De „Rotterdam naar den slooper- Om het kampioenschap üan Nederland
80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLADTwoeiie Blad
Geen bericht van
Hamilton
FEUILLETON
ll-^~-
TE GRONINGEN WORDEN DE NEDERLANDSCHE KAIVIPIOENSCHAPPEN OP DE SCHAATS VERRE
DEN. De finish van de 500-meter tusschen Dolf van der Scheer (links) en
de Roos, die winnaar werd.
HET STOOMSCHIP ..ROTTERDAM"
eens de glorie van de Ned. koop
vaardijvloot, is voor sloop verkocht.
Het schip op zijn laatste ..gang".
P EEN DER VLIEGVELDEN IN NEDERLAND WERD EEN NEGENTAL
OFFICIEREN (VLIEGERS EN WAARNEMERS) BEËEDIGD. TIJDENS
HET SPELEN VAN HET WILHELMUS.
IN DE OMGEVING VAN MAASTRICHT HEBBEN WERKLOOZEN EEN PRACHTIGE IJSBAAN
AANGELEGD welke nu goed van pas komt. Een overzicht van de fraaie baan, waar de jeugd uit
de Limburgsche"hoofd stad. zich naar hartelust aan de ijssport kan wijden.
FINSCHE „SNEEUW-MANNEN" IN ACTIE AAN HET FRONT IN
HET HOOGE NOORDEN.
EEN AANTAL LEDEN VAN DEN ROTTERDAMSCHEN VROUWELIJKE VRIJWILLIGE HULP
DIENST traint zich in het besturen-van vrachtauto's en autobussen, om in'geval van nood de
mannen te kunnen vervangen.
DUITSCHE VERKENNERS AAN HET
WESTFRONT. Door de kijkers wor
den de in actie zijnde kameraden
gevolgd.
door
HANS HIRTHAMMER.
7)
„Hier moet die kerel ergens hebben ge
staan!'1 zei hij nadenkend. „Ik ben er van
overtuigd, dat het de moeite waard is dit
pad eens af te loopen. Misschien vinden
wij aan den anderen kant van den berg
dan wel de sporen van die geheimzinnige
stad of althans van een nederzetting. Ik
zou tenminste geen andere verklaring voor
de aanwezigheid van menschen in deze
streek weten te geven".
Cookerel knikte en onderzocht zijn re
volver. welke hij "uit den achterzak van zijn
pantalon trok.
„Mij dunkt, dat het alleen een van die
wilde bergstammen kan zijn, vermoedelijk
Dauris. Zeldzaam onsympathieke men
schen, die ons wel niet met open armen
zullen ontvangen. Voor alle zekerheid zul
len we dezen proppenschieter tenminste
maar bij de hand houden."
De beide mannen begonnen hun wande
ling over het nauwelijks een meter breede
pad. dat tusschen hoogere en lagere rots
blokken en vlak langs den rand van den
afgrond naar een onbekende bestemming
leidde.
Een grenzenlooze eenzaamheid hield het
tweetal omvangen. Geen dier en geen plaht
scheen hier te kunnen leven. Kaal en dor,
geblakerd door de gloeiende zon,' lagen
hier de rotsen, zorgvuldig gemeden zelfs
door de aasgieren, welker hol gekrijsch
anders de meest verlaten wildernis nog wel
een schijn van leven pleegt te geven.
Ongeveer een uur konden de beide man
nen in de verzengende stralen van de
woestijnzon hebben geloopen, toen zij bij
een bocht plotseling een tot dusver voor
hen verborgen gebleven hoogvlakte ont
dekten, welke zich aan de andere zijde van
een bergwand uitstrekte. Zij bleven staan
en lieten hun blik over het landschap be
neden hen dwalen.
Het was Floyd, die tenslotte, het zwijgen
verbrak. In zijn stem lag onmiskenbare
teleurstelling, toen hij zei: „Niets! Geen
enkele leemen hut, geen tent, niets!"
Cookerel gaf geen antwoord. Hij liep
nog een paar schreden verder en kon nu,
vanaf het platvorm van een vooruitsprin
gende rots, vrijwel het geheele dal over
zien. Zijn spiedenden oogen scheen geen
vierkante meter van het troostelooze land
schap aan zijn voeten te ontgaan. Zij be
keken elk heuveltje met groote nauwkeu
righeid. onderzochten elke kloof en iedere
oneffenheid om tenslotte te blijven rusten
op de bergen, waardoor ook dit dal geheel
werd ingesloten.
Floyd was achter hem gaan staan. „Ik
geloof, dat onze moeite vergeefsch is ge
weest Al deze dalen zijn onbewoond, zoo
als wij dat dest .ds al hebben kunnen con-
stateeren. Kom, laten we het maar opge
ven en naar Hamilton terugkeeren. Wat
is er? Heb je iets ontdekt?"
Cookerel had den kijker naar zijn oogen
gebracht en staarde nu onbeweeglijk naar
een bepaald punt op den tegenover hen
gelegen rotswand.
„Ik geloof, dat onze moeite toch nog be
loond zal worden!" zei hij eindelijk en zijn
stem beefde van opwinding.
Hij gaf den kijker aan Floyd. „Zie je die
donkere vlek daar, precies onder die diepe
inkerving, die den wand in twee helften
deelt? Bekijk die eens wat nauwkeuriger.
Valt je daar niets aan op?"
Wel een volle minuut staarde Floyd naar
het aangeduide punt.
„Aha", zei hij eindelijk. „Het schijnt een
soort hol te zijn en daar binnen in be
weegt zich iets."
„Precies! En wat denk je, dat dat is?"
Nogmaal richtte Floyd den kijker op de
plek, die Cookerel's aandacht had getrok
ken. Daarna zei, hij, terwijl hij zijn met
gezel verheugd de hand toestak: „Je hebt
gelijk, James! Dat is de ingang van onze
geheimzinnige
Op dit oogenblik weerklonk een schot.
Een kort fluitend geluid en van de rot
sen dicht achter hen viel een hagel van
kleine, versplinterde steentjes.
In een oogwenk lieten beiden zich plat
op den grond vallen en trokken zij hun
revolver.
„Goed gemikt!" siste Floyd, terwijl hij
voorzichtig in dp richting gluurde vanwaar
het schot gekomen was.
Op een afstand van ongeveer honderd
meter ontdekten zij den schutter. Hij zat
op zijn hurken, dicht tegen een rots ge
drukt en hield zijn buks in den aanslag.
James Cookerel stelde zijn wapen uit
de rust.
„Het is dezelfde kerel, dien wij vanmor
gen hebben gezien. Er zal ons niet veel
anders overblijven dan hem een kogel door
zijn hoofd te jagen, want op het moment,
waarop wij overeind komen, schiet hij ons
neer."
Floyd wilde nog iets antwoorden, maar
Cookerel had den haan reeds overgehaald.
De echo van het schot werd door de rots
wanden honderdvoudig weerkaatst.
De witte gestalte tegenover hen was
levenloos ineen gezakt en verdween ach
ter het rotsblok, dat hem tot dekking had
gediend.
De beide Engelschen sprongen overeind
en snelden er heen.
„Dat is geen Dauri en evenmin eenAfridi!"
zei Cookerel, nadat zij een onderzoekenden
blik op den doode hadden geworpen.
Floyd knikte toestemmend en bekeek de
uitgemergelde trekken, die tot een afschrik
wekkend masker waren verstard. De man.
die ongeveer veertig jaar kon zijn, droeg
behalve den grooten los omgeworpen wol
len doek, niets op het lichaam, dat slechts
uit vel en botten scheen te bestaan. Hij was
door en door vervuild en ook zijn kleeding,
welke op een afstand wit had geleken, ge
tuigde allerminst van zindelijkheid. Het ge
zicht van den doode was door een totaal
verwilderden baard overwoekerd. Zijn oogen
stonden open en hun uitdrukking had nog
niets van den fanatieken haat, die den
man bezield mocht hebben, ingeboet.
„Voor zoover ik het kan beoordeelen, lijkt
mij de man uit de streek van den bovenloop
van de Ganges te stammen en althans
volgens zijn kleeding tot een of andere
Hindoesekte te behooren."
„Het zal een spion zijn, dien zij van daar
hebben uitgezonden. En aangezien de scho
ten natuurlijk door het geheele dal zijn ge
hoord, zullen wij verstandig doen ons zoo
gauw mogelijk uit de voeten te maken. Een
nader onderzoek naar die holbewoners zul
len wij maar liever tot een gunstiger gele
genheid uitstellen. Ik verzeker je, dat ze
ons vandaag niet bijster gastvrij zouden
ontvangen."
„Ik ben het volkomen met je eens, James!
Laten we dus omkeeren. Hamilton zal zich
misschien al ongerust maken."
Zij lieten den doode aan zijn lot over en
aanvaardden den terugtocht.
„Eigenlijk konden ze er in Bombay in-
tusschen wel eens achter zijn gekomen, dat
er met ons iets niet in den haak is."
,Er is stellig al een vliegtuig onderweg.
Let eens op, ik heb zoo'n idee, dat ons voor
het avondmaal een uitgelezen sorteering
delicatessen te wachten staat."
„Hm, op het oogenblik zou ik een flinken
slok water prefereeren."
Zie liepen zoo snel, als het smalle pad
dat toeliet en bereikten weldra de plaats,
waar zij dien ochtend den piloot voor het
laatst hadden gezien.
Zij keken omlaag en een grenzenlooze
verbazing deed hen bijna het evenwicht
verliezen.
Het vliegtuig was verdwenen, alsof de
zanderige woestijnbodem het had verzwol
gen. En hoe zij hun oogen inspanden ook
van Hamilton was geen spoor te ontdekken.
„Om 's hemels wil!" stamelde Floyd. „Heb
jij er eenig vermoeden van. wat dat te be-
teekenen heeft?"
Cookerel schudde hulpeloos zijn hoofd.
„Dat begrijp ik niet!" Hij nam den kijker
en begon het geheele dal minutieus af te
zoeken.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).