Duitsche bommenwerper neergehaald - Britsch schip getorpedeerd LEIDSCH DAGBLAD TWeede Blad 80ste Jaargang FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne JONG LEVEN IN ARTIS. Eenige dagen geleden zijn in Artis twee Nijlgau-antilopen geboren. Een der beestjes met den oppasser. DE OPPERBEVELHEBBER. GENERAAL 1. H. REIJNDERS woonde in de resi dentie de wedstrijden bij, welke de kring Den Haag van den K.N.Z.B. organiseerde ten bate van de afdeeling O. en O. Op de tribune 2e van rechts jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, generaal Reynders. kapitein Paters en geheel links kapt. Lotsy. „DE OUDJES DOEN HET NOG BEST.De Amsterdamsche brand weer is begonnen met het beproeven van de brandwaterriolen en brandput ten, waarvoor het oude materiaal weer eens van stal is gehaald. Een der „oudjes" uit 1900, tijdens het werk voor het Koninklijk Paleis op den Dam. HET BRITSCHE STOOMSCHIP MAGDAPUR breekt in tweeën, nadat het door een duikboot tot zinken is gebracht. De foto Is genomen door een der leden van de bemanning, van de reddingboot uit IN DE LAMMERMUin HILLS IN SCHOTLAND WERD EEN DUITSCHE BOMMENWERPER GEDWONGEN OM TE DALEN, HET VLIEGTUIG WAS DOORZEEFD MET KOGELS. TWEE LEDEN DER BEMANNING WERDEN GEDOOD, EEN WERD GEWOND EN DE PILOOT BLEEF ONGEDEERD. HET VERNIELDE VLIEGTUIG. WAS VAN RIJN EN WAAL. De weg Zevenaar-Lobith was door de overstrooming onberijdbaar. Nu het water eenigermate gevallen is kon de bus op dezen weg haar dienst weer hervatten. De veerpont legt echter nog 50 m. meer landwaarts aan dan normaaL door FELIX ODERRICK. 4) •Neen! Ditmaal zal ik ons geld uit dat oude nijlpaard persen, al moet hij er zijn laatstp hemd voor verkoopen. Ook al is hij "ergens te zien tenslotte moet hij toch vandaag nog in zijn hotel terugkomen en daar ga ik pU heen en wacht hem op. Car- ramba!" Don Andres wierp een blik op de fraaie hjden das. die hij op zijn geelroode blouse d'oeg. trok zijn jasje aan en ging op weg. wist, dat zijn chef in hotel „Bellevue" woonde. Met wiegenden tred schreed hij door de 42 graden van den Egyptischen „"d-April-middag, langs den heerlijk geu- „n.den Ezbekijehtuin door het bonte gewe mel van de Ataba el Kahdra naar het Ka- "oarplein, waar naast het pralende Sy rische warenhuis een weinig beschroomd kleine hotel „Bellevue" staat. De Grieksche portier informeerde water ju zijn dienst was en Don Andres vroeg de directeur Kopolovicl aanwezig was, Het antwoord luidde ontkennend. Don Andres zou wachten. Vastberaden strekte hij zich uit in den rieten stoel, waarop de indrukwekkende taak rustte het kale woonvertrek het aan zien van een elegante hall te geven. Daar hij zich begon te vervelen pakte hij een antiek exemplaar van de „Bourire", het tijdschrift dat de geheele Oriënt van At tisch zout voorziet en verdiepte zich vlijtig in de anecdotes op zoek naar één, die hij nog niet kende. Veel tijd behoefde hij evenwel niet aan zijn lectuur te besteden. Reeds na tien mi nuten daagde mijnheer Kopolovici op, stoof omvangrijker dan ooit langs hem heen, en waggelde ijlings een merkwaardige com binatie van blauwvos, tapir en eend de trap op naar zijn kamer op de eerste ver dieping. Andres verhief zich zonder over bodige haast van zijn zetel, inspecteerde zijn eeuwig-onberispelijke uiterlijke ver schijning en ging zijn chef achterna. Bij de deur van no. 10 gekomen, klopte hij aan, interpreteerde een allesbehalve blijmoedig gegrom als een uitnoodiging en stapte de kamer binnen. „Bonjour, mon directeur!" „Wat mot Je?" „Ach, mijnheer de directeur, ik zou U willen. „Hoe haal je het in je hoofd mij hier lastig te vallen! Ik heb geen minuut tijd. Kom vanavond maar op mijn bureau". „Dat is uitgesloten, mijnheer de direc teur Ik moei absoluut wat geld hebben. Ons hotel geeft ons geen cent crediet meer n Chiquita en ik moeten toch ook leven." Mijnheer Kopolovici die van deze nood zakelijkheid geenszins overtuigd was, acht te het momenteel geraden een jovale hou ding aan te nemen, hoewel hij graag een oorvijg uitgedeeld had. Glimlachend zei hij „Maar natuurlijk, mijn jongen, dat is immers jullie goed recht; ik sta toch al aardig bij jullie in het krijt; er is al een chèque voor mij onderweg, die komt stel lig nog met de post van vanavond. Morgen ochtend zal ik die direct bij de bank In- casseeren en dan krijgen jullie wat je toekomt. Op het oogenblik kan ik echter geen seconde verloren laten gaan. Dus tot vanavond." Don Andres mocht jong zijn, zijn geest was helder en volkomen ingesteld op der gelijke moeilijkheden, terwijl hij op het gebied van Kopolovicische beloften een rijke ervaring had. Het verhaal van de chèque kende hij dan ook van buiten. Daarom stond hij dan ook als een rots in de golf van Biscaje en wist van wankelen noch wijken. Zijn besluit was genomen; Geld moest hij hebben, geld op tafel!! Het middageten was meer dan karig geweest en zijn maag begon al weer te knorren. En dan de arme Chiquita! Zag zij niet vol vertrouwen op tot hem, haar ridder en beschermheer? Had zij hem niet vol trots zien wegschrijden naar het hol van den leeuw, den blauw-gelen nijlpaardleeuw, om hem zijn buit te ontrukken? Weliswaar was de vijand sterk en sluw, maar hij, An dres, moest een zwakke plek zien te vin den, moest nóg sterker, nóg sluwer zijn. Plotseling herinnerde hij zich de brieven. Misschien waren het wel heel belangrijke brieven, waar de directeur heel wat voor over had. Nu moest hij aanvallen! „Het doet mij erg veel plezier, mijnheer de directeur, dat wij morgen een hoop geld zullen hebben, maar helaas hebben we vandaag ook al honger en willen we van avond kunnen optreden, dan moéten we nu iets eten. En onze hotelrekening moe ten we ook betalen, anders zetten ze ons nog op straat ook". De cholerische superieur kreeg hevige moeilijkheden met zijn geduld. Zijn trein ging om acht uur zevenenvijftig, naar Mansurah, waar hij vrienden had. wier bescherming hij in den komenden tijd bit ter noodig zou hebben Hij moest voorloo- pig zoo grondig verdwijnen, dat hij zelfs voor den heer Mandrldes onvindbaar zou zijn. Van Mansurah uit kon hij dan zorg dragen voor den verkoop van de rest der verborgen waar, die ruim veertigduizend pond waard was. Voer hem lag een geopend valies met eenreserve-costuum; uit de kast had hij wat linnengoed genomen. „Ik heb U zoo even gezegd", snoof hij, „dat ik op het oogenblik werkelijk geen minuut te missen heb. Komt U om vijf uur terug." „Om vijf uur? Best, mijnheer de direc teur. Dan kom ik om vijf uur terug en wat ik zeggen wilde misschien breng ik dan meteen dat stelletje brieven mee, dat ik vanmiddag op het tooneel gevonden heb, met Uw adres Mijnheer Kopolovici vloog overeind. Had hij goed gehoord? „Brieven?" schreeuwde hij. „Wat voor brieven? Ja zeker, ik heb een paar belang rijke brieven verloren. Waar heeft U ze? Geef ze mij." Aha. Dus inderdaad belangrijke brieven Daar moest hij van profiteeren. De brieven kun je krijgen, jou oud nijlpaard, maar je zult er voor moeten dokken. „Op het oogenblik kan ik ze U tot mijn grooten spijt niet overhandigen. Chiquita bewaart ze namelijk in haar taschje, maar ik zou ze nu kunnen gaan halen en ze U om vijf uur kunnen brengen dat wil zeggen, wanneer U mij Uw schuld be taalt." In den heer Kopolovici ziedde een vul- caan. „Jou ellendige imbeciel!" kreet hij. „Heeft die os mijn brieven en laat ze me daar bij die ezelin liggen. Haal ze onmiddellijk. Neem een taxi en zorg dat je binnen vijf minuten terug bent, ontzaglijke idioot". Was dat wel verstandig van mijnheer Ko polovici? Andalusisch bloed, al komt het slechts uit Barcelona, kan onder dergelijke omstandigheden slechts één ding doen: gaan koken en dorsten naar het oneindig veel minderwaardiger bloed van den tegen stander. Verontwaardiging en protest stroomden uit des jongelings mond. maar zijn woordenvloed werd gestuit door een exemplaar van „La Bourse", dat zijn ra zende chef hem naar zijn hoofd gooide met de woorden; „D'r uit, eendvogel. En haal als de weerlicht die brieven." Hoe onverstandig van mijnheer Kopolovici Is immers de eer niet gelijk een teer plan tje, uiterst kwetsbaar? Mag men een no- belen jonkman uit het land van de eer ongestraft dergelijke beleedigingen toevoe gen? Wie haat zaait, zal haat oogsten. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5