat." Ook Ellen Boyard verlangde er naar weer zoo gauw mogelijk in de tent te komen. „U kunt best voorloopig wel gebruik maken van mister Been's bed, dat links van de woongelegenheid ligt!' zei ze nog. En het duurde niet lang, of beiden lagen weer onder de dekens. De maan gleed traag langs haar eeuwige baan en keek onverschillig neer op het eenzame kamp, waar blanke en bruine menschen onder haar zilveren glans in den slaap vergetelheid zochten. 22. Toen Hans Been ontwaakte, had hij het gevoel, of er iets over zijn gezicht was ge gleden, iets warms, spinachtigs, een lang- pootig dier. Een rilling liep hem over den rug. zijn adem stokte hem in de keel; hij durfde zich niet bewegen. Licht! Wat zou hij er niet voor hebben gegeven als slechts een sprankje licht deze verwenschte duisternis voor een oogenblik had verbroken! Daar nu kwam het weer, dat dier: met de griezelige huiveringwekkende spin- nepooten werkte het zich langs zijn wang omhoog om daarna langzaam naar zijn mond te schuiven. Been tilde zijn hand op om het dier met een heftige beweging weg te schuiven, maar hij voelde niets. Afgrijzen steeg in hem op, hij wilde op springen, wegloopen, maar hij lag als ver lamd, zijn ledematen weigerden hun dienst En nu weer alweer maar wat was dat? Dat was immers geen dier dat was heelemaal geen spin een hand de hand van een mensch gleed voorzichtig tastend langs i.'n arm omhoog en naderde zijn hals. Hij wilde schreeuwen, maar daar lag de hand plotseling op zijn lippen en zij be lette hem ook maar een kik te geven. Weldra ging zijn schrik over in verba zing, want nu voelde hij duidelijk, dat het niet de hand van een man was. „Sahib!" De weeke welluidende en ietwat bevende stem bevestigde zijn vermoeden. Hij stak zijn hand uit en stiet op een naast hem hurkende gestalte, op smalle schouders, de ontluikende vormen van een jong meisje. „Niet spreken, Sahib, niet roepen! Ik ben hierheen gezonden om u in veiligheid te brengen." Ook als hij geen Hindoestansch had ver staan, zou de zachte, vleiende klank van deze stem den inhoud van haar woorden hebben verraden. „Wie ben je?" „Ik heet Nadija en ik zal u naar Maha Rani, onze meesters, brengen. Dit is haar boodschap: Wij zullen u helpen als u ons wilt helpen!" „Waarmee zou ik jullie dan kunnen hel pen, Nadija?" „Rani Balavi zal het u zeggen!" „Goed breng mij dan maar naar haar toe!" Hij had aanvankelijk overwogen zich door het jonge meisje den weg naar buiten te laten wijzen, maar nu begon het ge heimzinnige van deze onverwachte tue- schenkomst hem te boeien. Wat gebeurde hier? Men riep zijn hulp InZouden er misschien ontevrede nen zijn in deze stad der duisternis? Been kwam langzaam overeind. Al zijn ledematen deden hem pijn van de onge makkelijke rustplaats. Met een gevoel van opwinding, dat hij nauwelijks vermocht te onderdrukken, liet hij zich leiden door het jonge meisje, dat met haar slanke vingers zijn pols omvatte De weg leek hem eindeloos en allerminst in overeenstemming met het begrip, dat de rechte lijn de kortste verbinding is tus schen twee punten. Zig zag ging het pad, nu eens naar rechts, dan weer naar links, soms steil omlaag en het volgende oogen blik weer sterk hellend naar boven. Af en toe was het een behoorlijk breed pad, waarlangs hij werd meegetrokken, maar meer dan eens ook zag Been zich ge noodzaakt zijn lichaam door onmogelijke nauwe spleten te wringen. Edoch, Nadija ontpopte zich als een uiterst betrouwbare en even voorzichtige gids. Zij waarschuwde hem als het pad smaller werd, of wanneer zij een gevaar lijke plek naderden. Met haar scherpe, aan het duister gewende kattenoogen scheen zij alles te zien. Hoewel nu en dan op eeni- gen afstand vage schimmen van menschen te zien waren, wist zij elke onwelkome ont moeting te vermijden. Ja, zelfs de slapen- den, die soms midden op den weg lagen, ontgingen niet aan haar speurenden blik. Langzamerhand begon de weg steeds meer en meer te stijgen en toen Been eens achter zich keek, zag hij diep beneden zich de verspreide lichten der fakkels glinste ren. Het was een even fantastisch als huive ringwekkend schouwspel, deze nietige licht puntjes, die zich deels langzaam door het dal bewogen, voor een ander deel roerloos in de ruimte leken te hangen. Hoe hooger het pad steeg, des te smaller scheen het ook te worden, tot het tenslotte in een soort ravijn overging. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). HET OPRUIMEN VAN DEN IJSDAM IN DE WAAL 10 k.g. trotyl wordt voorzichtig in een van te voren gemaakt gat neergelaten. ia MIM_ A L w.|| DE MEER DAN 1000 JAAR OUDE „BISSCHOPSMOLEN" TE MAAS TRICHT IS GERESTAUREERD. De prachtige voorgevel, welke onder een dikke verflaag zat verborgen, is nu weer in zijn oorspronkelijken staat hersteld. HET WEG VERKEER heeft het door de stuif sneeuw en de gladheid hard te verant woorden. Tal- looze auto's liepen vast of (EIJZER, ÉÉN DER KRANIGE WINNAARS VAN DEN ELFSTEDENTOCHT in woonplaats De Lier (Westland) gehuldigd. Van linksnaar rechts: Bolkestein. i .i tocht ook uitreed, Keijzer, zijn ouders en de burgemeester van De Lier, de heer mr. C. J. van der Hoeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5