Het wonderlijke Kerstfeest
Daladier over het Fransche
defensie-beleid
LEiDSCH DAGBLAD - Vierde Blad
Zaterdag 23 December 1939
En het idee van den ijsco-man
Door Henriette van Eyk
Credieten door Kamer
toegestaan
O
Er was eens een klein, oud stadje aan
een smalle, kronkelende rivier. De hulzen
van het stadje hadden met bleek-gekleur-
de houten bloemtrossen en beelden versier
de puntgevels. De stoeptreedjes waren uit
gesleten Overal vond Je restjes bouwsel
van heel vroeger: restjes van galgen en
schandpalen, restjes van een oud slot. rest
jes van de stadswallen met afgebrokkelde
uitkijktorens en bruggetjes en zwartgebla
kerde stukken muur.
Maar er waren óók veel niéuwe dingen
in het stadje. Achter de kleine ramen hoor
de je het geschetter van loudspeakers, het
geloei van stofzuigers, het lawaai van gra-
mofoons die bezig waren met het afdraaien
van Jazz-platen en filmwijsjes. Door de
nauwe straten zigzagden auto's en motor
fietsen. Naast het eeuwenoude stadhuis
op het plein, stond een bioscoop-theater
met een spiegelglazen vangmuil. Tusschen
de donkere ruïnes van een klooster was
een nieuwe sociëteit verrezen, en een be-
ton-en-glazen modemagazijn.
„We gaan mee met onzen tijd", zelden
de men8Chen. „Al leven we ln een oude
stad, daarom behoeven we zélf nog geen
verdroogde mummies te zijn", en ze gingen
allerlei modernlgheden Invoeren om de
oude hulsejs van binnen prettiger en
beter te maken. Maar het gekke was. dat
over het algemeen bekeken de boel
er niet op vooruit ging, ln elk geval er
niet genoeg op vooruit ging. Zoodra er Iets
nieuws bijkwam, ging er Iets ouds verloren.
Daardoor begonnen de menschen uit hun
humeur te laken. Ze wilden alles houden
en niets verliezen. Ze wilden de gezellige,
nauwe straatjes hebben èn de groote ver
keerswegen, ze wilden open haarden heb
ben èn centrale verwarming, ze wilden
tegelijkertijd thuis zitten en ln de bioscoop
Ze wilden kortweg te vèèl. Ze raakten
steeds mèèr uit hun humeur. Ze gingen
stomme dingen doen, de boel begon ln de
war te loopen ln het stadje. En toen snap
ten ze weer niet waaraan dat lag. Ze zoch
ten en keken en deden proeven; ze gaven
elkaar de schuld, ze schreven ingezonden
stukken, ze harrewarden en redeneerden
om er gek van te worden. Ze begonnen boos
op elkaar te vitten. Ze werden somber en
venijnig. Zelfs de schoolkinderen zaten met
uitgestreken gezichten ln de banken, ze
hielden niet meer van drop en van peper
muntballen, ze hielden niet meer van knik
keren en roovertje spelen, ze hielden van
niets meer.
Een ellendige toestand.
„Ik weet het!" riep de burgemeester op
een avond, als slot van een redevoering, die
ie staande onder een booglamp op de
hooge stoep van het stadhuis had ge
houden voor een organisatie van Mismoe
dige Mannen. „We doen niet meer genoeg
aan feestvieren. Dat ls het!"
„Zou je denken?" zelden de mannen.
„Het kan. Alles kan. Maar waarom zouden
we eigenlijk fee:'.vieren als de heele boel
zoo naar ls? Het eten wordt duurder. Het
licht en de steenkolen worden duurder.
We zijn gek van de zorgen. We kunnen el
kaar niet meer luchten of zien. We zouden
het liefst de heele rataplan kort en klein
willen slaan
„Dat is óók een oplossing", zei de bur
gemeester peinzend. Zooals le daar onder
de booglamp stond, was le een boom van
een kerel met borstelig, rood haar en ma
ss's sproeten. HIJ streek zijn hoogen hoed
op met de elleboog van zijn winterjas.
„Maar", zei ie toen, „we zouden het toch
nog eerst es kunnen probeeren met een
pretje, met kermis, of een muziekconcours,
of een hlstorlschen optocht
De mannen op het plein voor de stoep,
trokken verachtelijk hun halfbevroren neu
zen op. Ze bibberden in hun versleten Jas
sen en zelden: „Nee, daar is het nu te koud
voor. De sneeuw ligt voetendlk. Een histo
rische optocht! II Ik zie ons al als Lodewljk
XIV in een hagelbui I Bedenk eens een ander
soort feest."
De burgemeester krabde zich achter zijn
oor, waardoor le ineens een beetje op een
orang oetan leek. Hij keek naar de boog
lamp boven hem. en hij staarde naar het
maanlicht op de lage, oude huisjes aan den
overkant, en hU knikte tegen de grauwe
gezichten van de mannen op het plein, en
hij zei eindelijk, een beetje aarzelend, „Ik
weet wel dat het afgezaagd is, maar wat
zouden Jullie denken van een Kerstfeest?
„Nou, vooruit dan maar," zeien de man-
nen gapend. ,,Als het een niet helpt, helpt
het ander. Maar dan mag het wel een
verdraaid móói Kerstfeest zijn, met ca
deautjes waar we wat aan hébben. Als er
niet. gauw Iets plezierigs gebeurt, worden
we stapelgek. Wel te rusten."
„Wel te rusten". De burgemeester zette
z'n hoed op en stapte naar binnen.
De menschen gingen uit elkaar. Ze schui
felden zwijgend door de hooge sneeuw en
verdwenen ln de straatjes links en rechts.
Je hoorde ze hun hulsdeuren openen en
weer dicht doen. Je hoorde hoe ze de sleu
tels van binnen omdraaiden, en nóg es om
draaiden. Je hoorde het geluid van knippen
en grendels. Je kon niet secuur genoeg zijn
in de tegenwoordige tijden. Je kon mekaar
niet verder vertrouwen dan je mekaar zag.
Het besneeuwde plein, dat blauwwit was
van maanlicht, lag nu verlaten. Alleen een
kleine man met een grooten bril en een
sprietig-dun nekje, duwde een ijscokarretje
langs de huizen. De man was heelemaal in
het wit, maar je kon niet
kleur was van z'n kleeren, of de kleur van
de sneeuw, die nog maar steeds omlaag
dwarrelde. „Frambozen- en vanilleljs riep
het mannetje. „Tien cent. vijf cent en drie
cent!" Onder aan de kar bungelde een ver
roest belletje, dat armzalige tmgelgeluidjes
maakte door de stilte. „Vanille- en fram-
bozenijs". Het ijscokarretje sloeg den hoek
om rechts van het stadhuis, en verdween
in de richting van de oude brug.
In de koude huizen zaten de menschen
hun koude handen te warmen b« een
testje met, smeulende turf. Ze hadden geen
geld om de centrale verwarming te stoken.
Ze hadden geen guldens om in den electrl-
citeitsmeter te doen. Ze zaten bij een kaars-
Je, bij een petroleumllchtje, of zoomaar ln
het donker. „We gaan Kerstmis vieren
zeien ze schamper. „Ik zie óns al, om een
bóóm
Den volgenden morgen werd, onder voor
zitterschap van den burgermeester, een
Vereeniging opgericht tot Verbetering van
het Kerstfeest. De leden zagen, leder voor
zich, dat Kerstmis lang niet goed was ge
weest de laatste Jaren. De menschen waren
tot nu toe geen haar beter of gelukkiger
geworden door het Kerstfeest. Ze hadden
met zure gezichten naar de brandende
kaarsen zitten koekeloeren, en waren even
saai en miserabel het nieuwe Jaar inge
gaan, als ze het oude waren begonnen.
Er mankeert dus Iets aan Kerstmis,
maar wit?
De Vereeniging ging vreeselljk zitten na
denken wat er moest gebeuren. „Een totale
reorganisatie", zei de burgemeester.
„Een grondige verbetering."
Maar waar moesten ze beginnen met hun
verbeteren? Bij de llchtbrandbare Kerst-
boomen, die soms, door een enkel kaarsje,
een heel huis in vlammen zetten? BIJ de
slechte kwaliteit van sommige kerstbrooden
en bankethammen? Bij te dunne kerstha
zen? Bij te dure kalkoenen? BIJ de onze
delijkheid van al het gekus onder de mist
letoe?
Van het oude carillon waren drie klok
ken gebarsten. Dat klonk heel leelljk als
de klokkenspeler, boven ln den toren, bezig
was zijn wijsjes over de stad te pingelen.
Op andere tijden van het Jaar waren ze
niet zoo ingesteld op luisteren naar het
kerkcarillon. Moest de Vereeniging begin
nen met die drie gebarsten klokken?
Of moest ze een actie op touw zetten te
gen schorre koorknapen? Of tegen ongare
plumpuddingen? Of tegen leelljke kerst
boomversierselen? Alles goed en wel om te
zeggen: „We gaan Kerstmis verbeteren",
maar vind maar es een begin.
De Vereeniging meende het goed. De be
stuursleden werkten als paarden. Ze lazen
allerlei brochures en Kerstmisboeken, ze
maakten ellenlange berekeningen. Ze zelen:
„Vroeger was het zoo en zoo, en nu ls het
anders. Zou het hierin liggen? Zou het
daarin liggen? Wat moeten we doen?"
En ondertusschen werd de toestand al
door maar akeliger. In de smalle straten
trokken de menschen met knuppels op el
kaar los. Waarom ze dat deden wisten ze
zelf eigenlijk niet, misschien omdat ze
niets anders meer te doen hadden. „We
vervelen ons", zeiden ze. „Er is niets meer
te beleven. Alles ls te duur. Dat is de schuld
van die en die. Dat ls zijn schuld. Dat is
hün schuld Flang, en dan kreeg er weer
eentje een tik op zijn kop. Een leuke boel.
En het witte ijscomannetje Hep met zijn
tingelbel en zijn frambozenijs door de
sneeuwstraten en werd aldoor maar goed-
kooper met zijn wafeltjes, maar niemand
kocht er een. En de winkeltjes maakten
zielige kerstétalages met rood vloe van ja
ren terug en met zulke dunne kaarsjes.
Maar de menschen zetten rillend den kraag
van hun jas op en liepen voorbij zonder
naar rechts of links te kijken, met spinnij
dige gezichten.
„Gebéurt er nu wat met dat Kerstfeest,
ja of nee?"
De burgemeester zei: „O ja, natuurlijk,
dat komt terecht", maar in werkelijkheid
piekerde ie zich een ongeluk en wist nog
steeds niet waarmee te beginnen.
In een smalle straat had de Vereeniging
een huis gehuurd, een wonderlijk-oud huls,
dat met zijn hoogen, puntlgen gevel vol klei
ne glas-in-lood raampjes voorover hing,
of het zóó om zou kieperen op het slage
rijtje aan den overkant. In dat huis was
het nu een drukte en beweging van belang.
Comité-leden holden ln en uit, loopjon
gens renden langs de geschuurd-eiken
trappen met stapels drukwerk, groothan
delaars in hulst en kaarsen liepen de deur
plat. Op lange banken in de gang zaten
de menschen met ideeën te wachten op
hun beurt om binnen gelaten te worden
in het bureau van den voorzitter, die zijn
burgome„stersplichten al dagenlang liet
vervullen door den oudsten wethouder, om
zich heelemaal te kunnen wijden aan het
bovenalgewichtlge Kerstprobleem.
De dagen werden aldoor maar donker
der en korter. In het hooge, oude huls ln
de smalle straat brandden dag en nacht
de liohten. Dag en nacht werkte de ver
eeniging aan het nieuwe Kerstfeest.
Koortsachtig snel moest alles gebeuren.
De toestand in de stad werd hoe langer
hoe gevaarlijker; de menschen uit de buur
ten om het stadhuis, hadden pistooltjes
en gummistokken gekocht om daarmee op
te trekken tegen de menschen uit de buur
ten bij de wallen. Ze noemden zich de
Sladhulzers en de Wallenaars. De Walle-
naars vertrouwden de Stadhuizers voor
geen haar. „Ze willen ons verraden", zel
den ze „Ze willen ijzervijlsel door on6 brood
bakken. We zullen hun achtertuintjes plat
trappen, en hun ruiten stuk slaan," en ze
liepen rond met ploertendooders in hun
mouw. Het eenlge dat den boel kon red
den was een groot feest voor iedereen.
Zonder dat ze het zelf eigenlijk wilden,
begonnen de menschen in de stad mee te
zoeken
En over het plein en de wallen waarde
het ljscomannetje met zijn witte kar. Br
hingen Dspegeltjes aan de klep van zDn
witte pet. ZDn schoenen zagen er uit als
witte schuimtaartjes, de randjes van zDn
brilleglazen waren wit-bevroren, om zDn
dunne nek lag een glinsterend wit walle
tje van sneeuw HD was eigenlDk heele
maal wit, alleen zDn neus en zDn handen
waren lichtblauw.
„Vanille- en frambozenDs! Ijswafels en
Dsbekers! Twee voor een cent! Drie voor
een cent! Vier.
Maar niemand kocht een Dswafel, en
niemand kocht een Dsbeker. Het ijscoman-
netje had net zoo goed niet kunnen be
staan; de menschen keken gewoon dwars
door hem heen, ze hadden hém niet noo-
dig en zyn Ds nog veel minder. Zc hadden
es "v eigenlijk?"
Het mannetje zette zDn kar tegen een
lantaren, en ging zelf, een beetje wee van
honger, op de pesne-awde stoep van het
hot stadhuis zitten denken. HD was half i
bevroren. HD blies in zyn koude handen,
zDn adem was feitelDk nog het eenlge
warme dat le had. Als je honger hebt, voel
je de kou veel erger. Als ie es.Zóu le
zich er de ontzettende weelde veroorloven
om er zélf eentje te nemen, een Ijsje -?
Een beetje zwaalerig strompelde hij terug
naar zDn kar bD den lantaren. Vooruit
maar, zoo'n héél enkelen keer mocht ie wel
es een extraatje hebben. Hij maakte voor
zichzelf een groote, dikke frambozenwafel
klaar. Ziezoo, en nu zou je es wat zien!
Het mannetje nam een hap, en omdat ie
zoo'n ergen honger had, nam ie een erg
gróóten hap. Om eerlDk te zDn, hij hapte
den heelen frambozenDswafel ln één hap
naar binnen.
Maar toen gebeurde er iets vreemds. Het
was of de koude maan ineens bovenop
hem viel, of een Ijzige wind om hem heen
cirkelde, of heel de bevroren wereld op en
neer hobbelde in een fel, spierwit licht.
„Ik ga doodM" Het Dscomannetje
schreeuwde van angst, een paar oogenblik-
ken was het of zelfs zDn adem bevroren
was. Maar dat duurde maar even. Een
mensch kan veel hebben, het mannetje
ontdooide min of meer. De maan ging te
rug naar haar gewone plaats ln den hemel,
de aarde werd weer donker: een koude
vorstnacht.
Het was alles net als daareven, net of
het Dscomannetje niet bDna was gestorven
aan zDn eigen frambozenwafel. „Ik wist
niet....", mompelde ie nog een beetje
suffig. Toen wist le ineens alles: waarom
de menschen hem lieten zitten met zijn
wafels en bekers; wat hD noodlg had, wat
ze allemaal noodig hadden....
„We hebben warmte noodlg! Als het zoo
koud ls, hebben we warme dingen noodig:
warme groc en warme worstjes en warme
sokken!"
HD prikte op zDn kar een papiertje met
„voor den eerlijken vinder", en holde zoo
hard als ie op zDn dooie-teenen-voeten
hollen kon, naar het oude huis van de
Vereeniging tot Verbetering van het Kerst
feest.
Het was al ver voorbD middernaoht,
maar toch waren ze daar nog met zDn
allen aan het werk. De heele straat rook
naar aangebrand banket en dennegroen.
Het mannetje stapte hals over kop bin
nen. Middenin de gang bleef le staan en
riep: „Goed volk! Kom gauw!! Ik heb een
idee 11"
Uit alle deuren kwam de Vereeniging
op hem toegestormd. „Een Idee! Een idee!"
De teekenaars, de koks, de technici, de co
mité-dames en de concierge met zDn vrouw
voerden het kleine Dscomannetje in triomf
naar de bestuurskamer, waar de burge
meester en de blerbrouwerszoon-secretaris
juist een sombere conferentie hadden met
den mageren penningmeester
Zoo kwam het Dscomannetje binnen.
„Een idee!" riep ie. „Ik heb een Idee!"
HIJ tolde op zDn beenen, en moest even
gaan zitten van den honger. Op den hoek
van den hoogen schoorsteen brandde een
petroleumlamp met een wltporseleinen kap
Het mannetje zag hoe het licht van de
lamp en het licht van het vuur de donkere
balkenzoldering glanzend-bruin maakten
als een opgepoetste kastanje, of de zon door
de zwarte balken scheen. HD voelde een
warmen gloed om zich heen.
Z'n teenen gingen ontdooien en z'n top
pen en z'n neus. Een plasje sneeuwwater
vormde zich om zDn voeten. De ijskristal-
letjes vielen als glinsterende scherfeltjes
uit zDn dunne grDze haar op den houten
vloer. Warmte!
„Warme dingen", zei het Dscomannetje.
„Warme groc en warme worst en warme
sokken".
Even bleef het stil, toen sprong het be
stuur als één man op. „Natuurlek, dat Is
het! Warme dingen! Dat we daar niet
eerder aan gedacht hebben! Warme klee
ren en warme hulzen en warme menschen.
Allemaal warme Kerstcadeautjes".
Ze stuurden den Dscoman naar beneden,
om bD het gloeiende keukenfornuis
kokendwarme soep te eten en ze lieten al
de menschen uit de gang binnen komen
en ze zeiden: „Wie het warmste Kerst
cadeautje weet te bedenken krDgt een
glas warme punch". En ze bedachten sa
men allerlei dingen; warmwaterkruiken en
voetenzakken en pelsjassen. En toen het
bij na morgen was, kwam er iemand aan
dragen met het Kerstcadeau: een keurig
garnltuurtje, bestaande uit een heel doel
matig hartwarmertje met bDpassende pols
mofjes en oorkleppen. Het hartwarmertje
en de oorkleppen moesten met veiligheids
spelden worden vastgeprikt, de polsmofjes
bleven vanzelf zitten. De heele zaak zat
van binnen vol electrlsche draden en stond
ln verbinding met een soort antennetje,
dat je op je hoed of in je knoopsgat kon
dragen. Er kwam een zendstation en een
heel natuurkundeboek bD te pas en de be
doeling was. dat het garnituur altDd warm
zou zijn en de menschen nooit meer last
behoefden te hebben van kou. Was me dat
wat!
We laten meteen tweeduizend exem
plaren maken", zei de burgemeester.
„Iedereen krDgt er een. Ze zullen niet
weten wat ze overkomt".
Nu, dat wés zoo. Toen de menschen
Eerste Kerstmorgen door de zonnige
sneeuw, bibberend en koud naar het stad
huis Hepen, waar in de groote Ridder
zaal het feest zou worden ingeluid, had
den ze heusch niet veel verwachtingen
van wat er komen zou. „Loop me niet zoo
voor m'n voeten, ellendeling", gromden ze
tegen elkaar. „Als je het hart hebt me
ook maar een stroobreed ln den weg te
leggen, sla lk je tot mosterd!" Heelemaal
geen Kerststemming. Het gebersten caril
lon pingelde een Kerstkoraal. In de kerk
zongen de koorknapen. Het portaal van
het oude stadhuis was één groote eere-
boog van hulst en dennetakken en zDden
lint. groen en rood, met in de verte, in
de groote zaal het zonlicht, dat in honderd
kleuren door de gebrandschilderde ramen
viel en het dansende kaarslicht van den
stralenden boom in het midden.
Op een verhooging, naast den boom,
zong een kinderkoor lieve, oude liedjes. „O
denneboom" en „Vrede op aarde". De men
schen. die nu op stoelen in de rondte za
ten, keken broelend-boos en sloegen de
maat met hun gummistokken. Géén Kerst
stemming, absoluut geen Kerststemming
Tot de burgemeester, correct ln het
zwart, voorafgegaan door een in het zilver
gekleeden heraut en gevolgd door het ver
dere bestuur en alle leden van de Vereeni
ging tot Verbetering van het Kerstfeest, de
zaal binnen kwam en de uitdeeling van de
keurig verpakte garnituurtjes begon.
Een voor een werden de menschen afge-
De Fransche Kamer heeft gister
de debatten over de militaire credie
ten besloten en met algemeene (536)
stemmen het wetsontwerp aangeno
men, waarbD een bedrag van 255 mil
liard francs wordt toegestaan, waar
van een bedrag van 55 milliard francs
bestemd is voor de uitgaven van het
eerste kwartaal van 1940.
TDdens de debatten heeft minister-pre
sident Daladler het woord gevoerd. HD be
gon met te antwoorden op een verzoek van
Léon Blum, om begin Januari de Kamer
in geheime zitting bijeen te roepen. Dala-
dier verklaarde, dat de regeering op dien
datum geen geheime zitting kon aanvaar
den, maar dat een geheime zitting overi
gens wel nuttig kon zDn, om eenlge kwes
ties van vitaal belang te regelen. Discus
sies over de militaire credieten achtte hD
evenwel in een dergehjke vergadering nut
teloos.
Daarna wees Daladler op het belang van
de door de regeering gevraagde credieten
voor de landsverdediging.
In de eerste maanden van den oorlog,
aldus spreker, heeft het Fransche lucht-
wapen zich superieur bewezen, doch de
techniek staat niet stil, steeds moderner
materiel verlaat de fabrieken en daarom
zDn de gevraagde credieten van het groot
ste belang voor onze luchtmacht.
Hetzelfde is het geval voor de anti
tankwapens. Voortdurend wordt gezocht
naar verbetering van de wapenen ter ver
dediging van het land.
Ook voor de marine worden credieten
gevraagd, aangezien met spoed wordt ge
werkt aan het In dienst nemen van de
slagschepen van 35.000 ton, welke supre
matie ter zee moeten verzekeren.
Na de soldD van de manschappen te
hebben behandeld, sprak de minister over
de versterkingswerken.
De Maginot-llnie wordt uitgebreid
met versterkingswerken naar het
Noorden en in de Jura. Deie zDn
noodzakelijk en om dit te bewDzen,
herinnerde de minister aan het lot
van Polen en dat van Finland. Beide
landen zijn dapper, doch het resul
taat van hun strijd is verschillend.
Het eerste moest het hoofd bieden
aan een bewegingsoorlog met modern
materieel en werd niettegenstaande
den moed van den Poolschen soldaat
binnen enkele weken vernietigd. Het
neianaitige Finland neeft langs zUn
grens een fortenllnie gebouwd en blijft
tegenstand bieden.
De minister-president voegde hieraan
toe, dat het niet voldoende ls. den helden
moed te huldigen, men moet ook helpen.
Op den avond zelf, waarop de Volkenbond
den aanval veroordeelde, heeft Frankrijk
in het kader van het handvest geheel en
royaal zDn plicht gedaan. De regeering zal
dit blDven doen.
De minister-president verklaarde ver
der, dat de versterkingen ln Frankrijk nog
moeten worden uitgebreid gedurende den
oorlog. Het volk ls sterk genoeg om het
hoofd te bieden aan den oorlog.
1.150.000 man hebben tDdens den vori-
gen oorlog ln de fabrieken gewerkt, op het
oogenbllk werken 900.000 man en nog en
kele duizenden zouden te werk kunnen
worden gesteld voor het vervaardigen van
wapenen. HierbD wees de minister-presi
dent erop, dat het materiaal bewezen heeft
goed te zDn. De regeering ls verantwoorde-
hjk voor het voeren van den oorlog, de
generale staf voor de leiding van de
operaties.
Daladler zeide, dat in December 1914
450.000 gesneuvelden te betreuren waren.
Wel was de slag aan de Marne gewonnen,
doch 10 departementen van het land wa
ren door den vDand bezet. Op 30 November
1939 telde het leger 1136 gesneuvelden, de
vloot 256 en de luchtmacht 42. De situatie
van December 1939 is dus aanmerkelijk
beter dan die van December 1914. De re
geering blijft gekant tegen voortDdige
offensieven, men is in de eerste maanden
van den oorlog, en deze zal met verstand
en methoden worden gevoerd.
Na de schitterend verloopen mobilisatie
hebben wD druk uitgeoefend op het Duit-
sche front, om onze verplichtingen jegens
Polen na te komen en een grooter aantal
divisies vast te houden in het Westen.
Toen eenmaal de Poolsche weerstand ge
broken was, hebben wij eigener beweging
een deel van het Duitsche grondgebied
ontruimd. Eigener beweging! De vDand
heeft eerst verscheiden dagen nadien de
ontruiming van zDn gebied opgemerkt.
Het leek ons een dwaasheid, de Fransche
troepen in het open veld te laten tusschen
twee machtige verdedigingslinies.
Het Fransche leger moet de schutsmuur
zDn, waarachter de Engelsche, Poolsche
en Tsjechische soldaten zich aan onze
zijde kunnen scharen.
Sedert verscheidene maanden zoo ver
volgde de minister-president. zDn alle le
gers, wanneer zD niet strijden, aan den
arbeid. ZD storten beton en bouwen een
tweede en een derde verdedigingslinie.
Wat ook van den oorlog zal worden,
men is vastbesloten zich vast te wortelen
in den Franschen bodem.
De bezetting van het Rijnland en de
remllitarisatie van Dultschland zDn lnder-
tDd voor FrankrDk aanleiding geweest,
een groot materieel programma op te zet
ten, zes maanden is op dit programma ge
wonnen, doch er zDn nog enkele lacunes.
Van den winter moet gebruik worden ge
maakt om deze aan te vullen, door solda
ten van het front terug te roepen. De
werkman met zDn gereedschap en de sol
daat met zDn geweer, belden zDn nood-
zakeUjk.
De minister-president verklaarde ver
volgens, dat men niet door kon gaan,
Dultschland zDn grijpende hand naar an
dere landen te laten uitslaan. Zonder
twDfel zou eens ook FrankrDk aan de
beurt zDn gekomen.
Onlangs is een aantal gevangenen ge
maakt door een groep Fransche ruiters.
Onder de gevangenen bevonden zich
Oostenrijkers. Zoo bUjkt dus dat Oosten-
rijksche soldaten en officieren dienst doen
aan het front en spreker ls overtuigd, dat
ook soldaten uit de andere onderworpen
landen zich aan het front bevinden.
.WD strDden voor het heil van Frank
rijk en dit is niet te scheiden van de
meest edele menschenwaarde."
De rede van den minister-president
werd lulde toegejuicht.
roepen om voor de burgemeesterstafel, op
zij van de deur, te verschDnen. Daar kre
gen ze hun pakje. De lange, blonde bier-
brouwerszoon, die heelemaal krom getrok
ken was van het brieven tikken en de
kleine, verkouden penningmeester, met een
keelverband van twintig centimeter breed
om z'n mageren nek, legden uit hoe de
garnituurtjes gedragen moesten worden.
En een voor een verlieten de menschen
daarna dan door den groenen eereboog de
Ridderzaal, met de witgelakte antennetjes
in hun knoopsgat of losjes gestoken tus
schen het lint van hun hoed. De hartwar-
mertjes, de oorkleppen en de polsmofjes
van de vrouwen waren van rood fluweel en
versierd met geborduurde rozen en vergeet-
mD-nietjes. Het garnituur van de mannen
was van bruin wildleer en de kinderen
hadden afwaschbaar, goudgestlppeld roze
zeildoek.
Toen de laatste menschen met hun ca
deautje de Ridderzaal hadden verlaten,
ging de burgemeester met de heele veree
niging op de stoep staan om te zien wat
er nu op het plein zou gebeuren.
Daar gebeurde Iets heel ongewoons Op
de glinsterende sneeuw, in het koude licht
van een oranje winterzonnetje, dansten de
menschen van de stad! Ze hadden de
gummistokken, de revolvers en de ploer
tendooders zoolang op een stapeltje neer
gelegd op zD van de oude muziektent, waar
een mondorgelclub walswDsjes en marsch-
Uedjes speelde. Alles zag er in eens heel
anders uit dan daareven. De menschen
waren werkelDk vroolDk, ze zongen mee
met de muziek, ze sloegen elkaar onder het
walsen op den schouder, ze zeien: „Zoo
ouwe jongen ben jD d'r ook", ze zeien zelfs:
„Pardon", als ze elkaar op de teenen trap
ten, ze zelen: „Gaat u voor, dame" en: „Na
u", en er was zelfs een klein meisje, dat
heel zachtjes: „Gelukkig Kerstfeest", fluis
terde tegen een oud vrouwtje, dat ze niet
eens kende. Het Dscomannetje ging rond
met een grooten, blikken trommel vol
warme worstjes. „Neem ze zoomaar", zei le,
„ik heb ze ook zóómaar gekregen, omdat
het Kerstmis is".
De burgemeester, op de stoep, straalde.
„Het zendstation werkt uitstekend", zei le.
„De garnituurtjes schDnen prachtig op
temperatuur te zDn. De menschen zDn
heelemaal opgeknapt door de lekkere
warmte". En toen trok ie, aan het hoofd
van de Kerstliedjes zingende Vereeniging.
door de versierde straten met een bord,
waarop stond dat iedereen kosteloos warme
lieor.pastei en mistletoe en fosforlseerende
denne-appels kon krDgen.
De menschen Juichten en wandelden
mee, achter de zingende IJgreenlglng aan.
Het werd een heele feestoptocht. En toen
de avond viel, was de heele stad een feest
stad, vol wapperend kaarslicht en denne
groen en roodzijden lint. Overal ln de hul
zen aten de menschen hazenpasteien en
plumpudding. Overal stonden de ramen
wDd open, overal hoorde je het geluid van
zingen en lachen en muziek. Boven in den
toren zwaaiden de carillonklokken een
Kerstmelodie, welke soms evenals een
krachtig marschlied over de besneeuwde
daken leek te dreunen. Door de smalle
straten woei de geur van een knetterend
denneblokkenvuur, van anDsmelk, warme
bollen en warmen wDn.
„Morgen gaan we werken", zeiden de
menschen. „Met z'n allen samen. Maar nü
ls het feest!" Ze staken gekleurde lampions
aan en gingen daarmee bD hun buren op
bezoek. „We hebben het nooit kwaad ge
meend. zie je", zeien ze. „We weten elgen-
IDk niet, waarom we het deden. Maar nu
ls alles goed. Proost!" Ze dronken elkaar
toe met groote glazen warme punch, ze
zwaaiden gearmd over straat, tótdat
Totdat er kortsluiting kwam ln het elec-
trische zendstation. Toen werden de mooie
garnituurtjes koud en de menschen leken
op de plaats zelf te bevriezen.
„Hoor", zei het Dscomannetje dat met
z'n kat naast een heel klein Kerstboompje
voor het zolderraampje zat, „hoor ze es
een pret hebben. Ze knallen. Ze trekken
pistaches af
Maar de menschen, beneden in de straat,
trokken heel iets anders af: revolvers. Ze
schreeuwden: „Verraad!", ze trapten de
Kerstboomen om en schoten gladweg den
heelen Kerstnacht aan flarden.
De Vereeniging tot Verbetering van het
Kerstfeest heeft toen meteen de garnituur
tjes, als onbetrouwbaar, afgeschaft en be
sloten de menschen een volgend keer op
temperatuur te brengen met warme flanel
letjes en thermosflesschen vol kokendheete
koffie.
„Je komt voor de gekste dingen te staan
met die beroerde electriciteit" zei de burge
meester woedend.
In de stad was het in eens een chaos ge
worden. De menschen gooiden elkaar, ;us-
schen het schieten door met heele klodders
hazenpastel, met blauwbrandende plum
puddingen en stukken banket. Ze mikten
naar elkaar met gouden Kerstboomsterren,
met verchroomde klokjes en wassen cheru-
bDntjes, ze lieten kokend kaarsvet op el-
kaars hoofd druppelen vanuit de ramen.
„Verraad! Moord!" riepen ze allemaal.
Alleen het Dscomannetje riep niets, dat
was vredig en wel, met z'n hoofd op de
kat naast z'n Kerstboom in slaap geval
len.
34