De ondergang van de „Simon Bolivar - Prins Bemhard in Gelderland Jaargang lEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad 1 FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne EENIGE KENNISGEVING. Moeder olifant, Lisl, heeft de eer kennis te geven van de ge boorte van een flinke dochter. Amsterdam, 22 November 1939. Circus Strassburger, gevestigd in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam. IN „DE STREEK" (N.H.) IS HET NU DE TIJD VAN DE BLOEMKOOLOOGST. Met schuiten vol wordt de koste lijke groente naar de veiling gebracht DE ONDERGANG VAN DE „SIMON BO LIVAR". Links op de foto ziet men het Nederlandsche mail schip dat slagzij maakt rechts is een Engelsche torpedoboot jager naar overlevenden aan het zoeken, terwijl een vliegtuig het schip hierbij behulpzaam is. DOOR DE WAS VAN HET WATER is onder Abcoude een dijk bezweken, zoodat een polder onderliep. Boven: overzicht van den polder, onder: een der boerderijen, welke blank staan. Z.K.H. PRINS BERNHARD heeft een bezoek gebracht aan de diverse legeronderdeelen in de provincie Gelder land. Eenige officieren worden aan den Prins voorgesteld. door FELIX OTDERRICK. foj ging bij het raam staan, nam het OU de punt tusschen duim en wijsvin- w slingerde het met een lichten zwaai f' de deur. Met een dof-hard geluid •»g het lemmet diep in het hout en bleef jachtjes trillend ln steken. 'Schitterend, schitterend!" riep Bertrand Bestaat er misschien nog een andere "Ptechniek?" ja. Men kan het mes ook bij de ™P vasthouden. Maar dat gaat altijd een rim 'en koste van de exactheid van den 0f zo°ik leE de punt op den top ®un middelvinger en de greep op mijn -Warm. Maar voor deze methode Is de J? Van dit mes al heel weinig geschikt. 1». 'ukt mij die, welke Ik U het eerst ^castreerde." 3" welken afstand moet men gooien kunnen garandeeren dat men zijn :?[j' oen geoefend messenwerper treft m t op een afstanci van vij fentwintlg '«hi volmaal5;t'e zekerheid. De huis- 0' van mijn vader, waarvan ik het L'-l-werpen leerde, maar die was er kunstenaar in wist van een afstand «eertig, ja zelfs vijf en veertig pas een vlak ter grootte van een etensbord met absolute zekerheid te treffen." ..Maar is de kracht, waarmee het mes treft dan nog groot of niet?" „Ja, dat hangt natuurlijk van de scherp te van het mes en de kracht van den wer per af, In elk geval ls er maar heel weinig kracht voor noodig om een vlijmscherp, zwaar mes van dien afstand lil het vleesch te doen dringen. En zelfs zouden bij eenige krachtsontwikkeling ook beenderen, ter dikte van een rib gemakkelijk doorboord worden." Bertrand stond op. „Ik dank U hartelijk voor deze duidelijke en zakelijke uiteen zetting en het bewijs van Uw vaardigheid, Dr. Saad. Abdul Latif Bey en ik hebben weer een heele massa dingen opgestoken, waar een politieman zijn voordeel mee kan doen. Bovendien heeft U er een armen drommel een grooten dienst mee bewezen." „Och, geen dank; het genoegen was ge heel aan mijn kant," lachte de jongeman en nam afscheid. Bertrand richtte zich nu weer tot den rechtercommissaris. ,,U heeft natuurlijk allang de bedoeling van mijn proefnemingen begrepen. Alles wat ons nu nog te doen staat, is het ver gelijken van de vingerafdrukken, die op de punt van het mes voorkomen met die van Ruiz. Komen die niet met elkaar over een, dan kunnen wij dien armen kerel on middellijk in vrijheid stellen." „Ik geloof dat ze juist bezig zijn de foto's te vergrooten." „Prachtig. Zou ik inmiddels nog even met dien jongen kunnen spreken? Misschien in zijn cel?" „Maar natuurlijk." Bertrand zocht Andres in zijn cel op. Voorzichtig begon hij hem over de brieven te polsen. Nauwelijks was hij er over be gonnen of de jongeman herinnerde zich de geschiedenis. Hij vertelde alles wat hij er van wist en zijn relaas maakte op den in specteur in alle opzichten een indruk van oprechtheid. De jonge artist schilderde den woedeaanval van zijn voormaligen chef bij de mededeeling, dat de door hem vermiste brieven zich in Chiquita's taschje bevon den. Hij weidde over de karakter-eigen schappen van den overledene in zulk een bloemrijke taal uit, dat de opmerkzame toehoorder al een heel duidelijken indruk kreeg van de sympathie, waarin deze zich verheugd moest hebben. Hoe het ook zij, het nobele „van^de dooden niets dan goed" kwam bij Andres' betoog al heel weinig tot zijn recht. „Kent U misschien iemand, die Kopolo- vici bijzonder vijandig gezind was en die misschien' dén aanleiding had om hem te dooden, een beleediging oKzo'o?" „Neen, niemand in het bizonder. Hij was bij ons allen gehaat, want hij was een ellendeling en betaalde ons nooit onze gages uit." De inspecteur stond op. „Ik geloof, jon geman, dat U geen reden tot vertwijfeling meer heeft. Ik kan U zelfs eenigen moed inspreken Het is niet uitgesloten, dat ik iets voor U heb kunnen doen. Neen, geen bedankjes; zoo ver zijn we nog niet, Adios". Hij keerde terug naar den rechter en trof dezen reeds aan het bestudeeren van de nog vochtige vergrootingen. Deze ver toonden, ondanks de lichte vervaging ten gevolge van de roteerende beweging een onmiskenbaar verschil tusschen hun teke ning en de dactyloskopische foto's van den iongen artist. „Nu, mijn beste Bey", begon Bertrand, „nu weten we tenminste wie de moorde naar niet is. Rest ons nog uit te visschen wie het wèl is. Het raam tegenover Kopo- lovici's kamer van waar uit het mes gewor pen werd, hoort bij kamer 22. Dat heb ik inmiddels vastgesteld. Probeert U nu eens uit te vinden wie zich op het kritieke oogenblik in dat vertrek bevond. Veel stel ik mij weliswaar daar niet van voor, want ik kan mij niet voorstellen, dat de- dader zich keurig met naam en toenaam inge schreven heeft. Naar alle waarschijnlijk heid heeft hij de kamer betreden en weer verlaten buiten weten van den portier het geen bij dergelijke hotels al heel weinig moeilijkheden oplevert. Maar deze beide vingerafdrukken zullen wij laten vermenig vuldigen en naar den inlichtingendienst van Scotland Yard opsturen. Nietwaar? Stelt U inmiddels alstublieft ook het Spaansche consulaat van de resultaten onzer onder zoekingen op de hoogte, maar voorloopig nog niet officieel. Een paar ophelderingen moeten we immers nog zien te krijgen." Hij nam afscheid van den door den over vloed van gebeurtenissen een weinig ge- schokten beambte en begaf zich naar het Roemeensche consulaat, waar men de bei de in het Roemeensch gestelde brieven aan mijnheer Kopolovici met groote bereidwil ligheid voor hem vertaalde Zij waren van de hand van diens gemalin en bevatten niets, wat voor Bertrand van eenig belang was. Daarop reed hij terug naar Demerdache om te gaan eten. Voor dezen ochtend had hij genoeg gepresteerd. Hij was, eenmaal op het spoor losgelaten, eenvoudig een vol maakte machine en er was een ernstige be schadiging van dit schitterend function- neerend raderwerk noodig om haar tot stil stand te brengen. In elk geval had de plot selinge overgang van het Londensche kli maat naar dat van Boven-Egypte hem sneller vermoeid doen geraken, dan ge woonlijk het geval was. Hij kwam precies op tijd om te consta- teeren, dat Teun van Duren zooeven zijn badkamer verlaten had. „De Groote Gemak zuchtige" had na het vertrek van zijn vriend niets beters weten te doen dan zijn legerstede weer op te zoeken. Bertrand kon slechts zijn hoofd schudden. Om half twee, toen zij nog aan de lunch zaten, verscheen Le Follezou en bracht den inspecteur een kist verrukkelijk geurende Havanna's. De Engeischman was tamelijk zwijgzaam en zichtbaar vermoeid. Le Folie- zou, die nieuwsgierig was iets naders over de reden van de aanwezigheid van zijn vriend in Egypte te vernemen, zag zich genoodzaakt met enkele algemeene, niets zeggende opmerkingen genoegen te nemen. Bertrand repte weliswaar wel van de heroïne-smokkelarij, maar scheen heel weinig lust te gevoelen daarover in bijzon derheden te treden, zoodat de levendige, altijd even nieuwsgierige Franschman niet veel hoorde. „Jullie kent mij toch zoo langzamerhand wel, jongens. Eerst het werk en dan het geklets. Dan mag „De Groote Gemakzucht tige" hier er een van zijn stomvervelende verhaaltjes van maken, waarvoor een en kele verblinde uitgever hem om onbe grijpelijke redenen een hoop geld betaalt. En nu ga ik naar bed. Goeden middag." Onmiddellijk na hem trok ook Chiquita zich terug en de Breton was op zijn vriend Teun aangewezen. „Hoe staat het nu eigenlijk met de aan gelegenheden van onzen ouden vriend Jock?" informeerde de gast oprecht. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5