•oor het ijs tot zinken gebracht - Prins Bernhard te Scheveningen 3en bericht van Hamilton FEUILLETON HET GESCHENK van de Nederlandsche schooljeugd aan de N.Z.H.R.M., de motorreddingboot „Prins Bemhard" werd te Scheveningen in tegenwoordigheid van den Prinj in gebruik genomen. Een tochtje door de haven. MISLUKTE TOCHT VAN DE „IJSSEL", DE „HOLLAND" EN DE „FRIES- ND" VAN AMSTERDAM NAAR KAMPEN. De door het ijs gekraakte „Friesland" in zinkenden toestand. DE DRIE BOOTEN ONDERWEG VAN AMSTERDAM NAAR KAMPEN.— Om de grootst mogelijke kracht te ontwikkelen, werd achter elkaar gevaren. Van voor naar achter: „de IJssel", de „Holland" en de „Friesland". GEHEELE NOORDERSTREKDAM TE ENKHUIZEN - is bedolven onder enorm >ote stukken ijs. Men is er vanwege den Rijkswaterstaat toe over moeten gaan op dezen dam staanden vuurtoren \oor een groot gedeelte te demonteeren, daar men bang is dat hij anders door het ijs zal worden vernield. OM DE VEREISCHTE MICROFOON-TECHNIEK voor het gebruik van de luidspreker-installaties op de stations te verkrijgen, ontvangen spoorwegbe ambten te Hilversum les in „spreken van den bekenden radio-omroeper Guus WeitzeL WINTERSPORT IN DE LIMBURGSCHE „BERGEN". De Maastrichtsche jeugd vermaakt zich met sleeën op de besneeuwde hellingen van den St Pietersberg. door HANS HIRTHAMMER. jyd's wil om te leven verzette zich m de wanhoop, die in de stem van het te lag opgesloten. „Men mag het ge- In zichzelf niet verliezen, mijn kind! lang er leven is, is er hoop. Je moet gilles vertellen. Hoe ben je hier geko- J Waar is de ingang?" 'r is geen ingang!" antwoordde zij I„Ik heb twee weken lang gezocht er een uitweg te kunnen vinden Die moet u opgeven, Sahib!" ,wee weken? Dat moet toch wel een >'ssing zijn. Twee weken zonder voed- lachte zachtjes. „O nee, Sahib, le- middelen heb ik voorloopig nog ge- Gaat u maar mee, dan zal ik u naar provisiekamer brengen." trok den verbaasden Floyd met zich •en bracht hem in een paar schreden en plaats, waar de muur op een hoogte ongeveer een meter een gat vertoonde, groot genoeg om er doorheen te krui- Zij liet zijn hand los en klom er met chtige vlugheid in. „Volgt u mij maar!" riep ze hem toe. „Het gaat heel gemakkelijk!" Toen hij, gevolg gevend aan haar uit- noodiging, zich door de opening had ge wrongen, bevond hij zich, zooals hij tas tend vaststelde, in een vrij behoorlijke ruimte, welke met behulp van een paar dekens eenigszins bewoonbaar was gemaakt In een hoek vond hij een respectabel aantal platte Indische brooden, stapels ko lanoten. dadels, bananen en andere inland- sche vruchten, terwijl eenige geheel ge vulde zakken van geitenleer op een vol doenden voorraad drinkwater duidden. Terwijl hij de onverwachte heerlijkheden betastte, lieten zijn droge keel en zijn leege maag zich plotseling met ongewone heftig heid gelden. Het meisje scheen zijn gedachten te ra den. Zwijgend duwde zij hem naast zich op den deken en daarna vulde zij een vlakke schaal uit een der zakken. Hij voelde, hoe zij zijn hand nam en deze naar den rand van de schaal bracht. Gretig deed hij zich aan den verfrisschenden drank te goed tot de schaal tot den laatsten druppel geledigd was. Intusschen zette het meisje wat brood en vruchten voor hem neer en toen hij ook dit maal had genuttigd, voelde hij zich weer een heel ander mensch. „En hoe heet mijn vriendelijke red ster?" vroeg hij, terwijl hij zich nog met smaak aan een laatste banaan te goed deed. „Vischwa Nandi", fluisterde ze. Hij legde zijn hand op die van het meisje en zei hartelijk: „Ik dank je, Vischwa, niet alleen voor je hulp, maar ook voor je tegen woordigheid. Dit lugubere hol heeft vooi mij veel van zijn verschrikking verloren, sinds ik weet nog een levend wezen naast mij te hebben." Vischwa boog het hoofd, tot haar gezicht zijn hand beroerde. „Ik ben heel gelukkig, Sahib! Nu mag ik met u het dal des vredes binnen gaan." Floyd greep met beide handen haar schouders. Zoo onverwacht was dit gebaar, dat zij onder zijn aanraking beefde „Daar willen wij nu niet meer aan denken. Op het oogenblik gevoel ik niet de minste be hoefte meer om te sterven. Vóór alles moet je mij eerst maar eens uitvoerig ver tellen, hoe je hier terecht bent gekomen. Er is geen ingang, zei je zooeven. Je wilt toch niet beweren, dat je beminde stamge- nooten je door dien muur heen hebben ge- tooverd?" „De toegang tot dit hol bevindt zich hierboven. Hij komt uit op een galerij, van waar men de tot sterven gedoemden aan een touw naar beneden laat. De steile rots wand helt naar voren over, zoodat het ten eenenmale onmogelijk is er tegen op te klimmen." „Hm!" bromde Floyd nadenkend. „En hoe ben jij er dan in geslaagd deze provisfe- kamer ln te richten? Dan moet je toch voordien een weg hierheen en weer terug hebben gevonden?" „Neen, Sahib! Ik heb alles, wat ik maar bijeen kon garen, in zakken geborgen en deze heimelijk van de galerij af omlaag geworpen. Voor het neerlaten van de water zakken had ik een touw noodig. Deze ruimte hier heb ik pas later ontdekt, toen nijn lot zich reeds voltrokken had." „Dus je hebt al lang van te voren gewe- :n, wat je te wachten stond?" „Ja, Sahib!" antwoordde zij en de angst dien zij had doorgemaakt, scheen nog in haar stem na te trillen. „Precies, zooals ik gedacht had! Waarom zijn de mannen zoo slecht over jullie te spreken? Maken jullie het dan zoo bont?" „De godin van de duisternis eischt het, Sahib! Wij zijn onrein, verworpenen: al leen door ons leven te offeren worden wij waardig voor het aangezicht der goden te treden." „Buitengewoon interessant!" mompelde de professor voor zich heen, terwijl hij een wat gemakkelijker houding aannam, „Daar mee wordt de veronderstelling, dat de leer van den Bhatwamicultus tot in Indië door gedrongen is, bevestigd. Ik zal daarvan melding maken in de Ethnografische An nalen." Daarop wendde hij zich weer tot het meisje. „Maar jij schijnt je toch met dat offer niet geheel te hebben kunnen ver eenigen, wat? Want de voorbereidende maatregelen, die je met zooveel zorg hebt getroffen, hadden toch ten doel de godin der duisternis iet of wat voor het lapje te houden. Zij zal wel niet bijster over je te spreken zijn!" „Ik heb van mijn leeraar in Benares ge leerd, dat het leven waardevoller is dan de dood. Ik heb van hem geleerd in het leven, aan al het edele en mooie te geloo- ven. De goden hebben de wereld met al haar schoonheid voor ons geschapen om ons er in te verblijden: zij hebben ons het leven niet geschonken om het ontvluchten, maar om er met volle teugen van te ge nieten." Hcewel haar woorden er in het Engelsch wat onbeholpen uitkwamen, lieten zij niet na indruk op Floyd te maken. Klonken zij niet als een verwijt en een waarschuwing, ook voor hem? Hij was zich het voorrecht van zijn bestaan tot dusver nauwelijks be wust geweest: de stralende zon, alles, wat de kostelijke natuur hem dagelijks schonk, had hij, zonder er verder ook maar eenige beteekenis aan tpe te kennen als iets van zelfsprekends aanvaard. Maar nu, tijdens zijn gevangenschap in dit duistere hol, nu hem alles, warmte en le?en, dreigde te worden ontnomen, nu eerst begon hü te beseffen hoe zeer hij in zijn waardeering voor het leven was te kort geschoten. „Vischwa", fluisterde hij met bewogen stem. „Het is jammer, dat ik je niet kan zien. Je hebt daar woorden gesproken, die ook ik mij ter harte kan nemen en waar van ik de waarheid nu veel meer besef dan wanneer zij uit den mond waren gekomen van een of anderen hooggeleerden En- gelschman in die geblaseerde samenleving daarbuiten. Ik ken je niet, Vischwa, ik weet zelfs niet. hoe je er uit ziet, maar desondanks zullen wij goede vrienden wor den, wil je?" „O, Sahib!" „Zoo en nu zullen we eens gaan zien, welke pogingen wij voor onze redding in het werk kunnen stellen. Denk je, dat er geen enkele mogelijkheid bestaat om de galerij te bereiken?" „Neen, Sahib! Ik heb het telkens weer opnieuw geprobeerd. De muur onder de galerij is glad en gaat loodrecht omhoog." „Voor een geoefenden bergbeklimmer, die met de noodige hulpmiddelen is uitgerust, zou dat geen onoverkomenlijke hindernis zijn Hoe hoog ligt de galerij boven den vloer van deze gevangenis?" „O, zeer hoog, Sahib, verschrikkelijk hoog (Nadruk verboden). .(Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5