e „drie G-men" en hun gasten
Vrijdag 8 December 1939
No. 41
Isle Jaargang
(Vervolg i
.Dames en heren, zoals u allen bekend
rondt (hans voor Uw kijkgrage ogen het
mde toneelstuk Willem Teil vertoond,
ohoan het maar een generale repetitie
«ft, aal onze voorstelling U toch reeds
goed begrip van het geweldige dioht-
geven. In alle bescheidenheid deel ik
lecte, dat ik persoonlijk het kunstwerk
Schiller voor ons pasklaar gemaakt
Zoo heb ik het gehele 1ste en 5de de
als onbelangrijk weggelaten en van
5de, 3de en éde bedrijf alleen de span
de deelen gekozen, vertaald en bewerkt,
landschap d'at u hier voor u ziet, is als
de Rübtlirotsen en dennen sluiten het
in en sluiten onbevoegde luisteraars
ipionnen uit; want hier heeft de samen-
ing der Zwitsers plaats die aan het
de vrijheid geven en den tiran Gessier
leven kosten zal. Wij beginnen thans!"
En terwijl hij driemaal met zijn berg
op de grond klopte, brulde hij: „Ha-
toeschouwers keken elkander verbaasd
Er was immers geen scherm te „halen";
n en bloot voor hun blikken lag daar het
iel, waarop nu alle artisten in min of
r geslaagde kostuums, als bergbewoners
lomd, verschenen. Zelfs de baboe Pa'ina
een Tiroler rok en keurslijfje aan en
punthoedje met haneveer op.
ïu ffaoher alias de Kever be
tte hen als volgt:
..Weest welkom, eedgenoten en samen-
rders, welkom zijt gij, edele ridder Ru-
Walther Fürst, Melchtha'l en Teil, en
u edele jonkvrouw Bertha en de overige
is. Staufifaoher groet u en dankt u Iie-
dat gij aan zijn roepstem gehoor hebt
in geven en in dit naohtelijk uur hier
henen zijt om met elkander te over-
|en. hoe wij aan de terreur in ons dier-
r vaderland een eind kunnen maken,
udt thans uw harten voor ons uit, edele
«tinder edele heren en dames!"
nu schetsten beurteling» Melchthal,
her Fürst en Teil de gruweldaden, die
vrede landvoogd' Gessier bedreven had
die alle wreedheden der Indianen ver
■chaduw stelden. Bij deze schildering
|tte teergevoelige jonkvrouw Bertha
bikken uit. en ridder Rudenz trok zijn
en zwaard moeizaam uit de schede en
r bij de baard van den profeet Moham-
dat hij den landvoogd' tot een twee-
:ht op leven en dood uitdagen en hem
•er hond doder. zou. Het was een aan-
üijk tafereel en duurde zowat vijf mi-
n, en toen kwam het glanspunt van dit
leslaagde eerste bedrijf: de dappere Teil,
vervaarlijke kruidboog over de schouder,
1 naar voren en bracht in krachtige
Men den ridder aan het verstand, dat
'jn, Tell's taak was, den tiran om zeep
«engen. Daarop volgde een korte toe
van Stauffacher. die allen ver-
We niet te wanhopen, maar steeds de
her in -te houden. Bij deze woorden
Tel], aüas Sherlock, een greep achter
coulisse, bracht een harmonika te
Wüjn en speeédie met veel gevoel het
schone lied Van je héla, hola, houdt er de
moed maar in! waar allen geestdriftig mee
instemden. Païna zong een Maleische tekst.
De uitwerking van dit tafereel was ge
weldig, zelfs op de boesohouwers, die op hun
lippen beten en met hun zakdoeken luid
ruchtig hun neuzen snoten en toen ze zich
van hun aandoening hersteld hadden en
weer naar het toneel keken, om aan hun
waardering door luidruchtig handgeklap
uitdrukking te geven stond daar alleen
de Kever voor hun verbaasde blikken; de
overige artisten waren, als spoken bij het
kraaien van de haan, achter de coulissen
verdwenen.
De geniale dichter incasseerde het dave
rend applaus met een diepe buiging, en
tóen verzocht hij het geachte publiek, de
stoelen te willen omdraaien en met de rug
naar het toneel te gaan zitten, omdat nu
het decor voor het tiweede bedrijf opgesteld
moest worden.
Païna verscheen met een dienblad.
De toeschouwers, die reeds tevoren van
deze noodzakelijkheid verwittigd waren,
voldeden lachend aan deze uitnodiging en
werden dan ook voor hun welwillendheid
prompt beloond. Païna verscheen op de
drempel der zoiderdeur met een dienblad,
waarop zeven glazen limonade en veertien
koekjes, een gratis versnapering (uit de
boneelkas) voor het geachte publiek, om de
laaiende geestdrift enigszins te bekoelen.
Tien minuten later was de pauze geëin
digd Men mocht de stoelen weer omdraaien
en front maken naar het toneel, dat thans
het Marktplein van Altdorf vertoonde: In
het midden een lange staak, waarop een
gedeukte hoge hoed met een kroon van
goudpapier bungelde, terwijl Genoveva er:
Païn a de wacht er bij hieldienZe waren als
landsknechten vermomd, uitgerust met
bordpapieren harnas en helm. de broeks
pijpen in lange bruine slobkousen gestoken
en gewapend met een soort hellebaarden,
waarmee ze geen raad wisten, een vuurrode
baard en dito knevels maakten ze voor ieder
menschelijk oog onkenbaar. Ze maakten
dreigende gebaren en vertelden elkander,
dat ze iedereen, die de hoed geen eerbewijs
bracht, zouden grijpen en vierendelen In
het bijzonder hadden ze het gemunt op
een brutaien kerel, Teilen ziedaar, ze
hadden de naam nauwelijks uitgesproken, of
daar verscheen. aLs het bekende duveltje
uit de doos, de man met zijn zoontje aan
de hand op het toneel. Natuurlijk was hij
ook thans met kruisboog en pijlkoker ge
wapend. Minachtend keek hij naar de hoed
en naar de beide grimmige wachters,
spuwde vlak voor hen op de grond en sprak
tot zij ii zoon
„Kijk. mijn jongen. Die twee iuiwam-
messen hebben niets anders te doen dan op
een smerige hoed te passen."
Tell jr. stak zijn tong tegen hen uit. Maar
nu kwamen de beide landsknechten in actie;
hun hellebaarden wegzettend, grepen ze Teil
Sr. bij zijn armen en brulden: „Zo. man
netje, hebben we jou eindelijk te pakken!
Wacht maar, dat zal je bezuren!"
Op dit ogenblik verscheen ridder Ru
denz. Bertha en Melchthal met de looppas
op de planken en namen schreeuwend en
gillend aan de strijd deel, een worsteling,
die voor de landsknechten een ongunstig
verloop dreigde te nemen, toen plotseling
van achter de coulissen de roep klonk:
„Maakt plaats voor den landvoogd!"
Dit was de enige regel, die de dichter Guus
van Dommel van den dichter Friedrich von
Schiller overgenomen en letterlijk vertaald
had.
En daar verscheen hij in persoon, de
wrede landvoogd, gekleed in een zilveren
harnas, baret met wuivende haneveren op
het hoofd, hoge leren kappen aan zijn be
nen en ontzaglijke gouden sporen aan de
hielen. Een huzarensabel, die hij omgegespt
had. kwam hem telkens tussen de benen,
als hij een stap zijwaarts deed
„Wat is hier aan de hand? Spreek gij!"
en hij wees op landsknecht Genoveva.
„O, heer, deze landsverrader heeft uwe
hoed niet gegroet, en toen wij hem grepen,
kwamen deze schooiers hem te hulp."
„Zo, zijt gij het Teil?" vroeg Gessier, ter
wijl hij zijn lange zwarte knevels opstreek.
„Waagt gij het, mij te honen? Daar staat de
doodstraf op. Maar ik wil genadig zijn. De
mensen hebben mij verteld, dat ge de beste
scherpschutter zijt. Welnu ik zal je het le
ven schenken, als je een appel van het hoofd
van je zoontje schiet. Maar pas op, mik
goed. want als je misschiet ga je er aan!"
Allen hadden een kring om Teil gevormd,
toen deze nu den landvoogd begon uit te
schelden voor al wat lelijk was. Het stenen
hart van Gessier werd echter niet geroerd,
ijskoud sprak hij:
„Je schiet of je sterft, Teil! Men geve mij
een appel. Waar is de jonge aap?"
Tja, waar was Tell jr.? Men keek rond en
de landsknecht Genoveva ontdekte hem ge
hurkt achter de laatste coulisse. Ze trok
hem bij zijn oor naar voren en schreeuwde:
„Dat mispunt van een Goliath heeft de
appel achter het scherm opgegeten. Het
was zo'n mooie goudreinet. Wat nu?"
Ook Tell jr. huilde: „Ze knijpt met in het
oor! Laat los of ik schop!"
Teil Sr. greep zijn zoontje bij het andere
oor en zei: „Stil maar, ventje. Loop even
naar moeder daar zit ze in de zaal en
vraag haar een andere appel
(Wordt vervolgd#.