iVice-admiraal Ferwerda 's afscheid - Canadeesche soldaten in Engeland 8Qsie JaarganglEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De Hermandad, de Heros en de Heroïne FEUILLETON DE DIERGAARDE, EERTIJDS ROTTERDAM'S GLORIE, VALT DE OEFENINGEN VAN HET VELDLEGER. IN HET OPEN TERREIN ONDER SLOOPERSHANDEN. Men is reeds gevorderd tot de WORDT IEDERE BOOM ALS DEKKING hekken en muren aan de Kruisstraat GEBRUIKT SINDS EENIGE DAGEN IS MEN DOOR HET GEHEELE LAND BEZIG MET HET OPVORDEREN VAN HOOI VOOR DE PAARDEN VAN HET LEGER. OP EEN DER STATIONS VVORDT HET HOOI TOT BALEN GEPERST EN IN GOEDERENWAGONS GELADEN VOOR HET VERVOER. HET EERSTE TROEPENTRANSPORTSCHIP UIT CANADA is in Engeland aangekomen. Na een tijd van intensieve oefening zul len de Canadeesche soldaten naar Frankrijk worden overgebracht. -A I I OEFENINGEN VAN HET VELDLEGER. ROOD TEGEN BLAUW. PANTSERAFWEERGESCHUT NEEMT OPRUK KENDE PANTSERWAGENS ONDER VUUR. HET AFSCHEID VAN VICE-ADMIRAAL FERWERDA VAN IN- DIË. De gewezen Vlootvoogd en zijn echtgenoote gereed, de gasten te ontvangen op de receptie te Soerabaja. door FELIX OT5ERRICK. 48) Tegen den avond kwamen Carlos en de schele echter weer terug en zij gaven mij met een naald een prik in mijn arm, zoo dat ik bewusteloos raakte. Ik kwam eerst weer bij toen ik in een wildvreemd huis in een keurig bed lag. Dat was al in Alexan- drië, naar ik later vernam. Heel vroeg in den ochtend kwamen de schele en Carlos mij afhalen en zetten mij in een groote gele auto, die de heele kust langs reed tot aan een prachtige villa, waar zij hem ech ter stalden. Toen moesten wij daar wach ten totdat de motorboot zou komen ont ons naar het groote schip te brengen. De rest van cle geschiedenis kent U stellig zelf Wel, nietwaar senor commissario?" ..Ja, mijn kind. Je hebt zeker ontzettend in angst gezeten, hè?" ..Heel erg. Maar het afschuwelijkste was toen Carlos mij in het water gooide. Ik schreeuwde voortdurend, maar niemand scheen mij te hooren en Carlos bleef mij dreigen met zijn mes." ..Arme kleine. Ik hoop maar dat men je hu eindelijk met rust zal laten. Blijf maar kalm thuis en wacht totdat ik je bericht stuur. Ik heb vanmiddag nog enkele din gen te regelen. Hasta luego, senorita". Hij vertrok en begaf zich opnieuw naar Larkyn Pascha. „Geen nieuws, inspecteur," ontving de beambte hem. „Ik heb een onderzoek op zoo groot mogelijke schaal laten instellen. Maar noch van de drie kerels, noch van Uw vriend is ook maar het geringste spoor te vinden. Ook het afdreggen van gedeelten van de rivier heeft geen enkel resultaat opgeleverd." „In dat geval geef ik den moed nog niet geheel op. In een afgrond kan men in ons goeie Egypte niet vallen. Het meeste vrees ik nog de gevolgen van de heroïne. Carlos Altro, die er evenveel van binnen gekregen heeft als Van Duuren, heeft dat met den dood moeten bekoopen." „Die verdient ook niet veel beter. De aanklacht tegen hem bevatte maar liefst twee moorden en een aantal kleinere, maar niet minder liefelijke delicten. Bent U van plan nu weer terug te gaan naar de rivier?" „Zeker. Hoewel ik niet al te veel hoop koester daar nog iets te ontdekken. Heeft U die dahabije al laten ontruimen, Excel lentie?" „Ja. Een mooie, vangst. Die kerels waren buitengewoon geslepen. Daar zit een puik stel hersens achter, inspecteur." „Dat weet ik. Zij noemen hem „Be chef" en het is mij nog altijd niet mogen ge lukken ook maar het minste over hem ge waar te worden. Ik had al mijn hoop ge vestigd op mijn loenzenden vriend Man- drides en nu is die er ook weer vandoor. Het is om gek te worden. Die truc met die steenkolen is overigens prima". „Ik heb den boel laten onderzoeken. Het gaat hier om reeds in Duitschland vervaar digde substantie's van kool. teer en gruis, waarin de heroïne zorgvuldig in cellophaan verpakt, verborgen werd, door deze kool massa er om heen te smelten. De stukken zijn met geen mogelijkheid van echte steenkool te onderscheiden wanneer men er mee volstaat ze in de hand te nemen. Eerst wanneer men ze aan groote hitte bloot stelt, kan men de ware samenstelling ana lyseeren." „Buitengewoon handig gedaan", zei Ber- trand. „Wij hebben zoowel in Hamburg als in Alexandrië stukken steenkool verbrij zeld. maar er was natuurlijk niet het min ste te ontdekken zoolang men niet wist waar de imitatie-kolen lagen. Wij konden toch moeilijk alle steenkolen stuk gaan slaan". „Neen, natuurlijk niet. De boeven trans porteeren dan den heelen voorraad kolen naar het depot van de gasfabriek waar men dan de volgens afspraak gemerkte kolen zorgvuldig sorteerde." En wat bent U nu van plan. inspecteur?" „Ik blijf volhouden, net zoo lang. totdat ik „den chef" te pakken heb. En zoek on- dertusschen natuurlijk naar van Duuren" zei Bertrand op somberen toon. „Veel geluk!" De hooge magistraat stak hem hartelijk de hand toe. „Het allerbe langrijkste heeft U immers al voor elkaar gekregen. De heroïne is ontdekt." „En ik geloof dat het allerbelangrijkste nu juist nog ontbreekt. Maar ik hoop dat ik er ook in zal slagen „den Chef" te vin den. Ten slotte heb ik al met meer lieden van dat genre definitief afgerekend. Ik houd vol." „Bravo. Op mijn steun kunt U onder alle omstandigheden rekenen." „Heeft U dien vertrouwensman Ferid Bey reeds aan den tand gevoeld?" „Nog niet. Maar hij staat onder controle. Die ontkomt mij heusch niet." Bertrand nam afscheid. Den namiddag bracht hij in de omgeving door van de plek waar zich gisteren het groote avontuur had afgespeeld. Herhaalde naspeuringen bij de boeren in de buurt leverden even weinig resultaten op als den dag tevoren. Hij moest dus afwachten en besloot ten lange leste om zich den volgenden dag nog maals van de hulp van Saaleh te bedienen Tegen acht uur ging hij op weg naar. Le Follezou. De rijke koopman bewoonde een paleis achtige villa in de deftigste wijk van Cairo vlak naast het paleis van den High Com missioner, in een sprookjesachtigen tuin gelegen. Er ontbrak aan deze woning wer kelijk niets. Een deftige butler geleide Bertrand naar de hal, waar Maurice hem met uitgestoken handen tegemoet kwam om hem met groote hartelijkheid welkom te heeten. „En? Al nieuws van Sloth?" was zijn eerste vraag. „Niets gehoord," zei Bertrand ernstig. „Ik heb den geheelen dag gezocht. Hij is spoorloos verdwenen." „Het is ontzettend, Jock. Eigenaardig toch, eerst jij, en nu hij. In ieder geval ben ik wat zijn geval betreft even optimistisch als ik het in het jouwe was. Teun is mij destijds, toen hij zoo in de rats zat over jou, komen opzoeken, en zag zwart van de zorg, omdat jij zoo plotseling van den aard bodem verdwenen was. Ik zei hem toen dat jij niet voor niets den bijnaam Abu el Taleb had en dat je wel weer op de een-of-andere manier te voor schijn zou komen kruipen Ik ben in zijn geval niet zoo zeer van zijn sluwheid dan wel van zijn spreekwoordelijk geluk over tuigd." „De hemel geve het. Hij heeft mij eruit gekregen en ik hoop dat ik hem kan hel pen. Vergeet niet dat hij geheel verdoofd was door die vervloekte heroïne." „Ontzettend. Nu. ik hoop dat alles goed afloopt. Vertel mij alsjeblieft de geheele geschiedenis van a tot z. Maar eerst een fatsoenlijke borrel." Hij bestelde twee Martini's en toen be gon Bertrand te vertellen van de avonturen van gisteren. Hij sprak over het onderzoek aan boord van de „Knidos", over de licht signalen en de dolle jacht in de motorboo ten. Toen hij op het punt kwam, waarop Carlos Chiquita in het water wierp, werd het gezicht van Maurice donkerrood. „De ellendige schoft." riep hij veront waardigd uit. „Hij verdient zijn lot. De meeste misdadigers maken zich door dat soort dingen meer gehaat dan zij vermoe den en dan noodig is. Alsof zoo iets nood zakelijk is „Is dat alles dan soms noodzakelijk?" vroeg Jock. .Xieve hemel, wij leven in een harde we reld. Je bent aambeeld of hamer. Een an dere mogelijkheid bestaat niet. Ik ben in mijn leven al beide geweest. In ieder geval streef ik er naar het tweede te zijn Hij werd onderbroken door de aankon diging, dat het diner opgediend was. Zij be gaven zich naar de verrukkelijk koele eet kamer, waar een copieuze, prachtig ver zorgde disch gereed stond. De beide vrienden namen plaats en Maurice hervatte het gesprek. (Nadruk verboden). .iWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5