4 i itse met de meisjesmuts 5' Jaargang Zalerdag 20 Januari 1940 No. 47 !"Hij eR was een echte hangbroek, die zijn mannetje niet stond bi n CM utl ec koud, guur weer. De wind blies «T de kale vlakke weiden om het friese dorpje en alle schoolkinderen 1 zich warm ingebakerd tegen de Sfen. De meisjes droegen wollen doeken, met balletjes versierd, om ">fd, de jongens stevige wollen mat- Uj ze over de oren hadden getrokken, w. de schoei uitging, was de boven- n r, de oude, vriendelijke meneer Dal- c~iie met zijn sneeuwwitte baard pie- dr Sinterklaas leek, alle klassen rond en hij had overal gezegd: „Lieve »n, zullen jullie voor&l voorè.1 je goed dichtknopen? Tot boven aan flor! En dan de kragen op en de oren bedekt! En denk er om, dat je voor- j loopt, kinderen, want het is zó jk glad. De straat is stijf bevroren, en er ligt nog lang geen zand over- s pas op, hoor!" mige meisjes hadden heel ernstig ge- If, toen de meester zo sprak en ze n zich rillend als bezorgde moeder- Se wollen doeken omgeknoopt, terwijl derwijzeressen uit de lagere klassen 7;intjes hielpen r de meeste jongens hadden naar •eetje eigenwijs en overmoedig ge- ba en gedacht „Nu maakte de oude r het toch wel een beetje erg! Een ent jongen bang voor de kou? Nou, nou, oet niet erger worden!" £.r omdat ze allemaal zo dolveel van raesten braven meneer Dallinga hiel- h hadden ze natuurlijk niet tegen p^tteld. ir toen de school uit was, nou, toen ze naar buiten moeten zien stormen! „rdebolderbom bom! Die bommen ÏL' jongens, die uitgleden en languit op "viegelgladde speelplaats terecht kwa- ;En of meneer Dallinga al bezorgd IC-1 buiten kwam gelopen en kal lid riep van ..Hei hei, pas toch op ?eï' het gaf bitter weinig. "felijk waren alle jongens en meisjes 'iiool uit. Nee, allemaal op één na. Die was Reitse Wieringa. Hij treuzelde in tng, knoopte heel zorgvuldig z'n jas oven toe dicht, zoals meester gezegd zette z'n kraag op en.... greep toen b'ig van de kapstok een zware don- ^ile omslagdoek met bengelende balle- e Die had Tante Nienke hem mee ge- i*V. Nou, dan deed hij 'm om ook! Na- vHjk, het was toch immers zó vreselijk >r.Hij, Reitse, was niet zo'n roekeloze b:'s als de meeste jongens. Nee hoor! Hij zich lekker warm in. Toen de om- oek fijn om z'n hoofd zat, zette Reitse :-p et er bovenop. Zoezo, nou vlug naar maar stiekum. dat niemand hem zag. «j ze zouen zeker wel weer wat over te zeggen hebben, die opscheppers! eflfc Reitse voorzichtig, voetje voor voetje de speelplaats liep. precies langs het c |e waar zand was gestrooid, hoorde hij iet veraf klinkende gelach en gejoel al, <té| Seen jongens meer in de buurt wa- Alleen een paar kleine meisjes liepen met de armen stijf om elkaar heen gesla gen, langs het schoolhek. „Pas maar op, hoor, dat jullie niet valt!" riep Reitse eigenwijs. Ja, tegen meisjes durfde hij wel, maar o wee, als er jongens in de buurt waren, dan kroop hij direct in z'n schulp! Dat was jammer, want die Reitse was töCfh anders een beste jongen! Oprecht en trouw, zooals alle Friesche jon gens eigenlijk behoren te zijn! Maar ver legen ep bang.nee maar, zoiets heb je nog nooit gezien! Toen Reitse de hoek van de Schoolstraat omsloeg en de Dorpsweg op liep, gingen juist de lantaarns op. Floep! Alles straalde op eens in het witte licht. En kijk, daar zag hij zowaar nog een hele troep jongens op het Kerkplein staan. Ze stonden in een kringetje onder een lan taarn en waren blijkbaar bezig tegen elkaar aan het opscheppen. Reitse zag tenminste, hoe ze met hun armen zwaaiden en lachten. Even bleef hij stilstaan, maar zijn weg liep nu eenmaal langs de kerk. Hij moest doorlopen. Reitse's hart begon hevig te kloppen en z'n knieën bibberden. Zouden ze hem niks doen, als ze hem zagen? O. ze zouden hem zeker met z'n allen gaan uitjouwen, net als al tijd! Haastig, met neergeslagen ogen. schoof hij langs de huizen. Hij liep tot de hoek, waar de apotheker woonde Ja, maar verder kon hij niet, nu moest hij het plein oversteken! Vlug dan maar! Maar op eens stokte de adem hem in de keel. Een schaterend gelach en gejoel klonk op zij van hem. „Kijk, jongens, daar gaat het meisje van juffrouw Bos! Ha, ha, kijk daar! Hij heeft een meidendoek om! Zie je dat! Waciit daar zullen we eens een lolletje mee heb ben!" Joelend en schreeuwend renden ze achter hem aan en Reitse, bang en bleek, holde weg, zo snel z'n benen hem maar dragen konden. Bijna had hy de steeg be reikt, waar z'n tante woonde, maar toen. plof! Ai, daar bij het hoekje was geen zand gestrooid zeker. Reitse had zo gauw z'n vaart niet kunnen inhouden, of, misschien was hij zó bang voor de jongens geweest, dat hij er niet op gelet had. In ieder geval hij lag op de stoep bij de kruidenier en huilde en snikte van de pijn. Met zijn hoofd was hij terecht gekomen tegen het kleine paaltje op de hoek en hij voelde een klein straaltje bloed langs zijn nek lopen. De jongens, die achter hem aankwamen, ble ven even sprakeloos staan, dan kwamen een paar groten naar voren, sjorden Reitse hardhandig overeind en brachten hem thuis. Ja, ruw waren ze wel, die jongens, maar als het er op aan kwam, waren ze toch zo kwa'ad nog niet! Toen het begon te schemeren, had juf frouw Bos, de tante van Reitse, bij wie hij na den dood van zijn moeder in huis was gekomen het schemerlampje opgestoken. Dat was gezellig; Reitse's vader, die plot seling was overgekomen om zijn jongen te verrassen, vond het ook. Hij zat behagelijk bij de snorrende kachel en stopte de ene pijp na de andere. Hij vertelde honderd uit van zijn schip, waarmee hij van de ene plaats naar de andere trok en daarna van Tjitske, zijn twaalfjarig dochtertje, dat al zó flink werd. „Een echte huisvrouw hoor!" lachte hij, „en bijdehand dat ze is! Soms wel een beetje tè! Verbeeld je, dat ze laatst, toen ik een hele dag weg moest, in d'r eentje van Monnikendam naar Mar ken is gereden op de schaats! En toen ik thuis kwam zat ze weer rustig in de roef en had het eten al klaar. Ze zei: „O, Vader, er zijn altijd wel jongens, die je een eindje op sleeptouw nemen! Ik roep maar: Hé, wie sleept me eens een eindje? Nou, en dan kom ik er vanzelf". „Tjonge, jonge!" zuchtte tante Nienke en Bijna had hij de steeg bereikt, waar ï'n tante woonde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 15