fet ijs bel emmert de sc heepvaart - Kc x>l naar Duitschland Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad en bericht van Hamilton r <m tl m mm? mmtBH Jè ff WTi FEUILLETON de citSüaëa^Bs 2«r-i —III ONDANKS DE STRENGE VORST GAAT HET JONGE LEVEN DOOR EN STELT DE BOEREN VOOR BIJZONDERE MOEILIJKHEDEN, ZOOALS UIT BOVENSTAANDE FOTO, GENOMEN OP EEN BOERDERIJ TE ZOETERMEER, DUIDELIJK BLIJKT. DE BOOT, WELKE DEN DIENST VAN HARLINGEN OP TERSCHELLING EN VLIELAND ONDERHOUDT - onder- vindt groote moeilijkheden door het ijs. Meermalen is de weg volkomen versperd en moet met geweld een doorgang gemaakt worden. SMiCHLAND IS EEN VAN DE BESTE LANTEN VAN DEN LANGEDIJK. )h troote hoeveelheid tuinbouwproducten naar dit land uitgevoerd. Een partij "ïestemd voor Duitschland, wordt in een y.Juitschen spoorwegwagon geladen. DE BEKENDE FINSCHE HARDLOOPERS NURMI (MIDDEN) EN MAKI (LINKS) zijn naar Ame rika vertrokken om daar aan wedstrijden deel te nemen. Hun verdiensten zijn bestemd voor hun in nood verkeerend vaderland. De beide athleten op doorreis te Stockholm in gezelschap van den Zweedschen kampioen Wide. IITSCHE BERGTROEPEN ZIJN BUITENGE- j GOED GETRAIND en uitstekende ski- loopers, In hun witte mantels lijken zij op sneeuwklompen. IN HET DOOR DE DUITSCHERS BEZETTE GEBIED in het Oosten is het vinnig koud. Een warm ingepakte schild wacht poogt zich aan een Oakraïnschen boer verstaanbaar te maken. MET ZAGEN, BIJLEN EN IJSHAKEN ZIJN DE „IJSVISSCHERS" OP DE SAN IN POLEN BEZIG BLOKKEN IJS LOS TE MAKEN. PER WAGEN WORDT DE KOUDE SUBSTANTIE DAN VERDER VERVOERD. l door HANS HIRTHAMMER. ]1 hij nog overlegde, wat hem nu te .ond, naderde van de andere zijde die een fakkel in de hand droeg, ïge, gespierde gestalte, slechts ge- een lendedoek. Been week achteruit, maar nu hem het geluk, dat hem tot dusver vas gebleven, in den steek te zullen a'uikelde en door het lawaai werd de ipmerkzaam. Met een onderdrukte ief hij zijn fakkel op en de paar n, welke Been noodig had om zich tellen, waren voldoende om den 'an de aanwezigheid van den vreem- kennis te doen nemen, ndiër hief een luid gebrul aan en dch op Been. ntstond een felle worsteling in een en duisternis, want de fakkeld was eslingerd en loofde onmiddellijk uit. Been vocht om zijn leven, maar anks wist hij zijn kalmte te bewaren de naaktheid van zijn tegenstander te trekken. Het duurde dan ook niet lang, of de man lag roerloos op den grond. Dr. Been aanvaardde zoo spoedig mogelijk den terugtocht. Weliswaar was hij er nog niet achter gekomen, wat Ali Mohammed's tocht te beteekenen had en welk verband er bestond tusschen het leven in deze on- deraardsche hel en den Maharadja van Jipar maar daartoe bestond op het oogenblik geen gelegenheid meer. Hij moest zich voorloopig tevreden stellen met zijn ontdek king van het bestaan van dit hol en dat was in ieder geval de moeite waard. Het raadsel omtrent het verdwijnen van de Duitsche expeditie, gevolgd door die van de beide Britsche geleerden uit Bombay, was hiermee grootendeels opgelost. Slechts de vraag, of men de vreemde indringers eenvoudig uit den weg had geruimd dan wel als gevangenen in een of anderen uit hoek van deze lugubere verblijfplaats liet versmachten, bleef voorloopig nog onbe antwoord. In ieder geval wist hij nu echter, wat hem te doen stond. Hij zou zoo gauw mogelijk de autoriteiten te Bombay van een en an der op de hoogte brengen en voor dezen was dan de taak weggelegd dit nest van fanatici door het zenden van troepen met wortel en tak uit te roeien. En daarbij zou hij dan zeker niet aarzelen de aandacht van de overheid te vestigen op de wel zeer verdachte rol, welke de Maharadja van Jipar in dit zaakje speelde. Het duurde echter niet heel lang, of er was iets anders, dat Hans Been's aandacht begon op te eischen, n.l. de vraag, hoe hij den uitgang van dit donkere hol moest terugvinden. Aanvankelijk meende hij op den goeden weg te zijn, maar toen het pad plotseling begon te dalen in plaats van te stijgen, zoo als het geval had moeten zijn, bleef hij besluiteloos staan. Hij hield zijn adem in en luisterde scherp, of hij zich zou kunnen oriënteeren. Zijn oogen trachtten de dui sternis te doorboren, maar ook de zwakke, als sterren in een donkeren nacht schitte- rene lichtjes brachten geen uitkomst. Zij schenen anders gegroepeerd te zijn, zoodat zij zijn zoekenden blik geen houvast meer boden. Dan plotseling overviel hem in al haar verbijsterende monstruoziteit, de er kenning, dat hij den uitgang niet meer zou vinden. Hij zat in dit hol gevangen, als een rat in de val. Onzin! dacht hij, zich dwingend kalm te blijven. Als ik hier binnen ben gekomen, zal ik er ook weer uit moeten komen! Hij zocht naar het licht der fakkels, waar bij Ali Mohammed en diens metgezel zich moesten bevinden. Maar nu scheen alles behekst te zijn. De lichtpunten begonnen te dwalen, sommige doofden uit, andere flikkerden op: het was ten eenenmale on mogelijk zich door deze bedriegelijke dwaal lichten te laten leiden Uren achtereen tastte Hans Been in het duister rond, zonder dat dit hem een stap verder bracht. Wel slaagde hij er in den rotswand te bereiken, wel volgde hij her haaldelijk met telkens weer oplevende hoop de smalle gangen, welke voor hem opdoem den, maar wanneer deze al niet dood lie pen, dan leken zij toch steeds verder den berg in te leiden, in plaats van naar de zoo vurig verlangde vrijheid. Eenige malen gebeurde het ook, dat hij onverwachts over een op den grond lig- genden man struikelde, die, aldus wreed in zijn slaap gestoord, hem een stortvloed van verwenschlngen nazond. De duisternis, die hem voor ontdekking behoedde, beteekende tevens zijn onder gang. Door een onweerstaanbare behoefte aan slaap overmand, liet Been zich op den grond vallen. Hij wilde slechts een oogen blik rusten. Onder geen voorwaarde mocht hij aan zijn vermoeidheid toegeven. Waarom eigenlijk, ging het hem door het hoofd, neem ik niet den eersten den besten knaap, dien ik tegen kom? Waarom zet ik hem niet eenvoudig mijn revolver op de borst om hem te dwingen mij den uitgang te wijzen? Miss Boyard zou stellig radeloos zijn over zijn lang uitblijven. Hij zag haar in he vige ongerustheid de tent op en neer loo- pen. Nu wenkte zi. mr. Hamilton. Maar dat was Hamilton immers niet, dat was de Maharadja. Hij lachte haar toe en Dr. Been was in slaap gevallen. 21. Dat miss Boyard in groote ongerustheid verkeerde, was eigenlijk vanzelfsprekend. Zij liep radeloos de tent op en neer en Inderdaad: zij wekte ook mr. Hamilton. Deze laatste wreef zich geeuwend de oogen uit en had eenigen tijd noodig om tot de werkelijkheid terug te keeren. Toen hij miss Boyard voor zich zag, wier gestalte bij de gebrekkige nachtverlichting iets spookachtigs had, knipperde hij ver baasd met zijn oogen. „Ah, juist ja, nu weet ik pas weer, waar ik ben. Ik droomde netEnfin, dat doet er ook niet toe. Wat is er aan de hand? Toch niets onaangenaams?" Ellen Boyard had angstig zijn hand ge grepen. „Helaas wel. mister Hamilton. Ik maak me ernstig ongerust over dr. Been. Twee uur geleden heeft hij de tent verlaten om nog een rondgangdoor het kamp te maken Hij wilde binnen tien minuten terug zijn en nu is hij er nog niet". Hamilton greep naar zijn hals, alsof hij van plan was zichzelf te wurgen. „Dat is werkelijkniet meer teruggekeerd, zegt u?" Hij kwam op zijn veldbed overeind en mompelde half luid een verwensching. „Het zijn allemaal onbetrouwbare sujetten, de een zoo goed als de ander! Hebt u die men- schen aangeworven?" „De Maharadja van Jipar heeft ze ons ter beschikking gesteld. Hij kent mijn va der zeer goed". Hamilton keek haar onderzoekend aan. „Hm. u neemt mij niet kwalijk, miss Boyard wie bent u eigenlijk? Ik ken noch u, noch dr. Been". „Het was een toeval, dat ik mij bij de expeditie aansloot. Mijn vriendin, miss Hugsley (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5