ïi
Vrijdag 17 November 1939
No. 38
LEIDSCH DAGBLAD
)e „drie G-men" en hun gasten
pOsie Jaargang
De generale repetitie van Willem Teil
1EUQ6
■i (Vervolg i
Op de mime zolder in het huis der fa
milie Sliers heerste grote bedrijvigheid,
flik onder het venster aan de straatzijde
londen zeven blikjes met verf; roode,
|roene, blauwe, gele, bruine, witte en
«arte verf. Een fles half vol terpentijn
glinsterde ln de stralen van een kwijnend
middagzonnetje op de vensterbank en
stelen van een paar penseelen staken
Indagend uit een kom vol vuil water. Dit
gedeelte van de ruimte was het domein
fan Sherlock, die hier zijn schilderatelier
[evestigd had. Tegen de muur, zodat het
[olie licht er op viel. stond een gevaarte,
an latten getimmerd, twee meter hoog en
M. breed, bespannen met grijs pak-
apier. Sherlock, de meester-schilder, ge
kleed in zijn oudste pak en met een afge
dankt keukenschort van zijn moeder voor
»rst en beenen, was ijverig bezig op dit
klak klodders groene, blauwe en bruine
I te smeren. Het kunstwerk was de
ferste coulisse voor het toneel, het moest
de bewonderende toeschouwers de
Illusie van een groep bomen op een rots-
klok schenken.
Padje, die meer in het midden van de
older een soortgelijk geraamte van oude
itten in elkaar timmerde maakte met ha-
en zaag een lawaai, dat het dienst-
icisje, dat op de bovenverdieping de ka-
ki»i s deed, meende dat er een luohtaanval
plaats had.
De beide meisjes, gewapend met naald
|tt sohaar, zaten op een paar lege kisten
pil het andere venster, dat uitzicht naar
p tuin gaf. Ze hadden de moeilijke taak
zich genomen oude plunje met een paar
[ekleurde lappen in Zwitsersche kostuums
b te toveren Bovendien moesten er twee
tidd rpakjes en twee landsknechtunifor-
pien gemaakt worden. Om de werkelijk-
leid zoveel mogelijk te benaderen en in
pijl te blijven hadden ze als voorbeeld een
blaat van „Oud-Beieren" voor zich op de
(rond liggen.
De Kever in zijn functie van regisseur,
bet het door hem geniaal overgedichte
manuscript opgerold als een maarschalk-
|fcif in zijn hand kwam bij de jonge dames
aan.
„Maar Feetje, wij hebben Zwitserse en
leen Beierse of Tiroler kostuums nodig!"
piep hij, toen hij de plaat zag.
„Loop heen, jongen", antwoordde
pee snibbig, want zij kon niet hebben, dat
1 aanmerkingen op haar werk gemaakt
terden. „Dat is allemaal hetzelfde,
niebroeken rode of gele mouwvesten en
torte jekkers met grote benen knopen
oi' de mannen en dan korte rokjes en
varte, met goud afgezette keurslijfjes
oi de meisjes. Het publiek ziet toch geen
'trsehil tussen Beieren en Zwitserland".
„En bovendien, waar bemoei jij je
pee. Kever?" viel Godelinde haar nichtje
„Heb jij verstand van kostuum naaien,
Blijf maar bij jouw dichtwerk, dan heb
genoeg te doen!"
De Kever droop af en ging naar het
fftiidersatelier. De kleurenvirtuoos had
pist met een paar forse, donkerbruine
Penseelstreken zijn kunstwerk voltooid en
stond nu op drie pas afstand er voor, om
de totaalindruk kritisch te beoordelen.
„Wat stelt het voor?" vroeg hem de
regisseur, terwijl hij met zijn maarschalk
staf naar de raadselachtige verf hutspot
wees.
„Heb je geen ogen in je hoofd? Zie je
niet die mooie donkergroene dennen op de
rotsen?"
„Hé, ik dacht dat het een reusachtige
Inktvis was, maar nu jij het zegt. geloof ik
het wel"
Ook George en Goliath, die bezig waren
van stukken karton en zilverpapier een
rldderharnas te modelleren, waren nader
bij gekomen.
„Nee nvaar, Sherlock, hoe is het mo
gelijk dat je zo sprekend een ouden bede
laar uitbeelden kunt! Je moest geen koop
man of detective, maar kunstschilder wor
den", oordeelde George, terwijl hij den Ke
ver een knipoogje gaf.
Sherlock werd woedend.
„Bah!" kreet hij. Als ik jullie niets
naar de zin kan maken, doe het dan zelf.
Daar!"
En meteen wilde hij een veeg bruine verf
dwars over het schilderij geven, maar de
belde kameraden grepen zijn armen, trok
ken hem terug en spraken sussend:
„Zeg kerel, ben je gek! Heb je het
nog niet in de gaten, dat we je maar een
beetje plagen? Jouw dennen en rotsen zijn
prachtig en als je de drie andere coulissen
net zoo mooi schildert, ben je een kraan!"
„Meen je het werkelijk, of is het maar
een grapje?" vroeg de kunstenaar wan
trouwend, maar toch merkbaar gekal
meerd.
„Echt gemeend!" verklaarde George.
„Ga maar zo door. Vier coulissen zijn er
nodig voor de Rüttli, de plaats van de sa
menzwering en die kunnen tevens dienst
doen voor het dal, waar jij Gessier dood
schiet".
,,A propos, heb jij al geoefend in het
schieten van de appel?" vroeg de Kever.
„Nou en of. Met pijl en boog schiet ik
hem op drie f>as afstand van de stoelleu
ning".
„Ja maar je moet hem Goliath van
het hoofd schieten", merkte Padje op, die
zich thans ook bij de groep gevoegd had.
„Alles goed en wel. maar hij wil niet",
zei Sherlock minachtend.
„Wie wil niet? De Appel?" vroeg
Padje onnozel.
„Goliath wil niet! Ik heb het eens ge
probeerd en toen
„En toen heeft ie m'n neus geraakt.
Ik vertik het!" protesteerde de jongen.
„Had niets te betekenen. Ik had een
kurk op de punt van mijn pijl gepoot, dus
kan het geen pijn gedaan hebben".
„Maar ik vertik het toch, als hij echt
met een pijl schiet", zei de kleine man
koppig.
„Nou. dan moet je niet echt met een
pijl schieten Sherlock, maar doen alsof",
besliste de regisseur. „Dat noemen we bij
het toneel een pantomime"
„Goed, dan zal ik de appel met een
pontamime van de kop schieten".
„En dan krijg ik de appel?" vroeg de
gulzige Goliath.
„Ja, mijn jongen, jij krijgt de appel
en je mag hem opeten maar niet op het
toneel, maar achter de coulissen", stemde
de Kever geredelijk toe, blij dat deze on
voorziene moelij kheid opgelost was.
„En nou nog iets, makkers. We hebben
ook nog decors noodig voor het markt
plein in Altdorf, waar de hoed op een
staak staat. Dat zijn dus nog vier coulis
sen. De achtergrond kan voor mijn part
dezelfde blijven, als Sherlock het doek wat
vaag schildert, bijvoorbeeld rotsen en bo
men die in het schemerlicht wij heb
ben immers alleen petroleumlampen in
het voorste gedeelte van het toneel op
huizen, mensen en koeien lijken. Zou dat
gaan, Sherlock?" (Wordt vervolgd».
Sherlock was ijverig bezig klodders verf op het doek te smere»