Een akelige geschiedenis, maar het was 's Konings eigen schuld Het Bruiloftsfeest RAADSELS ANEKDOTEN i Koning Frederik Wilhelm I en de deserteur. Ietffer mens heeft z'n eigenaardige ge woonten. zijn „stokpaardjes". De een maakt gedichten of schildert, een ander verza melt oud porselein, munten, postzegels of sigarenbandjes. Koning Frederik Wilhelm I, de soldaten- koning, verzamelde jonge mannen, die meer dan twee meter lang waren. Zijn lijfcom pagnie bestond uit reuzen, uit alle landen der wereld samengesteld. De konhig, die overigens zeer zuinig was, spaarde moeite noch kosten om een „langen kerel" voor zijn garde aan te werven en als het niet goedschiks ging. ontzag hfj zich zelfs niet geweld te gebruiken. Toen hij eens op een reis door Rijnland de stad Kleef bezocht, ontdekte hij op straat een jongen man, die meer dan een hoofdlengte boven het volk uitstak. „Stop", riep hij den koetsier toe, „dien kerel moet ik hebben". Met een sprong was hij uit het rijtuig en greep den lanterfanter bh de knoop van zijn buis. „Hoe heet je mannetje?" vroeg de koning. .Frits Storch!" antwoordde de verbouwe reerde jongeling, terwijl hij zijn pet af nam. „Je neemt dienst bij mijn lijfcompag- nie! sprak Frederik Wilhelm op gebieden de toon. Frits Storch had er wel zin in, want hij had gehoord, dat de soldaten van dit keur korps een prettig leventje hadden, maar hij was er niet zeker van, dat zijn moeder het zou toestaan. Jij neemt dienst bij mijn lijfcompagnie. „Stap in, kerel; we rijden direct naar je moeder!" Vrouw Storch, een eerzame weduwe, schrok niet weinig, toen de koning onver wacht haar bescheiden woning binnentrad, maar toen hij haar kort en bondig de reden van zijn komst verklaarde, schudde zij twijfelmoedig het hoofd. „Heer koning", sprak ze, „het spijt mij dat ik het zeggen moet, maar mijn zoon Frits is een deugniet. Hij is lui en leugen achtig en als hij de kans schoon ziet, steelt hij geld uit mijn beurs om er mee op te scheppen. Sedert de dood van zijn vader heeft hij nog geen uur gewerkt. Ik heb door hem veel verdriet gehad, en ook Uwe Maje steit zal weinig pleizler van hem beleven". „Laat dat maar aan mij over, vrouwtje!" antwoordde de koning lachende, terwijl hij haar op de schouder klopte. „Mijn officie ren maken in een handdraai van een deug niet een bruikbaar mens". „Als Uwe Majesteit mij maar niet ver wijt, als het toch misloopt en hij malle dingen uithaalt. Ik heb U gewaarschuwd". Fritz Storch ontving handgeld, werd naar Potsdam gestuurd en bij de lijfcompagnie geplaatst, waar hij met zijn 2.36 meter lengte thuishoorde en waar hij een goed figuur maakte. Een minder goed figuur maakte hij door zijn gedrag. Hij was niet alleen lui en weerspannig, maar ook een „vet soldaat" of wat men in burgertaal een „smeerpoes" noemt. De koning, die steeds een oog hield op leder van zijn „lange kerels", was woedend. „Dat misbaksel kan ik bij m'n lijfgarde niet gebruiken", sprak hij, „plaats hem als magazijnknecht bij het magazijn te Ber lijn". En zoo geschiedde het, dat de lange Storch zijn indrukwekkende garde-uniform uittrekken en zich ln het muisgrijze cos- tuum van den magazijnknecht kleden moest. Bovendien was het uit met het goede leventje. In het magazijn was het werken van 's morgens tot 's avonds, trap op, trap af en de magazijnmeester en zijn onderofficieren bezaten de akelige gewoon te, de ruggen van luilakken met het Spaanse riet te bewerken. Frits had er gauw genoeg van en op een dag, toen hij de kans schoon zag, stal hij een zak met 2000 daalders en maakte zich uit de voeten. Een radio-omroep bestond er toen nog met, zelfs geen gewone telegraaf of telefoon, en de recherche was ook nog niet dit. Zo was het den dief mogelijk over de grens van Hannover te ontsnappen. Hij was van plan na een kort bezoek aan zijn vaderstad Kleef naar Nederland uit te wijken. In de prachtige stad Hannover voelde hij zich veilig: hier wilde hij een paar dagen blij ven om uit te rusten en pleizler te maken. Ware hij een mens van normale lichaams bouw geweest, dan zou hij waarschijnlijk aan de arm der gerechtigheid ontsnapt zijn. Nu echter stortte zijn ongewone lengte hem in het verderf. Ook In Hannover loer den namelijk de wervers van Frederik Wil helm op lange recruten. Natuurlijk hadden zij een kerel als Storch spoedig ln de gaten en ofschoon zij van zijn misdaad nog niets vernomen hadden, besloten zij hem goed schiks of kwaadschiks voor de lijfcompag nie van den koning aan te werven. Het was voor hen een klein kunstje den lichtzinni- gen kerel in een café te lokken en op transport naar Berlijn te stellen. De vreugd van het weerzien aldaar was zeer eenzijdig. De krijgsraad maakte met den deserteur en dief korte metten en ver oordeelde hem volgens de strenge wetten van die tijd tot de doodstraf door de strop. Koning Frederik Wilhelm had reeds de pen in de hand om zijn naam onder het vonnis te zetten; maar plotseling wierp hij de pen neer, scheurde het papier in tweeën en wierp de stukken ln de papiermand. „Neen! De kerel zal niet hangen!" riep hij uit. „Ik ben zelf schuld aan die ellendige affaire. Zijn moeder heeft mij uitdrukkelijk gewaarschuwd, maar ik wou niet luisteren. Hij zal levenslang bij de strafcompagnie in Spandau dienen en zand en stenen kruien En aldus geschiedde. Met een kanten sluiter Van een oud gordijn Tracht ons klein Marietje 'n Echte bruid te zijn. Peter als de bruigom Weet ook hoe het moet Hij draagt Vader's wandelstok En zijn hoge hoed Nelly en Cato'tje Zien er snoezig uit Houden saam de sluier op Van de lieve bruid. En de bruiloftsgasten Die zijn ook present, Worden flink met zuurtjes En gebak verwend! Ja, tot slot bakt Moes nog Poffertjes, wat fijn! Wie aou bij zo'n feestje Dan niet vrolijk zijn? J. T. d. E.-S.. voor allen om uit te de groteren vier; de ren drie goede oplossii I Ingezonden door Jo Kooien Mijn geheel is een stad in Overijse eerste is iets, dat men gebruikt om i wen, mijn tweede is een deel van et; n. Ingezonden door Tweetal van V; Mijn geheel is een békend spel letters. 7, 6, 5, 2, 15 is een meisjesnaam, 1, een groot water. 12, 13, 2, 15, 4 is dan een klein beetje, 10, 14, 15, meisjesnaam, 3, 5, 11, 12 is geen ji 14 is een soort hert. III. Ingezonden door Henk Stoute Op de kruisjes komt zowel van bo* beneden als van links naar rechts d» van een Zuid-Amerikaanse stad te xxxxxxxxx 1. een medeklinker 2. een medicijn 3. een rode edelsteen 4. een stadje op een der Zuki-Holli eilanden 5. het gevraagde woord 6. dieren, die ons wol verschaffen 7. genezen (van een wond) 3. commando, om stil te staan 9. Ie letter van het alfabet IV. Ingezonden door Zusjes Schipp Waarom kan een tuinman nooit leren? V. Ingezonden door Annie Schneidi Mijn geheel bestaat uit 11 letters et een wisseling. 1, 7, 3 is niet dichtb een voorzetsel; 11, 4, 5, 11 is in bij huizen; 4, 8 gebruikt men bij sneei gebruikt men als versterkend voeds 7, 8.heeft iedere vogel; 4, 3, 7, 10,' roofvogel; 4, 6, 6, 2, 3 een slang. VI. Ingezonden door Aukje van der 1 Welk ijzer wordt van goud gema VII. Ingezonden door Suusje de Wel Ik gooi iets wit op het dak en bi er geel af. Ra, ra, wat is dat? VIII. Ingezonden door Liesje van Dri Verborgen bloemen of bomen 1. Die domme Fred is te lui om te leren. 2. Die ouderwetse kast erfden we 3. Gisteren leende ik een boek v vriendin. 4. In de verhuisdrukte gebruikten middagmaal in de keuken. In gezonden door Annie KI® Kleine Lize tot keukenmeisje: M Betje, hoe wordt „saus" geschreverj Keukenmeisje, na zich een poosje tr te hebben: „Ja, Liesje, dat ligt f wijnsaus wordt met een w geschreven botersaus met een b". Ingezonden door Zusjes Meinen» Piet: „Vader, u zoudt me naar eet lozen tandarts sturen, maar dat hebt gedaan". Vader: „Dat spijt mU, jongen. D* erg zeer?" Piet: „O, Vader, u had hem eens' horen schreeuwen, toen ik hem vinger beet!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 18