De Oudejaarsavond van kabouter Dikkerdak Vrijdag 29 December 1939 No. 44 LEIDSCH DAGBLAD 80ste Jaargang Hoe hij van zijn geheimzinnige ziekte genezen werd Keetje Snibbeleetje wist er raad op 1EUO Vandaag moeien we beslist eens allemaal met elkaar in het kabouterbos gaan kijken! Het is Immers Oudejaar en dan ls het ner gens ter wereld zó gezellig ais in het ka bouterbas, waar het kleine kabouterdorpje ligt, midden tusssen de hoge, ruisende bo men. Het geurt daar al van vanmorgen vroeg af naar poffende kastanjes en zacht bradende goudreinetten, die iedere kabou termoeder gereed maakt voor de heerlijkste avond van het jaar. En door de dikke laag sneeuw, die op het dorpsplein ligt, trekken kleine karretjes met piepende, krakende wieltjes voorbij, hoog opgeladen met hout voor de open vuurtjes, die vanavond in al die kleine, schattige kabouterhuisjes zullen worden gestookt, in alle huisjes? Neen, helaas niet. Er is één huisje in kabouterdorp, waar het stil en somber is. De kamer daar is leeg en koud en ziet er verwaarloosd uit. De huis vrouw is uit werken gegaan, de kinderen zijn naar school. En op het bed ligt een zware zieke, die niet te genezen sohijnt Vroeger was Dikkerdak, de vrolijke baas, uit de speelgoedwerkplaats, die zulke prachtige wagentjes, paardjes, autotjes en andere fraaiigheden kon maken voor de kleuters uit Kabouterdorp, het zonnetje van zijn omgeving! Wat zeg ik? De Zon was hij met zijn dik, blij gezicht, waarin twee vriendelijke bruine ogen straalden! Voor ieder had hij een aardige opmerking of een bemoedigend woord gereed. Totdater op een morgen een ver huiswagen vlak voor zijn deur stilstond en het huisje naast het zijne, dat lange tijd leeg had gestaan, weer bewoond werd. Een week later klom een kabouter met een witte kiel aan op een ladder en schreef met forse letters op de daklijst van dat huisje: Leonardus van Smullenburg, in luxe broodjes, koek en banket, Hofleveran cier, Op die blij-droeve dag was de ziekte van kabouter Dikkerdak eigenlijk begonnen. Want 's middags hadden heerlijk-zoete geuren zijn neus gestreeld en was hij even tjes vlug de winkel van Smullenburg bin nengeglipt om het baksel te proeven. En toen ja, toen had het domme hoofd van kabouter Dikkerdak aan niets anders meer kunnen denken dan aan de krenten broodjes van Leonardus van Smullenburg, die zó allerverrukkelijkst zijn, dat ze smel ten, op je tong en jubelen In je maag! Zijn schoenzolen waren weldra versleten door het in en uit de winkel hollen, al zijn geld bracht hij ten offer aan de begeerde zoetigheid, z'n ogen werden er tranerig en dof van en zijn buikje groeide bij de dag Toen was ongeveer een week na de feestelijke opening van Smullenburg's zaak de morgen gekomen, dat Dikkerdak niet de moed had kunnen vinden om op te staan en naar zijn werkplaats te gaan. Want in zijn droom was hem een goudgeel krentenbroodje verschenen, een koninklijk lekker, levend, sprekend krentenbroodje en dat had hem toegefluisterd: „Ezel, dat je bent! Blijf toch thuis, dan kan je toch zeker véél meer van mijn kornuiten op eten! Jij hebt nu al zoveel lange jaren voor je gezin gezwoegd: laat je vrouw nu maar eens wat doen!" Op die morgen had Dikkerdak zijn ogen stijf dicht gehouden en op alle vriendelijke smeekbeden van zijn vrouw slechts geant woord met een onverstaanbaar geknor. En toen was de goede Juffrouw Dikkerdak hard weggehold om den dokter te halen! Die had Dikkerdak's pols gevoeld en erg gewichtig gekeken. En hij had een duur re ceptje geschreven, dat de kinderen direct moesten gaan halen bij den apotheker. Maar het drankje, dat Dikkerdak onmid dellijk in de gootsteen had gegooid, had niets geholpen! En je begrijpt, dat de dokter toen hele maal geen raad meer had geweten. Hij had alleen voorgeschreven, dat de patiënt vol komen rust moest houden en vooral niet tegengesproken mocht worden, want in dit geval zou zijn zenuwgestel, dat toch reeds zwaar geschokt was, zeker nog meer gaan spoken! Nu, de dokter had wél gelijk gehad! De allerminste tegenspraak van vrouw of kin deren, een zucht of een droevige blik, die op hem gericht werd, bracht Dikkerdak zodanig tot razernij, dat hij ondanks zijn ziekte rechtop in bed ging zitten, met de tanden knarste en woest met de armen om zich heen maaide. Eens was het zó erg ge weest, dat men den professor uit de stad erbij moest halen. Maar ook die had, zoals je wel begrijpen zult, geen raad geweten. Hij was weliswaar een speciale professor voor zieke zenuwgestellen en had Dikker dak dan ook direct bevolen, hem al zijn dromen te vertellen, maar aangezien Dik kerdak zó dikwijls van goudgele krenten broodjes droomde, dat hij dit reeds als heel gewoon was gaan beschouwen, en het dus niet eens de moeite vond om erover te beginnen, schoot de professor ook al bit ter weinig met hem op! En nu is het alweer Oudejaar en Dik kerdak wordt zieker en zieker. Doodstil en onbeschrijfelijk dik en paffig, ligt hij op zijn bed te hijgen. En iedere morgen als juffrouw Dikkerdak naar haar werkhuis ls gegaan en de kinderen naar school, slaat Dikkerdak zijn kleine oogjes, die zelf wel krentjes lijken in zijn dik gezicht, op en loert naar de deur. En dan komt Leonar dus Smullenburg zelf binnen met de vettige zak vol goudgele krentenbroodjes! Hij lacht altijd maar even vriendelijk. Hij is blij, dat buurman Didderdak ondanks zijn geheim zinnige ziekte nog zó flink eten kan! Geld behoeft hij niet te hebben: hij schrijft alles maar op de rekening en dan zal het best in orde komen! Maar vandaag, terwijl de kabouters uit het hele dorp zich een ongeluk werken om de feestzaal in orde te brengen voor van avond, gebeurt er iets bijzonders! Keetje Snibbeleetje, het kleine spierwitte tovervrouwtje, staat opeens midden in het kabouterdorp: Ze komt, net als ieder Jaar cp de Oudejaarsdag vragen, of er soms nog iets voor haar te doen is: kinderen, die cte kinkhoest hebben? Iemand, die soms mis schien een vlsgraatje heeft ingeslikt? Een huis, dat vlug moet worden schoonge maakt? Gek, dat je nooit aan Keetje denkt, ala Dan neemt ze een dikke, vette krent tusschen duim en wijsvinger.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 13