Ineke en Dieneke en haar
pleegkindertjes
Lezen leren
ANEKDOTEN
Het laatste poesje vindt
ook een goed thuis
Onze kleine zus Annèt
Met haar blonde staartjes.
Leert al lezen, 't is heus waarl
Vind je 't nog te zwaar voor haar?
Wees gerust, die kleine puk
Is toch al zes jaartjes!
Onze kleine zus Annèt
Leest al flink de woorden,
Aap - noot - Mies en Whn - Zus - Jet
Met de plaatjes. Wat een pret!
Kom eens bij ons als ze leest
'k Wou dat je 't eens hoorde!
Onze kleine zus Annèt
Is een eigenwijsje
.Pappie" zegt ze, ,,'k lees de krant.
Geef hem mij eens in m'n hand,
'k Lees dan alles wat er staat"
Pa zegt: ..Best. lief meisje".
Onze kleine zus Annèt
Vouwt de krant nu open
Vlug slaat ze de bladen om
Roept dan .Pappie, 'k lach me krom!
Deze krant is fout gedrukt,
U moet een and're kopen.
Wat die grote mensen tooh
Steeds voor geks verzinnen!
't'Zijn maar letters wat je ziet,
Maar de plaatjes vind ik niet.
Enzonder 't plaatje van de aap
Kan 'k toch niet beginnen!"
MARIE MIOHON.
Ingezonden door Annie Klos.
Tuinman: En dit is de tabaksplant; zij
staat in volle bloei".
Jantje: „Och, hoe leuk! En hoe lang
duurt het nu, voor de sigaren rijp zijn?"
Ingezonden door Aukje van der Walie.
„Heeft dit kindje de mazelen al gehad?"
„Stil, spreek niet zo hard. Als hij iets
hoort noemen, wat hij nog niet gehad
heeft, schreeuwt hij er om".
Ingezonden door Bouwe Broers.
Niets schuldig.
Een heer kwam in een restaurant en
vroeg: „Wat kost een broodje met kaas?''
„Tien cents", was het antwoord.
„En een glas bier?"
„Ook tien cents".
„Geef me dan maar een broodje met
kaas".
Nauwelijks had hij dit, of hij zeide: „Ik
zou toch liever een glas bier hebben; kun
je het nog omruilen?"
..O jawel", antwoordde de kellner en gaf
hem het verlangde.
Na dit te hebben leeggedronken, wilde de
heer weggaan, zonder te betalen. De keliner
maakte hem er opmerkzaam op, dat hij nog
niet betaald had.
„Betalen? Waarvoor?"
„Wel, voor dat glas bier".
„Daar heb ik immers dat broodje met
kaas voor teruggegeven!"
„Ja, maar dat hebt U ook niet betaald".
„O, dat heb ik ook niet opgegeten!"
Een poosje geleden heb ik je verteld, hoe er
bij Dieneke thuis drie kleine, snoezige poes
jes waren geboren. Weet je nog wel? Nu, die
zijn nu intusschen zes weken oud geworden.
De beide vrindinnen hebben reusachtig
voor de poesjes gezorgd; iedere morgen zijn
ze samen gaan kijken, of de bakjes van de
melk en het kattebrood soms ook leeg waren
Want. zie je, de poesjes krijgen melk van de
moeder en de moederpoes krijgt weer melk
en ander voedsel van Dieneke en haar mam
mie. Na een poosje zijn de poesjes, die de
allereerste dag net muizen leken, zo rond
als tonnetjes geworden. En liefo, wat
zijn ze toch lief!
Het is een grote vreugde geweest, toen de
meisjes na negen dagen in de schuur kwa
men en Dieneke opeens riep: „O, kijk eens
zeg, van twee zijn de oogjes al open!" Ja
hoor het is waar: het zwartje gluurt heel
listig door zijn oogspleetjes, die pas zijn
opengegaan en het grijsje met z'n donker
blauwe ronde oogjes kijkt al heel dapper de
wereld in. Maar het derde poesje doet net
of het zich van al deze voorlijkheden niets
aantrekt: het heeft de oogen nog stug dicht.
Maar de volgende dag volgt het ook.
Na een week is opeens de kou ingevallen,
's Morgens, toen Dieneke wakker werd, dacht
ze het al: het is zeker winter geworden, want
mijn neustopje is zó koud en ze is weer heel
vlug onder de dekens gekropen, kouwelijk
als alle Indische kindertjes nu eenmaal zijn.
Maar toch is Dieneke's eerste zorg ge
weest: haar poesjes. Vóór moeder nog be
neden was, had ze de heele poezefamilie
met mand en al in de kamer gesleept en
daar lagen ze heerlijk soezerig vlak achter
de kachel, de oude poes spinnend van be
lang.
Wel een half uur zit Ineke in haar eentje
te genieten.
Maar mammie heeft Dieneke al gauw aan
haar verstand gebracht, dat dit niet de
goede manier is: herfstpoesjes zijn niet
sterk en als ze teveel in de warmte zitten,
zouden ze ziek worden. Nee, de poes moet
met haar kindertjes gauw weer in de schuur
terug.
„Sneu, hè?" vindt Dieneke, als ze de ge
schiedenis in geuren en kleuren aan Ineke
vertelt. En die vindt het ook jammer, dat
ze de poesjes niet als levend speelgoed in de
kamer mogen houden. Maar ze begrijpen
toch wel. dat dit niet goed zou zijn.
..Hoe minder je eraan komt, hoe beter!"
zegt de luitenant, die ook al verstand van
poesjes schijnt te hebben. Maar hij pakt zelf
ieder oogenblik zo'n donzig hoopje dier op
en laat het over zijn schouders wandelen.
Als de poesjes vier weken oud zijn, komt
Dieneke's Vader voor de tweede keer een
paar dagen thuis. „Met verlof", zegt Dieneke
plechtig. Ze is haast niet van haar Pappie
weg te slaan en gaat de hele Zondagmiddag
met hem wandelen, zodat Ineke zich echt
verveelt. Maar dat is niets: ze wipt vlug
onder de heg door in de tuin van hiernaast
en zit in een oogwenk bij de poesjes.
O, wat is het toch prachtig herfstweer!
De zon straalt over het weiland, over de
glanzende ruggen van de koeien en over de
grote bossen paarse astertjes, die in de tuin
prijken.
Jammer, denkt Ineke, dat die schalt
aldoor maar in de donkere schuur m
zitten! Wacht, ik zet ze eventjes in hel
netje. En ze voegt de daad bij het i
pakt eerst heel kordaat de moederpoei
en zet haar in de tuin enals ze t
komt om de kindertjes te pakken. 1"'
wel of de poezemoeder haar bedoelin
grijpt; tenminste die pakt ook ee
in het nekvel en helpt mee. Wel e
uur zit Ineke in haar eentje te genie
de leuke, dwaze sprongetjes van
poezekinderen. Ze springen bij de
op, kruipen dan weer onder haar d
pen met koddige wankelende pasj
staartjes steil omhoog, over het gr
botsen dan in hun haast tegen elk r
waarop ze soms omrollen met de poot
de lucht.
Eerst als Moeder roept: „Inekè,, Inek
je eten?" schrikt het meisje op en
naar huis. Maar eerst brengt ze nog
het mandje met de poesjes in de
Want die mogen geen kou vatten
Nog een paar dagen later wacht Itr
Dieneke een moeilijk karweitje. De
gaan „op zicht" bij niemand minder
den commandant van de soldaten,
de boerderij aan de overkant liggen.
De luitenant heeft gezegd, dat de
ten wei een poesje wilden hebben,
dan wilden ze er zelf een uitzoeken.
Dieneke zucht er eens van als
hoort. Want zij had nu juist de aller
liefste voor zichzelf uitgezocht! Maar
mie wil het laatste poesje ook wel
kwijt.
En dus gaan de beide vriendinnen
Woensdagmiddag samen op weg n
boerderij. Tussen zich in dragen ze
der's boodschappen net. En daarin is
gewring en gespring, gemauw en
van belang! Drie springlevende
deren krioelen daar door elkaar,
we onze handen in elkaar vouwen
onder houden", stelt Ineke voor. Eki
doen ze dan maar.
Toch duurt het nog een poos, voor"
de boerderij zijn aangekomen, want je
natuurlijk niet zo hard hollen met
piepende poezen tussen je in.
„De soldaten mogen kiezen", zegt Die
Ineke zegt niets. Zij had zo vr
graag hert lieve kogelronde grijsje
hebben. Maar als Dieneke nu d"
haar poesje ook wü afstaannu,
moet het maar
De schildwacht zegt: „Zo. juffertje
men jullie oms drie konijnen brengen'
weet er zeker al van en nu wil hij
plagen,
„Géén konijnen! Poesjes!" zegt Die
verontwaardigd
„Gunst en gaan die in de soeip?" w
de man door.
Dieneke wordt boos en zegt:
..Onze poezen in de soep? Dat is vals
u!" Maar Ineke lacht en zegt pain
„We mogen ze niet aan den schild
geven. We moeten den commandant
spreken".
„Best, dame!" zegt de schildwacht t
roept iets tegen een anderen soldaat
En twee minuten later staan Inek
Dieneke bij den commandant in het
toortje en wandelen de drie poesjes
bedrijvig over zijn bureau waar al zij
wichtige papieren liggen.
„U mag kiezen", zegt Dieneke da
,Mkx»" zegt de commandant.
„Dan kies ik de grijze. Dat is de
die kan tegen een stootje. En au, inge
mars. want ik heb nog meer te doen!
geant, doe de andere twee weer in I
en geef deze juffertjes ieder een
boek uit de oantine".
Zo gezegd, zo gedaan. En ais
Dieneke lustig knabbelend naar huis
lopen, hebben ze er töoh wei vrede
dat het grijsje bij de soldaten blijft.
Het zwartje en het gevlekte poesje
toch ook héél erg lief, vinden ze.
R. DE RI7YTERV. d.