Oefeningen Veldleger - Lotta 's op den uitkijk De Residentie in de sneeuw
80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
Geen bericht van
Hamilton
FEUILLETON
«v» W5i
EEN VELD HOUWITSER IN STELLING.
door
HANS HIRTHAMMER.
X.
1.
.Een stad. zegt u? Midden in de woestijn?
En geen product van uw fantasie?"
Edwald Hamilton vertrok zijn bruin, met
diepe rimpels doorgroefd gezicht tot een
oegeeflijk lachje. „Fantasie, sir, is een der
Geinige karakterfouten, waarvan de Ha-
"niltons sinds generaties verschoond zijn
lebleven."
.,Ik wilde uw familie niet beleedigen!"
antwoordde professor Floyd, terwijl hij
net zijn duim de tabak in zijn shagpijp
landrukte. „U zult echter moeten toege-
'en, dat uw bewering nogal fantastisch
blinkt voor een man, die zich sinds vijf
aren met niets anders bezig houdt dan
Het het geographisch onderzoek van de
JoestJjn Tharr. Ik heb dat gebied niet al
lien in alle richtingen doorkruist, maar ik
en er bovendien ontelbare malen over
een gevlogen. Hm. merkwaardig, zeer
lerkwaar 'ig!"
Hij slingerde zijn lange beenen met een
'•'aai van de rooktafel kwam uit den diepen
iuteuil overeind en liep op de reusachtige
»ndkaart toe, die vrijwel den geheelen
muur tegenover het raam in beslag nam.
„Volgens uw opgaven zou die geheim
zinnige stad dus ongeveer tweehonderd
myl ten Westen van de spoorlijn moeten
liggen die van Merta dwars door de woestijn
naar Lahore loopt."
„Zoo is het!" gaf Hamilton toe. Ook hij
was opgestaan en liet nu zijn blik aan
dachtig over de landkaart dwalen. „Ik
startte met mijn machine kort voor het
invallen van de duisternis in Delhi, vloog
naar Jodhpur en week ongeveer op deze
plek van de route af". Hij wees met zijn
vinger een bepaalde plaats op de kaart
aan en trok vervolgens in horizontale rich
ting een lijn. die Noordelijk van den mond
van de Indus in Karachi eindigde.
„Het was pas mijn derde nachtvlucht,
sir, en het noodlot wilde, dat mijn kompas
niet heelemaal in orde was."
De professor blies een paar geweldige
rookwolken uit, zonder zijn blik van de
kaart af te wenden. „Ik wil de mogelijk
heid tenslotte niet pertinent verwerpen",
bromde hij. ..Een mensch leert In dit ver
vloekte land nu eenmaal wel zich over
niets meer te verbazen. Alleen dat licht
daar zou ik zoo gauw geen verklaring voor
weten te geven. Bent u werkelijk zeker van
uw zaak?"
„Volkomen zeker! Ik zou anders toch
absoluut niets hebben gezien. Het was een
groot aantal lichtpunten, die zich alle in
een en dezelfde richting bewogen, precies
een fakkeloptocht! En al die lichten wa
ren zonder uitzondering blauw! Een fan
tastisch. om niet te zeggen spookachtig
tafereel. Ik wil u wel bekennen dat ik oen
zucht van verlichting slaakte, toen ik het
akje achter mij had."
Floyd keerde zich om en keek den piloot
peinzend aan. „Hoort u eens, mister Ha
milton, ik zou het zelf wel eens willen zien!
Zoudt u er toe kunnen besluiten deze zelf
de nachtvlucht met mij en nog iemand te
herhalen?"
„Waarom niet?" gaf Hamilton gelaten
ten antwoord, terwijl hij den brand stak
in een van zijn dikke Chipper-Flakes, wel
ker zoetige opiumgeur weldra de kamer
doortrok. „U zult u echter persoonlijk met
de B.I.A. in verbinding moeten stellen. Op
mijn eigen houtje kan ik in deze geen toe
zegging doen."
„Dat spreekt vanzelf! De British Indian
Airway heeft onze wetenschappelijke na
sporingen tot dusver steeds gesteund. Een
telefoontje met kolonel White zal wel vol
doende zijn. En wanneer zouden wij
over u kunnen beschikken?"
„Wanneer u wilt, sir! Desnoods vannacht
al! Mijn machine is in orde."
„Uitstekend! Als mister Cookerel. mijn
medewerker, zich onmiddellijk vrij kan
maken, kunnen wij de zaak zoo gauw mo
gelijk aanpakken. Wel, Mohan?"
Deze laatste vraag gold een langen slanken
Britsch Indiër, die juist binnen trad en
met gekruiste armen in de deuropening
bleef staan.
„Cookerel Sahib!"
„Prachtig! Laat hem binnen!" En zich
tot Edward Hamilton wendend: „Als je
van den duivel spreekt.U zult enthou
siast zijn over mister Cookerel! Hij is niet
rlleen een bijzonder knap geleerde, maar
ook een kameraad, op wien men zich on
der alle omstandigheden kan verlaten.
Een man om mee uit visschen te gaan!"
.Gelooft u zijn lasterpraatjes maar niet!"
riep een jongeman, die juist het vertrek
binnen kwam en de laatste woorden van
êen professor nog had opgevangen Hij
trad haastig op zijn vriend toe en drukte
hem de hand. ..En jou vergeef ik het mijn
heele leven niet, Francis, als je mij geen
behoorlijke verklaring kunt geven, waar
om je mij vanmorgen zoo vroeg uit bed
hebt gejaagd!"
„Het spijt me geweldig, James! Je be
diende dien ik een half uur geleden aan de
telefoon had, vergat mij blijkbaar te ver
tellen, dat je nog niet op was."
„De schurk heeft er voor moeten boeten.
Toen hij mij wekte, heb ik hem een haar
borstel naar zijn hoofd gegooid. Vertel dus
maar op: wat is er aan de hand?"
Er was geen grootere tegenstelling denk
baar dan tusschen deze beide mannen.
Francis Floyd was lang en mager; zijn
lichaam scheen door de gloeiende tropenzon
bijna geheel te zijn uitgedroogd. De kleur
van zijn gezicht, zoowel als van zijn han
den was van hetzelfde donkerbruin als de
huid van de mummies, die in oude Egypti
sche graven worden gevonden.
James Cookerel daarentegen was een man
van melk en bloed. Hij was klein, dik en
rond en bewoog zich in de tropische hitte
van de Alhambazar street in Bombay met
dezelfde stoïcynsche gelatenheid als vroe
ger in Londen op het mistige Trafalgar
Square. Daarbij had hij bij verschillende
gelegenheden bewezen, dat hij het in taai
heid en weerstandsvermogen tegen den
meest geharden Darjeeling-man kon op
nemen.
„Dit is mister Hamilton", begon de pro
fessor zijn verklaring, ..die op een nacht
vlucht van Delhi naar Karachi een buiten
gewoon interessante ontdekking heeft ge
daan. Als mister Hamilton's waarnemingen
juist blijken te zijn, dan hebben wij bij
onze expeditie door de woestijn Tharr een
heele stad over het hoofd gezien. Wat denk
jij daarvan, James?"
„Niet mogelijk" antwoordde James Coo
kerel verbaasd. „Wij hebben immers als ik
het zoo zeggen mag, de geheele woestijn
doorzeefd. Geen dorp, dat onze aandacht
zou kunnen zijn ontsnapt! Waar zou die
merkwaardige stad dan moeten liggen?"
„Hier!" zei Floyd, terwijl hij een speld
nam en deze in de kaart prikte.
..Ah!" riep Cookerel verrast. „Dat is in
derdaad de eenige plek, waar nog een en
ander onopgemerkt zou kunnen zijn ge
bleven. Denk maar eens aan die Duitsche
expeditie van professor Barlovius!"
Floyd nam verbluft zijn pijp uit den
mond. „Waarachtig dat is opvallend!
Dat ik zelf niet eerder op die gedachte ben
gekomen!" En zich daarop tot den piloot
wendend: „In deze omgeving is twee jaren
geleden een wetenschappelijke expeditie
spoorloos verdwenen. Dat geval heeft des
tijds heel wat stof doen opwaaien en de
critiek is ons daarbij niet bespaard geble
ven, niettegenstaande wij al het mogelijke
hebben gedaan om de menschen te vinden"
„En zonder resultaat?"
Floyd knikte. ..Men heeft algemeen aan
genomen, dat het gezelschap door een, in
dat deel der woestijn veelvuldig voorko
mende zandstorm is overvallen en daarbij
het leven heeft gelaten."
„Verschrikkelijk!" mompelde Hamilton.
„Veel slachtoffers?"
..Vier Europeanen, onder wie een dame,
de dochter van den professor, die haar va
der op al diens reizen placht te vergezel
len. Voorts ongeveer tien Indische dra
gers
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
DE- RESIDENTIE IN WINTERTOOI. GISTERAVOND IS EEN FLINK PAK SNEEUW IN DE RESIDENTIE
GEVALLEN. EEN FRAAIE OPNAME VAN HET BUITENHOF.
DE RIETSCHEERDERS HEBBEN HET GEMAK
KELIJK nu slooten en vaarten geheel dicht
gevroren zijn en zij overal bij het riet kunnen
komen. Een rietscheerder aan het werk.
CLARK GABLE met zijn vrouw Carole Lom.
bard begeven zich naar de première van de film
„Gone with the wind" in Atlanta. Georgia.
IN DE OMGEVING DER STEDEN IN FINLAND zijn uit
kijktorens, waarop de Finsehe Lotta's dag en nacht de lucht
afzoeken. Zoodra vijandelijke vliegtuigen worden waargeno
men, worden de locale milit. hoofdkwartieren gewaarschuwd.
EEN BATTERIJ VERDRAGEND
VELDGESCHUT.
OEFENINGEN VAN HET VELDLEGER.
HET SEINEN MET LAPPEN NAAR VLIEGERS
DOOR DE VERBINDINGSAFDEELING.