Schip met lucifers gestrand - Inventariseeren wol-voorraden LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 80ste Jaargang FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne WOL—INVENTARISATIE. Door het Rijksbureau voor wol en lompen van het dep. v. Economische Zaken is overgegaan tot het doen inventariseeren van de in ons land aanwezige voorraden scheerwol. Per bakfiets aangevoerde wol wordt afgeladen om gewogen te worden. IN HET NIBUWE GEBOUW VAN DE RIJKSVERZEKERINGSBANK TE AM- STERDAM werd gistermiddag een fresco van Charles Eijck onthuld, dat door het personeel aan het bestuur is aangeboden. De onthulling. ERGENS IN NEDERLAND. - Ingebruikstel ling van nieuwe barakken van luchtdoelartil lerie door luit.-gen. v. Ermel Scherer, De generaal bezocht ook de keukens. ST. NICOLAAS' EERSTE CONTACT MET ONZE MILITAI REN. De aid. Amsterdam van den Ned. Bond van Ban ketbakkers is druk in de weer met de vervaardiging van speculaas-vrijsters, die tijdens een ontspanningsavond voor rondom de hoofdstad gelegerde militairen uitgereikt zullen worden. HET NEDERLANDSCHE STOOMSCHIP „JEANNETTE" geladen met lucifers is te Vlieland aan den grond geloopen. Indien de pogingen om het schip vlot te sleepen, mislukken zal men de lading op het strand lossen. EEN RANGEEREND TREINSTEL reed gisteravond op het Centraal Station te Amsterdam twee kleine goederenwagens, welke gebruikt werden voor vervoer van vuilnis, in de flank. Een der wagens stortte van den keermuur op straat. De tweede wagen ontspoorde, en werd beschadigd. Persoonlijke ongelukken vonden niet plaats. door FELIX O "DERRICK. Hij was dolblij te hooren dat Bertrand Mar Cairo zou komen en eischte terstond ae eer voor zich op den gewaardeerden Sast te mogen huisvesten. vind het eenvoudig belachelijk, sloth", ™P hij uit,'„dat Jock zich ln dat kippenhok 'ai> jou zou moeten bekrimpen, terwijl ik Wm hier een huis kan aanbieden, dat zoo Wxit en leeg is, dat lk er bij tijden vertwij- van word. Stuur hem maar naar mij toe", Geen haar op mijn hoofd, die er aan I ïf1 zei Teun met groote beslistheid. t.„ 1106 krachtig Maurice ook bleef pro- «Jteeren, Teun was met geen mogelijkheid T"1 Öin stuk te brengen. De eenige con- ~®e. die hij zijn rivaal wilde doen, was deze hem mocht vergezellen naar het i "ion om Bertrand van den trein te ha- «n. Verder beloofde hij hem. dat zij meni- ™h avond samen zouden doorbrengen. Zondag kwam en met hem Bertrand. r* heide boezemvrienden stonden aan het hiMi tation op hem te wachten, een eer- "'8 eind verder stond Saaleh opgesteld. „Halloh sloth! Halloh Maurice!" „Halloh, old man". „Sallaam alelkum, ya ussta Saaleh. Issai- yak?" „El Hamd ui illah! Allah issallimak!" De slanke, bruine hand bewoog onophoudelijk heen en weer tusschen voorhoofd en borst, iederen keer door een kleine buiging bege leid. Saaleh's gezicht straalde, want hij was zeer gesteld op den chawaga Jock, den wijzen, vroolijken, uiterst sluwen Engelsch- man. „En nu vooruit naar je tent, jou „Groote Gemakzuchtige Toen zij in Maurice's auto zaten en over den schitterenden, kaarsrechten Boulevard Malika Nazli suisden, bemerkte de inspec teur eenige verlegenheid op het gezicht van Van Duren en vroeg onmiddellijk naar de reden daarvan. „Wat is er in 's hemelsnaam met jou aan de hand, sloth? Heb je iets op je dikke hart?" „Ik? Niet zóóveel". „Vooruit, voor den dag er mee. Wat be drukt uw ziel. o Groote Gemakzuchtige?" Le Follezou schraapte gewichtig zijn keel en mengde zich in het gesprek: „Het is goed. Jock, dat jij hem eens duch tig onder handen neemt. Hij heeft zich den laatsten tijd verlaagd tot een afschuwelij ken levenswandel Heel Cairo spreekt er schande van. Het beste lijkt mij onder de gegeven omstandigheden, dat wij onmid dellijk rechtsomkeert maken en naar mijn wigwam in Gezirah rijden". Hij speelde op en top de gekwetste zede lijkheid. „Geloof hem niet, Jock", riep Teun uit. „Mijn hart is rein, hoewel niet zoo rein als een week geleden. Ik woon namelijk niet meer heelemaal alleen, maar lk heb een lieve kleine protégé tot gast". „Jij een protégé te gast? En wie is dat dan wel, als ik vragen mag?" „Een meisje, Jock, een Spaansch meisje, dat in groote moeilijkheden verkeert. Neen Jock, stoot mij niet van je af op dit schoone tijdstip van zulk een ruiterlijke be kentenis. Ik wil trachten je de zaak zoo duidelijk en oprecht mogelijk uiteen te zetten. Er woont een jongedame in mijn selamlük, een allerliefste jongedame, die ik langs dezen weg heb trachten te bewaren voor het onheil, dat haar in deze groote stad anders onvermijdelijk getroffen had. En het ergste van het geval is: ik vind het heelemaal niet zoo erg. En ik ben er van overtuigd, dat jij haar ook erg lief zult vin den en zoo aardig mogelijk tegen haar zult zijn". „Mijn zoon, ook zonder jouw wijze lessen weet ik heel goed, hoe ik mij tegenover dames te gedragen heb, zelfs wanneer zij met jou omgaan. Maar vertel mij eens, hoe kon je zoo ver van den rechten weg af raken?" Teun vertelde nu in het kort Chiquita's avonturen, waarmee hij juist klaar was, toen zij de villa bereikten. Abdu stond ln een extra-witte galabijeh voor de deur en groette diep en onderdanig. De montere hondjes blaften een welkom en in de huis kamer was een vorstelijk maal geserveerd. In het midden van het vertrek stond me juffrouw Teresa Sastre, gehuld in een liefe lijk avondtoilet, niet onaardig om te zien. Op haar voorhoofd straalde het diadeem der vroolijkheid en onschuld van haar jeugd, terwijl haar bruin, ovaal gezichtje, bekroond door den sierlijken val van haar glanzend blauw-zwarte lokken, met een glimlach naar den drogen Inspecteur ge richt was. De saamgeknepen lippen van dezen wakkeren man wisten een uiterst realistischen glimlach te produceeren, tot groote voldoening van den gastheer. Met haar diepe stem heette Chiquita den gast welkom en deze antwoordde in vloeiend Spaansch gelijk een Angelsaksische Don Quichotte aan de Dulcinea zijns harten. De maaltijd verliep ietwat plechtig doch niettemin opgewekt. Na afloop verhalen en veel whiskey. Toen de drie mannen een oogenblik pauzeerden, maakte Chiquita op bescheiden wijze haar aanwezigheid ken baar, vastbesloten om in stormloop het hart van den helper in den nood te vermurwen. En zij smaakte het genoegen daarin te sla gen. Bertrand liet zich de geschiedenis van Andres en zijn cholerischen superieur ver tellen voorzoover als het kon volledig en zei daarop voorzichtig: „Wij zullen zien, wat er eventueel aan te doen is, m'n kind. Ik moet mij er na tuurlijk voor hoeden hier geen tactloos heden uit te halen, maar ik zal in ieder geval een poging wagen, als het niet al te moeilijk is". „Olala, Jock, ik had nooit gedacht, dat jij je zoo maar voor den wagen van een lieftallige jongedame zou laten spannen", zei Maurice met een spottenden glimlach. „Wij beiden, de „Groote Gemakzuchtige" en ik, zijn nu eenmaal onverbeterlijke vrouwenslaven. Maar jij, een reeds grijzend man op ouderen leeftijd?!" „Ja, mijn beste man, dat is nu juist een teeken van ouderdom. Maar nu basta met de zakelijkheid. Vertel me nu liever eens hoe jullie het hier maken. Maurice, wat voer jij toch altijd uit?. Ben je nog altijd die arme zwartjes aan het oplichten met je rommel?" „Ja, iets in dien geest zal het wel zijn", lachte de Breton, „ik kan het nu eenmaal niet laten. Maar afgezien daarvan. Jongens, jullie zult mij nu moeten verontschuldigen, ik heb nog een belangrijke zakelijke af spraak bij Groppi. Jullie zullen moeten probeeren het voor vandaag zonder mij te stellen. En morgenavond zijn jullie allen mijn gasten. Afgesproken?" Hij nam afscheid en ook Chiquita trok zich terug. Bertrand en Teun begaven zich naar de veranda en staken in het zacht- glanzende maanlicht een sigaar op. Na een kort stilzwijgen sprak de inspec teur: „Hoor eens even, sloth, die geschiedenis met dien Andrez Ruiz interesseert mij meer dan jij denkt. Niet zoo zeer uit criminolo gisch oogpunt dan wel als ideaal cachet. Er is mij namelijk zeer veel aan gelegen, dat het werkelijke doel van mijn aanwezigheid in Cairo voor iedereen een geheim blijft. Ik zal mij er trouwens toe beperken mij voor te stellen aan den commissaris van politie en den chef van den geheimen dienst. Het meisje weet toch nergens van, hè? Je hebt haar hopelijk niets verteld?!" „Ik, man hoe kom je daar bij? Mijn ken nis van de Spaansche taal gaat, daar zij van enkele dagen geleden dateert niet ver der dan de allerbelangrijkste uitdrukkin gen van het dagelijksch leven: „Ik ben jong, jij bent oud. Onze soldaten zijn dap per Zijn tante heeft een parapluie, maar mijn neef heeft twee tandenstokers". Voor mij op geen stukken na genoeg". (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5