HM. de Koningin bezoekt de kkinbeeld-tentoonstelling te Amsterdam LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Susie Jaargang FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne W-r- Jfc rh H M. DE KONINGIN BRACHT EEN BEZOEK AAN DE KLEINBEELDTEN- TOONSTELLING IN ARTI ET AM1CITIAE TE AMSTERDAM. Het vertrek van H.M. Achter Haar dr. W. de Vlugt, burgemeester van Amsterdam 3 NOVEMBER, ST. HUBERTUS-DAG, werd te Oirsehot door diverse rijvereenigingen deelgenomen aan de St. Hubertus-jaeht. De meute op de Oirschotsche heide. HET BRITSCHE LEGER IN FRANKRIJK. Uitgerust met waterdichte capes zijn de mannen wel bestand tegen een Buitje. Een oogenblik' rust in den regen. MINISTER-PRESIDENT DALADIER HEEFT EEN REIS GEMAAKT langs de versterkingen, welke door de Fransche troepen zijn aangelegd. De minister in gezelschap van den burgemeester van Straats burg passeert een prikkeldraad-versperring. ONTSPANNING VOOR FRANSCHE SOLDATEN IN EEN KAMP ERGENS IN FRANKRIJK. DE NIEUWE LEIDER VAN HET LEGER DES HEILS gene raal George L. Carpenter werd bij het aanvaarden van zijn taak begroet door officieren van het Leger des Heils. HET BINNENHALEN VAN DE KOOL IN DEN WIERINGERMEER- POLDER geschiedt per slede, daar de kleibodem te week is om een wagen te houden. door FELIX O "DERRICK. 8) Mijnheer Van Duren voelde zich een wei nig verlegen, ofschoon hij wist, dat de dame in kwestie geen woord verstaan had. Mijn heer Le Follezou betrachtte in alle dingen een openhartigheid, die den in Engeland grootgebrachten Hollander altijd in de grootste verlegenheid bracht. „Laat ik jullie niet langer ophouden", zei Le Follezou, kuste Chiquita's handje en schudde de reusachtige knuist van zijn vriend. „Zoo het U, de Groote Gemakzuch tige, mocht behagen, dan zou ik gaarne weer eens iets van U hooren", lachte hij en vertrok. „Amigo, mto", zei de ridder, trotsch op rijn talenkennis en riep den kellner om af te rekenen. Vergenoegd stonden zij op en vertrokken. Zij sloegen de Elfi-Beystraat in en Hepen 'engs de tallooze lawaaiige café's. Geen van heiden wist, waar zij eigenlijk heen gingen, vhiquita was zich bewust van een dank zij een zwaren landwijn ietwat optimistisch getint idee, dat zij nu naar .haar hotel te- tkg moest. In ieder geval begon zij zich hoe langer hoe onzekerder te voelen. Zij liepen door de Sharia Kamel, langs het Shepheards Hotel en belandden op het plein Kantaret el Dekka voor het hotelletje, dat Andres en haar tot nu toe gehuisvest had. Mijnheer Van Duren was juist aan het overleggen, op welke manier hij haar dui delijk kon maken, hoe jammer het was, dat de mooie avond nu al ten einde was, toen zij hem beduidde een oogenblik te wachten en het hotelletje binnenglipte. Nog geen halve minuut later was zij weer terug en begon een bijzonder levendig gebarenspel, waarin ook onze ridder zijn rol kreeg. Zij legde haar hoofdje op de horizontaal ge houden gevouwen handen en begon vervol gens met datzelfde hoofdje heftig te schud den, terwijl zij tegelijkertijd op den ingang van het hotel wees. Hij maakte daar uit op, dat men haar in het hotelletje niet langer onderdak wilde verschaffen en hij herhaal de derhalve het slaapgebaar, terwijl hij eerst op zijn borst, vervolgens in de rich ting van zijn huis wees. Zij wreef haar duim tegen haar wijsvinger en wees opnieuw in de richting van het hotel. Nogmaals haaide hij zijn schouders op. Een beetje ongeduldig maakte zij een gebaar van koffers dragen. Ah ja! Nu, vooruit dan maar. De ridder begaf zich naar den portier en informeerde hoe de zaak nu eigenlijk in el kaar zat: „Maar monsieur, weet U dan nergens van? De partner van deze jonge dame is vandaag wegens moord op zijn directeur ge arresteerd." „Sapristi. En wat nu?" „De dame en heer wonen sedert 1 April bij ons in het hotel en hebben tot nu toe nog geen centime betaald. Onze manager heeft ons opdracht gegeven om „Onzin. Hoeveel bedraagt de schuld van de dame?" „Ik heb de rekening hier klaar liggen. Ziet U eens." „Waarom staan er twee kamers op haar rekening?" „De andere is van mijnheer Andres Ruiz, om U te dienen, monsieur." „Leg daarvoor dan maar beslag op die koffers van hem of voor mijn part op het gebit van zijn grootmoeder. Haalt U de ba gage van de dame naar beneden, haar ka mer zal ik betalen. Wel, komt er wat van?" De portier zag de energieke, massieve kin en den rustigen. koelen blik van den vreemdeling en begreep, dat hij niet met een groentje te doen had. In een ommezien stonden de koffers klaar en mijnheer Van Duren betaalde de rekening en gaf een matige fooi. Troubadour Teun van Duren trok met de bekoorlijke Chiquita alias Teresa Sastre naar Demerdache, waar hij een alleraar digst landhuis in bungalow-stijl bewoonde, dat hij gehuurd had van een rijken Egypte naar. Het bezat, zooals het meerendeel der huizen van Mohammedaansche burgers, een van het hoofdgebouw streng gescheiden bij gebouw, het zoogenaamde semaiük, dat tot huisvesting van de gasten dient en boven dien tot taak heeft te verhinderen, dat de ze met de volgens de zeden der Islamieten geheel in het verborgen levende vrouwen in contact komen. Hij had dit semaiük tot verblijf voor eventueele gasten laten In richten en was, dank zij deze omstandig heid, in de gelegenheid, zijn bekoorlijke gast bij zich op te nemen zonder met eenigen fatsoennorm in strijd komen. Op dat oogenblik sliep de arme Andres in een kale cel, nadat hij zich uren lang op zijn ongewone legerstede om en om gewor pen had. gepijnigd door kommervolle ge dachten. Onder wilde uitbarstingen van woede, dof voor zich uit staren en veel tra nen was de avond verstreken, want het is hard in een kooi te moeten zitten voor een te boeten raadselachtige misdaad, zonder hulp, zonder vrienden en zonder sigaretten, prijsgegeven aan duistere machten. Waar was dat mes toch vandaan gekomen? Wie had het hem gegeven? Had hij werkelijk den cholerischen dikzak om het leven ge bracht? Of was er nog iemand in het ver trek geweest? Den geheelen middag was hij ondervraagd door den bronskleurigen ef- fendi en hij kon toch niets anders doen dan uitentreuren de heele geschiedenis te vertellen. Wat zou de volgende dag hem brengen? was de zwartgallige vraag, die hem, toen hij insliep, vervolgde in zijn zware droomen. Ach, die droomen! Zijn avondeten was weinig, maar zwaar geweest en had in samenwerking met zijn al te pri mitieve legerstede een ongunstigen invloed op zijn droomleven. Vandaar dat don Ruiz zichzelve op het schavot zag, gehangen, ge vierendeeld, verbrand en geradbraakt. Zijn zuidelijke phantasie, door angst en emotie van vleugels voorzien, tooverde hem de wildste schrikbeelden voor oogen. Herhaal delijk stiet hij een hartverscheurend gejam mer uit en dan kwam de vriendelijke zwarte cipier en riep door het luikje van de cel: „Maaleesch, maaleesch", waarmee men in den Oriënt menschen op hun gemak stelt. Trapt men zijn naaste bijvoorbeeld op zijn ëksteroogen, dan zegt men in zulk een ge val eveneens slechts „maaleesch", wat dan ongeveer beteekent: „hindert niets". Twee uur sloeg het, toen de kleine Chi quita haar mooie hoofdje op een sneeuwwit kussen, door den pikzwarten Abdu, den huisknecht, plichtsgetrouw verzorgd, neer legde in een der ijlings in orde gebrachte logeerkamers in het bijgebouw van trouba dour Van Duren's huis. De troubadour zelf stapte in zijn slaapkamer op dat oogenblik met groote zorgvuldigheid uit zijn tropen- costuum, hulde zijn ver van hoekige li chaam in een zijden piama en zette koers naar de badkamer. De laatste vermeldens waardigheid van dezen voor hem reeds zoo bewogen dag was, dat de schoone Andalu- sische van de aanwezigheid dezer badkamer niet de minste notitie had genomen en met zuidelijke nonchalanche regelrecht den weg naar haar bed was ingeslagen. Slechts de noordelijke mensch is zoo vuil, dat hij zich ieder oogenblik meent te moeten wasschen; de zuidelijke kent echter de gevaren van het veelvuldige wasschen en gedraagt zich daarnaar. Gapend bereikte Teun van Duren zijn bed weer. sloot het muskietennet en sluimerde degelijk en droomloos den ochtend tege moet. Heerlijk. Zijn oude vriend Bertrand van Scotland Yard evenwel zat op zijn bureau en schreef hem een brief. Toen het in Demerdache reeds twee uur was, was het in Scotland Yard pas elf. Of nu Cairo op Londen drie uur voor is, dan wel Londen eenentwintig op Cairo, dat zal wel altijd onbeslist blijven. Wie weet er per slot van rekening nu nog hoe destijds de zon is begonnen op te gaan, voor of achter Cairo! Alweer een nieuw raadsel dezer wereld. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5