Zaterdag 4 November 1939 No. 36 LEIDSCH DAGBLAD )e drie G-men" en hun gasten Oste Jaargang Voorbereidingen voor een schitterende toneelvoorstelling ANEKDOTEN IIUIP (Vervolg) In een handomdraai waren de leden der menclub verkleed, de meisjes liefst in annenkleren en de jongens in vrouwen- tëtuums. En nu haalde Sherlock zijn ondharmonica uit de zak, nam plaats op porten van een ladder, die tegen de uur stond en speelde met veel talent en wijding een tango. Toen was met één een alleraardigst balmasqué aan de ng! )e baboe had zich intussen van haar hrik hersteld. Ze hurkte nog altijd op de mpel, raapte de scherven bijeen en ichtte: „Astagé! Anak-anak itoe gila be- r. Toen eindelijk Sherlock buiten adem het trument van de lippen nam en de dolle ns ophield, sprong de Kever op de kist brulde: „Stilte, dames en heren! Ik heb een te!" „Een idee, een denkbeeld!" verbeterde de ver, ,,en wel een geniaal denkbeeld, zoo- jullie dat van mij gewend ztjtHet is n grandioos plan betreffende de werk- am heden van onze club, en de uitvoering n dit plan zal onze roem wijd en zijd rspreiden. De verklederij heeft een licht mijn brein ontstoken". ..Klets niet, ezel, maar schiet op! Zie niet dat we van nieuwsgierigheid bran- n", riep George, toen de spreker een pau- maakte. )e Kever wierp hem een bestraffende ik toe en vervolgde: „Een maskerade, zo maar in het wilde :ft geen zin. Wij moeten er systeem in engen. Ik bedoel, elk masker moet een paald persoon voorstellen". O zo. nou snap ik het!" riep Sherlock tdriftig. „Je wilt ons een historische tocht door de stad laten maken". George brulde van het lachen en de lisjes gichelden. De Kever echter hield h goed en sprak met waardigheid: „Nee, kerel, daar zullen we ons niet n wagen. Een historische optocht eist ire costuums, uniformen, pruiken, paar- n en wagens. Waar halen we die van- iti? We zouden ons maar beiachglijk iken". „Nou wat wil jij dan?" vroeg George, ilk wil toneel spelen, een drama opvoe- voor onze familieleden en een paar enden, weet je. Die kijken niet zoo kri- ch naar onze costuums en zijn gauw te- tien, als we maar goed spelen. Hoe vin- jullie dat idéé?" „Zalig!" verklaarde Genoveva. „Schattig!" gaf Godelinde te kennen. „Hoera! Toneelspelen, dat is net iets mij!" riep Sherlock en ook George en ine Goliath toonden uitbundig hun inge- ftenheid met het voorstel. -Goed, dat is dus'afgesproken! stelde Kever vast en hij maakte een Koninklijk .r, als stond hij reeds op het toneel, it zullen wij kiezen? Ik heb gehoord, dat Adam in Balling schap van Rembrandt heel mooi moet zijn, opperde Sherlock. Ajakkes nee, protesteerde Genoveva huiverend. Die paradijs-kostuums zijn hele maal niet aardig. Daar doe ik niet aan mee. Ik ook niet. verklaarde Godeline beslist. De Kever keek Sherlock weemoedig aan, draaide zijn duimen om elkander en sprak: Sherlock, je bent en blijft een kameel! Ten eerste is Adam in ballingschap niet van Rembrandt, maar van Vondel. Dat moest jij, een Nederlandse jongen, toch weten. In de tweede plaats zijn de toneelstukken van Vondel niet meer in de mode. Zeg, wie van jullie heeft er heus een stuk van Vondel uitgelezen?Dacht ik het niet! Niemand, nou ik ook niet. Dus moeten we iets anders nemen, wat meer in de smaak valt, iets heldhaftigs. Zeg nou maar, wat je op het oog hebt, bromde Padje, die aandachtig geluisterd had, maar nu ongeduldig werd. Als je nog langer zwamt en er om heen draait, gooi ik je van de kist af, dreigde „Nou dan. hebben jullie weieens van Willem Teil gehoord?" Wat zijn jullie ongeletterde wezens toch opstandig, voer de Kever rustig voort. Maar ik zal jullie niet langer op de folter bank laten. Nou dan. hebben jullie wel eens van Willem Teil gehoord? Willem Teller? Meen je dien appel koopman. die op het Leidscheplein in Am sterdam den smeris doodgeschoten heeft, die hem opbrengen wou, omdat hij zijn zoontje met een rotten appel gooide? Tja, ik heb de geschiedenis in een roman gele zen, verklaarde hij, toen de clubleden hem sprakeloos van verbazing aankeken. Goeie hemel! schaterde George, zodra hij zijn mond weer roereiPkon. wat ben jij thuis in de wereldgeschiedenis! Dat heb je zeker in een van jouw gekke romans gelezen? grijnsde de Kever. Helemaal niet gek. verdedigde zich Sherlock, een fijn detective-verhaal, reus achtig interessant, drie moorden en een samenzwering. Ik zie het al, je hutselt weer eens een paar geschiedenissen door elkaar. Sherlock. De samenzwering is natuurlijk die van de eedgenooten op de Rütti. Die spelen wij, maar de drie moorden laten we weg. be halve de dood van Gessier, den landvoogd, verklaarde de Kever. Geraden! juichte Sherlock; justement. Gessier heette de Smeris, die doodgeschoten werd. En hoe zat het nou wel met de rotte appel van Willem Teller? In de eerste plaats was die appel niet rot. en ten tweede heeft Willem Teil zo heette de man, onthoud dat goed niet met die appel gegooid, maar haar van het hoofd van zijn zoon geschoten met een pijl. Precies! tja nu herinner ik me de hele geschiedenis weer, maar het was niet op het Leidse plein in Amsterdam, maar er gens in het heidense Australië. De Kever gaf het op de begripsverwar ring in het brein van zijn makker recht te zetten. Hij zei alleen maar: Willem Teil is de nationale held van Zwitserland, net als de Ruyter onze natio nale held is. Hij was de beste schutter van zijn land. Met pijl en boog? vroeg Sherlock. Da's fijn! Laat mij maar de rol van Willem Teil spelen. Ik kan mét de kattapült goed over weg. De rolverdeling komt later aan de beurt. Eerst moeten jullie allemaal het to neelstuk kennen. Ken ik al, zuchtte Godeline. In de Duitse les hebben we er een paar stukken uit moeten lezen. Het is een erg vervelend stuk van Schiller. Nou ja, als je het in een vreemde taal moet lezen is er niet veel aan, maar wij spelen het natuurlijk in het Hollands en we laten alle vervelende scènes weg, we ver anderen het en maken het toneelstuk inte ressanter, verklaarde de Kever nadruk kelijk. Wij verbeteren Schiller, grijnsde George, terwijl de anderen luid applaudis seerden. Oké, zei Padje, maar vertel eerst eens, waarom die Willem Teil dien Gessier otn zeep bracht. Ja juist, waarom? viel hem Sherlock bij. Die kinderen zijn stapelgek. (Wordt vervolgd). Ingezonden door Aukje van der Walle. Onderwijzer: „Alle voorwerpen, waar wij doorheen kunnen zien, zijn doorschijnend. Karei, noem mij eens een voorbeeld." Karei: „Een ladder. Meester." Ingezonden door Marietje de Mooy. Brutaal. Commissaris van politie: „Weet je, waar om je hier voor me staat?" Zakkenroller: „O ja, omdat u me nog geen stoel hebt aangeboden." Ingezonden door Annie Olivier. In de klas. De meester heeft dikwijls over het slechte schrift van Gerrit geklaagd. Nu is dit weer het geval. Meester: „Gerrit, wat schrijft je slecht! Die drie is precies een vijf". Gerrit: „Hel is een vijf". Meester: „Maar Gerrit toch. Een vijf? Het is precies een drie!" Ingezonden door Marietje Lagerwij. Wim (die de veldwachter tegenkomt): „Veldwachter, ik heb geen rijwielplaatje." Veldwachter: ..Daar moet je boete voor betalen." Wim: „Maar ik heb ook geen fietsl"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 15