Nationale pluimoeetentoonstelling te Utrecht - Witlof-cultuur LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 80ste Jaargang FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne IN HET NIEUWE GEBOUW VAN VROOM EN DREESMANN AAN DE LANGE VLIESTRAAT TE UTRECHT brak brand uit in een der uitstalkasten. De brand, die zich aanvankelijk ernstig liet aanzien, was vrij spoedig gebluscht DE NATIONALE PLUIMV CETENTOONSTELLING in de Beatrixhal van de Kon. Nederl. Jaarbeurs te Utrecht,1 is geopend. De voorzitter der tentoonstellingscommissie, dr. Timmers, laat aan den commissaris der Koningin in Utrecht, jhr. mr. dr. Bosch ridder van Rosenthal (midden) en den burge meester van Utrecht een mooie inzendin g zien. REEDS NU DE EERSTE VERSCHE GROENTE. In Nibbin- woud bij Hoorn, het centrum van de witlofcultuur, in West-Fries land, worden om 't product zoo vroeg mogelijk aan de markt te krijgen, de witlofkuilen electrisch verwarmd. De groente wordt uit den kuil gehaald. DE SKI'S VOOR DE FINSCHE SOLDATEN WORDEN GEREPAREERD DOOR MANNEN, DIE TE OUD ZIJN VOOR DEN MILITAIREN DIENST. DS. W. G. HARRENSTEIN UIT SANTPOORT, DIE BENOEMD IS TOT VELDPREDIKER. HET NIEUWSTE OP HET GEBIED VAN POEDER- DOOZEN. EEN POEDERDOOS MET LAMP EN BATTERIJ ER IN. door FELIX CDERRICK. 44) De inspecteur had den tijd, dien zij hadden moeten wachten, nuttig besteed door de identiteit van de villabewoner te verifieeren. De verklaringen van den huisknecht schenen inderdaad juist ge weest te zijn. Een kort bezoek aan mijn heer Piccardi leverde weinig positiefs op, aangezien de handelaar momenteel buiten de stad vertoefde. De motorboot bleek aan een rijken Egyptenaar toe te behooren en was den avond tevoren gestolen. Een ander telefoontje ging naar het mi nisterie van Binnenlandsche Zaken te Cairo, waar Mohammed Bey Fakhreddin nog steeds niet bleek te zijn teruggekeerd. Zijn plaatsvervanger, een zekere Ferid Bey, had nadrukkelijk geweigerd ook maar het minste te ondernemen, zoolang hij niet een daartoe strekkend bevel van zijn su perieur ontvangen had. Inspecteur Ber- trands gezicht verstrakte. Dien man zou hij in de gaten houden. Hij was de eerste, die zijn medewerking weigerde, alle andere leden van het politiecorps waren even be reidwillig en actief geweest. Zij vertrokken. Zoo snel mogelijk reden zij naar Tentah, waar men den wagen C 1283 niet terug had zien komen. Aange zien men in Egypte alleen gebruik kan maken van die wegen, die met het oog op het autoverkeer regelmatig onderhouden worden, daar de andere door de enorme spleten en gaten, die door de hitte in den grond ontstaan, volkomen onberijdbaar zijn was het niet aannemelijk, dat de vluchte lingen een dergelijken zijweg waren inge slagen. Langzaam reden zij verder en lie ten hun blikken naar alle zijden over het vlakke land dwalen. Heel in de verte, op een afstand van ongeveer twee kilometer, stroomde een der zijtakken van de Nljl- delta. „Halt!" De Inspecteur nam den verre kijker, klom op het dak van den wagen en had op die manier een voldoende overzicht van deze streek, die, vlak en kaal als een billardbal, niet de minste vegetatie bezat. „Doorrijden tot aan de kruising". Hij wees op een miserabel zijweggetje, dat den hoofd weg loodrecht kruiste. Opnieuw stopte de wagen en de inspecteur stapte uit om ten tweeden male de omgeving met zijn kijker af te zoeken. Een eenzame boer kwam den weg, die naar de rivierzijde leidde, af, een hark over zijn mageren schouder. „Hebt gij, o meester, wellicht een wagen gezien als deze hier, alleen geel als saf fraan?" De man schoot in een vroolijken lach. „Of ik hem gezien heb? Ya Allah! Ja hoor, ik heb hem gezien, maar het is geen auto meer, maar een kameel, die ze te veel water en haver gegeven hebben. Nu ligt hij op zijn zijde en steekt zijn pooten in de I lucht." Het liet niet den minsten twijfel over of het ontbrak den man niet aan gevoel voor humor. ,Als ge het zien wilt, hoeft ge maar 200 pas verder te gaan, daar vindt ge een ka naal en daarin neemt de gele kameel een bad." „Hier zijn vijf piasters, mijn vriend, om dat ge zulke goede oogen hebt en zoo goed van den tongriem gesneden zijt. Maar ver tel mij nu ook nog, of gij ook de lieden gezien hebt, die er in zaten, voordat hij een bad ging nemen." 'sMans oogen begonnen te glanzen. Hij kuste het zilverstuk en stopte het omzich tig weg. .Allah schenke u een lang en gelukkig leven. Ja, ik heb de mannen gezien. Het waren drie chawaga's en zij zagen er heel smerig uit. Ya sallaam! Dat is toch geen weg voor een auto. Zij hebben het ding laten liggen en zijn te voet verder gegaan in de richting van de rivier." „Allah zegene uw scherpe oogen, ya sihdi. Gij kent stellig deze streek?" „Wallahi, ik ben er geboren. Ik ben zelfs al een keer in Zagazig geweest ook." „Ongeloofelijk. Wilt gij met ons meegaan, zoo ik u nog vijf piasters geef, en ons den weg wijzen, dien de drie chawaga's genomen hebben?" „Bij dit oog en bij dat. Ik ben uw dienaar, ya chawaga!" Tien piasters bedroegen meer dan zijn heele weekloon. Zij liepen nu met z'n vijven den onbarm hartig slechten weg af tot aan de plek, waar de omgeslagen wagen lag. De vergelijking, die de boer gemaakt had, bleek nog niet zoo gek te zijn. De auto was een mooie, sportieve Auburn. „En waar zijn nu de chawaga's?" „Zooals ik U reeds zeide, in de richting van de rivier gegaan." „Zoudt gij naar beneden kunnen klimmen en ons helpen den wagen weer op zijn voe ten te zetten?" „Zoo Allah mij bijsta en ik mijn vrienden mag gaan halen, zal dat zeker gaan." „Ga en roep hen; maar vertel ons eerst, wgar de chawaga's naar toe kunnen zijn gegaan, na de rivier bereikt te hebben." „Oh, deze heeren zijn stellig heel ver standig. Varen er niet een heeleboel booten de rivier af? Voor vijf piasters neemt iedere boot hen mee. Op dezen zijtak vaart men alleen maar stroomafwaarts." „Gij zijt wijs als Abu Hossein. Ga nu en haal uw vrienden. Is dat ver weg?" „O neen. Ik haal ze van den akker." Hij snelde weg en men hoorde zijn stem in lange, schrille uithalen over de velden galmen. Al spoedig ontstond er een aar dige drukte. Van alle kanten kwamen zij aangesneld, de magere, pezige boeren uit de Nijldelta. Na een kleine twintig minu ten was een gezelschap van dertig man, de jochies niet meegerekend, bijeenge bracht. Twee blauwe buffels waren ook van de partij en hadden al dien tijd rustig in de klei staan wroeten In een oogwenk stond de Auburn overeind, met het noo- dige lawaai en veel gelach spanden de boe ren zich voor den wagen en weldra stond deze weer behouden, zij het ook onder de modder, op het weggetje. Een der boeren had nog een waardevolle mededeeling. Hij had de drie chawaga's in een boerenkar zien etappen, op weg naar het Zuiden. Bertrand wist genoeg. Hij gaf den man nen een flinke fooi, nam de Auburn op sleeptouw, zette een der agenten achter het stuur en ging op weg naar Zagazig. Gezien de snelheid van de gemiddelde boerenkar had hij een kans om den vluchtelingen den weg af te snijden. Na korten tijd stonden de beide wagens voor het posthuis te Zagazig. De bedoeling van den inspecteur was om de snelle mo torboot van het gouvernement op te eischen en daarmee den boeven den pas af te snij den. Toen hij dit verzoek aan den verte genwoordiger der regeering kenbaar maak te. geraakte deze in hooge mate in verle genheid. „Er waren twintig minuten geleden drie heeren hier, die in verband met een op dracht van de regeering een motorboot vroegen. Ik heb toen onmiddellijk het mi nisterie van binnenlandsche zaken opge beld en kreeg bevel, om onverwijld aan alle wenschen van deze heeren te voldoen. Wat had ik toen moeten doen?" De inspecteur floot tusschen zijn tanden „Had U soms Ferid Bey aan de telefoon?" „Inderdaad. Hij vervangt vandaag zijn chef." „In welke richting zijn de heeren ver dwenen?" „Zij zeiden mij, dat zij naar Alexandrië moesten." „Ze zijn dus naar Cairo." „Tegen mij zeiden ze, dat ze naar Alexan drië wilden." „Mijn hartelijken dank. Heeft u misschien een andere boot ter beschikking?" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5