Voedselvoorziening in oorlogstijd LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Woensdag 25 Odober 1939 Minister Steenberghe over Land- en Tuinbouw Aspirik Onze buitenlandsche politiek Financieele steun op groote schaal is noodig De boer heeft recht op een redelijke belooning voor zijn arbeid Vergadering der Hollandsche Maatschappij van Landbouw Lof en vertrouwen in minister Van Kleffens DAGBLADRECLAME Deze moet op 100 millioen gulden worden geschat. De minister van economische zaken. mr. M. P. L. Steenberghe. heeft gisteravond een rede voor de radio gehouden, waarin hij o.m. zeide: De ook in ons land door den oorlog inge treden buitengewone omstandigheden, heb ben reeds in vrijwel iederen tak van ons bedrijfsleven haren nadeeligen invloed doen gelden. Het probleem der voedselvoorziening is sinds einde Augustus zeer sterk op den voorgrond getreden en dat in verband hier mede de regeering tal van maatregelen heeft getroffen, die in het bijzonder voor den land- en tuinbouw en dus voor u van belang zijn. Het is nu vooral mijn voorne men aldus spreker een inzicht te geven in de bedoeling, die bij de regeering bij het nemen van de maatregelen voorzit. Ik heb in de laatste weken nogal eens opmerkingen hooren maken, die den indruk geven alsof de Nederlandsche landbouw sinds het uitbreken van den oorlog de moeilijkheden zoo ongeveer te boven zou zijn. Ik zou niets liever willen dan dat ik dit standpunt volledig als juist kon erken nen. Voor dergelijke optimistische beschou wingen bestaat naar mijn meening helaas echter nog niet veel reden. De landbouw vindt niet steeds in alle kringen van Neder land de waardeering waarop hij recht heeft. Tijden als deze, waarin de beteekenis van onzen landbouw voor de voedselvoorziening zoo veel duidelijker tot ieder spreekt, dragen ertoe bij deze waardeering te vergrooten. Thans blijkt voor ieder hoe nauw de belan gen van alle groepen der Nederlandsche bevolking samen zijn verbonden. Maar dit neemt niet weg. dat de financieele uitkom sten van het bedrijf over het geheel, zonder de regeeringsbemoeienis, helaas nog weinig bevredigend zijn. Om u dit aan te toonen. zal ik de positie van de verschillende onder deden van land- en tuinbouw achtereen volgens nagaan. Wij zullen beginnen met den akkerbouw', den tak van landbouw, die in de gunstigste positie verkeert. Immers de graanprijzen in het buitenland zijn vrij sterk gestegen. Eind Augustus, dus vóór den oorlog, bedroegen deze. b.v. voor tarwe plm. f. 3.50 en voor rogge f. 3.00. Thans zijn deze tot plm. f. 6,00 respectievelijk f. 5,35 opgeloopen. Indien men nu echter bedenkt, dat de laatste vastgestelde aankoopprijzen f. 11.voor tarwe en f. 9.— voor de rogge bedragen, dan ziet men. dat de prijzen, die men thans voor buitenlandsche granen moet betalen, nog zeer laag zijn en zelfs nog lang niet voldoende zijn om de productiekosten te dekken. Door de sterk verhoogde vrachtprijzen en de hooge verzekeringspremies zijn de aanvoerkosten enorm toegenomen. Hieruit volgt, dat de hoogere aanvoerkosten een is, zou verminderen, mogelijk, dat de graan prijzen uitmaken. Men moet er dan ook ernstig rekening mede houden, dat, indien t.z.t. na den oorlog deze kosten wederom tot een normaal peil zouden terugloopen, de graanprijzen een gevoeligen terugslag zullen ondervinden. Het is intusschen bij een langeren duur van den oorlog, wanneer de overvloed van granen, die er nu nog in ae geheele wereld is, zou verminderen mogelijk, dat de graan prijzen nog verder stijgen. Voor den zui veren akkerbouw, die mooie prijzen voor zijn producten zou kunnen maken, zou dit een voordeel zijn. Maar de granen worden nu eenmaal ook als voedergranen in de vee houderij gebruikt. Dit nu zou geen bezwaar zijn. indien de veehouderij haar producten ook voor aanmerkelijk hoogere prijzen zou kunnen afzetten. Om de kansen hierop te kunnen beoordeelen. moeten wij den toe stand en de vooruitzichten voor de vee houderij bezien. Wat de melkveehouderij betreft, is er al heel weinig reden om deze optimistisch te beoordeelen. Als men ziet naar het voornaamste product, de boter, dan blijkt, dat op het oogenblik niet meer dan de helft van de productiekosten door de verwachte opbrengst in het buitenland wordt gedekt. Immers de commissie-notee-*' ring voor Nederlandsche boter is 80 ct. per kg., terwijl de binnenlandsche groothan- delsprijs vanaf 19 October j.l. op f. 1,60 is gesteld. Er is dus een toeslag van 80 ct. per kg. noodig om de productiekosten te dekken. Hieruit volgt, dat het een eerste vereischte is. de productiekosten voor de melkvee houderij niet hooger te maken dan noodig is. Met de kaas- en melkproducten is het gelukkig wat beter gesteld. Ook de varkenshouderij heeft bij den afzet in het buitenland met bijzondere moeilijkheden te kampen. De buitenland sche prijzen zijn nog immer van dien aard, dat de productiekosten hier te lande niet worden gedekt. De binnenlandsche prijzen zijn daartegenover zoowel voor varkens als de betere soorten rundvee redelijk. Ook de pluimveehouderij, die een groote verbruikster van voedergranen is. verdient de aandacht. In hoeverre de pluimveehou ders hoogere prijzen voor de voedergranen kunnen betalen, hangt grootendeels af van de vraag, of zij ook een hoogeren prijs voor de eieren zullen kunnen maken. De ont wikkeling van de prijzen in het buitenland moet worden afgewacht en ook omtrent het binnenlandsche prijspeil, dat met den exportprijs ten nauwste samenhangt, is thans nog niets met zekerheid te zeggen. De productie is namelijk zoo groot, dat deze nooit alleen in het binnenland kan worden afgezet. Voortgaande kwam spreker tot den land bouw met de onderdeelen bloembollenteelt, boom- en bloemkweekerij. Ik behoef er niet over uit te weiden, zoo zeide hii. hoezeer deze bedrijfstakken, welke zoo sterk op export zijn aangewezen, door den oorlogs toestand zijn getroffen. De export van bloembollen en van boomkweekerij gewassen naar verschillende landen ligt geheel stil. Vergoeding hiervoor in den vorm van meer afzet in het binnenland bestaat voor deze bedrijfstakken vrijwel niet. Ook voor de bloemkweekerij zijn in de komende maan den groote moeilijkheden voor den afzet in het buitenland te verwachten. Den tuin bouw treft door de exportbelemmeringen eveneens bijzondere tegenslag. Dat het dezen bedrijfstakken niet mogelijk zal zijn, zonder hulp van regeeringswege. dezen voor hen zoo bijzonder moeilijken tijd door te komen, behoeft geen nader betoog. Uit het beeld, dat ik van den toe stand voor den land- en tuinbouw heb gegeven, zal zijn gebleken, dat er aller minst aanleiding is. zich op het stand punt te stellen alsof alle moeilijkhe den sinds 1 September j.l. plotseling zijn overwonnen. De regeering zal er mede rekening moeten houden, dat nog op groote schaal financieele steun voor den land- en tuinbouw noodig zal zijn. Bij de thans geldende prijsverhoudin gen moet deze nog op ongeveer 100 millioen worden geschat, indien er geen verdere tegenvallers komen. Ik behoef niet te zeggen, dat thans, nu de voedselvoorziening voor mensch en dier met producten, welke ons eigen land op brengt. van zoo groote beteekenis js ge worden. de aandacht van de regeering er meer dan ooit op is gericht, dat de land bouw een krachtige positie inneemt. Op tal van wijzen heeft de regeering van dit stre ven blijk gegeven. In de eerste plaats heeft zij maatregelen genomen ten aanzien van de prijzen voor de producten. Tot een verhooging van de oorspronke lijk vastgestelde richtprijzen met f. 1 is in middels ook ten aanzien van gerst, haver, aardappelmeel en suikerbieten besloten. Verhooging van de aankoopprijzen voor peulvruchten en eenige andere producten wordt voorbereid. Voor de aardappelen is een samenstel van maatregelen getroffen. Tot steun aan de markt zal een hoeveelheid consumptie aardappelen door de regeering worden aan gekocht. terwijl aan de telers van wie niet wordt opgekocht een garantieprijs in uit zicht is gesteld. Voorts kan voor de aard appelen. die niet voor aankoop en garantie in aanmerking komen, een den&turatietoe- slag worden gegeven. Ook voor de goed gekeurde pootaardappelen is een prijsrege ling getroffen. Gij zult het aldus spreker wel niet altijd eens zijn met al mijn beslis singen. Waar zooveel tegenstrijdige be langen moeten worden verzoend kan dit ook moeilijk anders. Maar ik mag O Vandaag is in „Krasnapolsky" te Amster dam de 150ste algemeene vergadering ge houden van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. In het middelpunt der be sprekingen stond het vraagstuk van de voedselvoorziening in oorlogstijd. De voorzitter der maatschappij, de heer F. den Hartog, constateerde in zijn ope ningsrede. dat- het intreden van den oor logstoestand de verhoudingen radicaal heeft gewijzigd. Gingen we tot voor kort gebukt onder de lasten van een „te veel" van bijna elk pro duct. thans houden wij ons bezig met de vraag, hoe we met de beschikbare voorraden mensch en dier op de beste en meest econo mische wijze zullen voeden. De regeering heeft gelijk gehad, toen zij in 1931 begon maatregelen te treffen ter voorkoming van een algemeene ineenstorting van de sa menleving ten plattelande. De les van den vorigen wereldoorlog heeft niet geheel haar uitwerking gemist. Is het onze dure plicht als goede vaderlanders aan de oplossing van het vraagstuk der voedselvoorziening ten volle onze medewerking te verleenen en met alle ons ten dienste staande mid delen er naar te streven om uit onzen bo dem te halen wat er in zit, aan de regee- wel venvachten, dat gij de overtuiging zult hebben, dat de rcgecring uw be drijf en uw gezin in dezen rampspoe- digen tijd zoo goed mogelijk zal hel pen. in de vurige hoop, dat spoedig betere tijden voor de menscliheid aan breken. Het wachten daarop valt ons dikwijls lang. Wij zullen daarom juist thans ons telkens weer moeten voor houden: niet de mensch, maar God regeert deze wereld. Laten wij, gesterkt door dit geloof, de toekomst vol ver trouwen tegemoet gaan. Toont gij van uw kant uw nationale solidariteit door opgewekt en zonder kleinzielig gemop per uw werk te verrichten ten bate van onze geheele Nederlandsche gemeen schap, van vfi? u uw rechtvaardige belooning ontvangt. TABLETTEN 1686 (lngez. Med.) ring is de taak de voorwaarden te schep pen, die het mogelijk maken dien plicht te vervullen. En nu vragen wij, aldus spreker, geen fancy-prijzon, zooaals we die in de vorige oorlogsperiode wel hebben gekend, maar wel vragen wij prijzen, waarbij dc noodzakelijke productiekosten worden ver goed en waarnevens voor den boer een re delijke belooning openblijft. Wij vragen geen oorlogswinst, doch we willen af van de crisisverliezen. Ten zeerste betreurde spr. het, dat men in regeeringskringen niet onmiddellijk heeft ingezien, dat de veran derde omstandigheden veranderde maat regelen vragen en dat men, alleen reeds uit tactische overwegingen, de „het-water-tot- aan-de-lippen-poLitiek" niet zonder verwijl vaarwel heeft gezegd. Gelukkig is er in het standpunt der regeering een kentering ten goede waargenomen. Van belang is nu nog dc vraag of de nieuwe koers wordt ge stuurd. alleen uit een oogpunt, van tactiek, dan wel of een principieele wijziging in de landbouwpolitiek hiermede wordt ingeluid, en men dus voortaan het standpunt zal in nemen, dat ook de boer recht heeft op een redelijke belooning voor zijn arbeid. In dit verband oefende spreker critiek op de prijs regeling voor den oogst van 1940. Vastgesteld kan Intusschen worden, dat het zuivere akkerbouwbedrijf en tengevolge van de stijging der wereldmarktprijzen en in meerdere mate nog tengevolge van d'e, bij gebrek aan invoer van buiten-af, ge stegen behoefte aan eigen producten in het binnenland, met meer zekerheid omringd is. dan tot voor kort het geval was. Dit geldt ook, zjj het niet in zoo sterke mate, voor het gemengde bedrijf. Voor de vee houders zijn de perspectieven niet zoo hoopgevend Allereerst zullen waarschijnlijk groote moeilijkheden worden ondervonden, in verband met het tekort aan veevoeder, terwijl voorts de prijzen, welke voor de verschillende veehouderij producten zullen zijn te maken, mede zullen worden be- heerscht door de mogelijkheden, welke de export biedt. Bedenkt men daarbij nog, dat door gebrek aan krachtvoeder de productie vrij sterk zal stijgen dan moet men wel de conclusie trekken, dat er voor de veehou ders voorshands geen reden tot enthou siasme bestaat. Spr. memoreerde nog het 25-jarig be staan van den keuringsdienst Zuid-Holland en het 40-jarig jubileum van het centraal bureau en sprak de hoop uit, dat beide in stellingen haar zekenrijken arbeid in het bc-lang van onzen boerenstand tot in lengte van jaren zullen kunnen voortzetten. Na behandeling der huishoudelijke pun ten hield Ir. T. P. Huisman, voedselcom- missaris voor de provincie Zuid-Holland, een inleiding over de voedselvoorziening in oorlogstijd. Aan het voorloopig verslag van de Tweede Kamer over het derde hoofdstuk (buiten landsche zaken) is het volgende ontleend: Zeer vele leden verklaarden dat zij met voldoening den huidigen minister als hoofd van het departement hadden zien optreden. Algemeen verklaarde men met waardee ring te hebben kennis genomen van de stappen, welke mede van Nederlandsche zijde werden ondernomen tot behoud van den wereldvrede, eerst in den vorm van den bekenden vredesoproep van zeven staats hoofden. later in dien van het aanbieden van goede diensten door H M. de Koningin en Z.M. den Koning der Belgen. De zelfstandigheidspolitiek. door de re geering met betrekking tot de internationale aangelegenheden gevoerd, had de instem ming van alle landen. Voor de zorgvuldigheid, door de regeering betracht bij het treffen van de noodige maatregelen om onze neutraliteit naar alle zijden te beschermen, bracht men haar gaarne hulde. In dit verband stelde men er prijs op, ook bij deze gelegenheid uiting te geven aan zijn waardeering voor de groote toewijding, waarmede leger en vloot zich van hun taak kwijten. Opgemerkt werd voorts, dat het bij een beweerde schending van onze neutraliteit door een der bij hef conflict betrokken partijen niet op den weg der tegenpartij ligt. te trachten op grond van haar eigen oordeel ons land tot het aannemen van een bepaalde houding te bewegen. Sommige leden meenden, dat Nederland onverzwakt zal moeten vasthouden aan den regel. dat. het geheele luchtgebied boven het land en boven de territoriale zee tot zijn rechtsgebied behoort. Zeer veie leden gaven als hun meening te kennen, dat de voor de hand liggende vraag, of er in de huidige omstandigheden nog wel aanleiding is. den Volkenbond in stand te houden, in bevestigenden zin moet worden beantwoord Dat. gelijk wel beweerd wordt, onze neu- traliteit niet met de positie van Nederland rds lid van den Volkenbond vereenigbaar zou ziin, meenden vele leden te moeten ont,- Vpnneo. Eenige leden achtten het nood- "aVpiiik rtpt, Nederland zich mede ter de- "in lijn nep'-gliteii, nnmiddel- ïiiv -ut den Volkenbond r»n"*trokt. BEPERKING DEP OPENBARE MEENïNGSEITTSG. Zeer vele leden verklaarden het ernstig te betreuren, dat blijkbaar niet door allen in den lande wordt gevoeld, dat de neutrali teitspositie welke wij ons welbewust hebben gekozen, ook zekere beperkingen oplegt met betrekking tot de openbare meeningsuiting Het spreekt wel vanzelf, dat er geen enkel bezwaar tegen bestaat, dat de pers van welke richting ook ook thans haar ziens wijze openbaar blijft maken over de staat kundige stelsels, welke in de bij het conflict betrokken landen toepassing vinden. Doch zij zal bij haar berichtgeving en bij haar bespiegelingen de noodige matigheid moeten betrachten, voor zoover die de oorlogvoe rende partijen als zoodanig betreffen. Na tuurlijk wil dit zeggen, dat zij niet ten volle critiek zou mogen oefenen op de maatrege len, welke de belligerenten ten opzichte van ons land. met name ten opzichte van onze scheepvaart, nemen. Zij zal echter groote omzichtigheid moeten in acht nemen bij de bespreking van den oorlog zelf, van zijn oorzaken en zijn beloop. Zij zal zoo objectief mogelijk moeten blijven en zich van elke ophitsing moeten onthouden. In het bijzon der de natlonaal-socialistische en de com munistische pers geven, naar werd opge merkt. in dit. opzicht van weinig verant woordelijkheidsbesef blijk. Doch ook bladen van andere richting toonen te dezen aanzien een bedroevend gebrek aan zelfbeheersching Gaarne zouden deze leden, vernemen, of naar het oordeel der regeering de ervaring, welke met betrekking tot zekere bladen tot dusver is opgedaan, geen aanleiding behoort te geven, tegen dezen aanval op onze neu traliteit van binnen uit krachtige maat regelen te nemen. HANDEL EN SCHEEPVAART. De oorlogvoerenden zijn geneigd, aldus verscheidene leden, aan het economisch be sluit van de neutrale staten eischen te stel len, welke in het volkenrecht geen enkelen grondslag vinden en door die staten dan ook niet aanvaard kunnen worden. In het huidige conflict zal naar hun mcening de regeering ongetwijfeld het standpunt in nemen. dat zii zich bij de regeling van onze handelsbetrekkmgen met de oorlogvoerende partijen niet door de bPlangen van welke dier nart.iien ook laat beïnvioiden doch als eenic richtsnoer neemt de helangen van onze eigen volkshuishouding. Als onze eco nomische belangen floor oen der oorlogvoe rende partijen worden getroffen, staat het bij uitsluiting aan ons te beoordeelen, hoe daartegen zal worden opgetreden en zal de tegenpartij zich van elke inmenging behoo- ren te onthouden. Met name zal deze daar aan ook ten aanzien van zich zelf geen consequenties kunnen verbinden. Zoo zal zij. wanneer wij door een blokkademaatregel getroffen worden, zeker niet kunnen verlan gen, dat wij, ten koste van onze eigen voor zieningen, dezelfde hoeveelheden zouden blijven uitvoeren als voorheen. In dit verband vroegen vele leden in het bijzonder de aandacht voor de feiten, dat verscheidene van onze handelsschepen zeer geruimen tijd voor onderzoek zijn vastge houden, dat ladingen geheel of gedeeltelijk in beslag werden genomen en dat zelfs post- zendingen van boord werden gehaald, een en ander ten deele of geheel in strijd voor zoover het de genoemde postzendingen be treft zelfs in flagranten strijd met de positieve normen en met den geest van het internationale recht Gaarne zouden de hierbedoelde leden ver nemen. wat de regeering neeft gedaan ter bevordering van een wijziging van dezen ongewenschten toestand. EEN ORANJEBOEK? Van verschillende zijden werd de vraag gesteld, of de regeering den tijd nog niet gekomen acht voor het uitgeven van een Oranjeboek, waarin wordt weergegeven al hetgeen door haar in verband met de hui dige internationale omstandigheden is ge daan en waaruit zou kunnen blijken van den geest van volkomen zelfstandigheid en on afhankelijkheid van buitenlandsche invloe den, welke by het nemen van de vereischte beslissingen en het treffen van dc noodige geachte maatregelen heeft voorgezeten. DE VERHOUDING TOT BELGIË. Algemeen gaf men uiting aan zijn vol doening over de goede vriendschap, welke tusschen Nederland en België bestaat. Gevraagd werd ook. of de regeering reeds inlichtingen kan verstrekken met betrek king tot de uitvoering van de in het begin van dit jaar tot stand gekomen overeen komst inzake de Rynvaart. waarbij de be langen der Belgische en Nederlandsche zee havens geiykeiyk in het oog werden ge houden. BELASTINGVLUCHT. Eenige leden stelden de vraag, of niet mede voor de departementen van buiten landsche zaken een taak moet worden ge acht te zyn weggelegd op het gebied van het tegengaan van belastingvlucht. Gevraagd werd. of er geen aanleiding is, de restitutie door de Spaansche regeering te bevorderen van de kosten van transport en onderhoud van Soaniaarden, die destüds 'n het gebouw van het Nederlandsche gezant schap te Madrid asyl hebben gezocht, welke kosten over 1936 niet minder dan ruim f. 70.000 beliepen. Spr. herinnerde er aan, dat sinds de» vorigen oorlog onze bevolking met 37 pet. is toegenomen, terwijl de cultuurgrond slechts met 14 pCt. in oppervlakte is ver groot. Deze cUfers laten zien hoe ernstig het probleem thans geworden is en welk een zware plicht thans op den Nederland- schen boerenstand is komen te drukken. De huidige situatie nader beschouwend, zeide spr., dat voor de broodvoorziening 35 pCt der tarwe van Nederlandsche oogst af komstig is. Wij zyn dus voer 65 pCt. op invoer aangewezen. Door de voorzorgsmaat regelen van de regeering behoeven wij ons echter voorloopig over deze 65 pCt. geen zorg te maken. Hierdoor blijft ook de roggeproductle van eigen land practisch volledig voor de vee voeding beschikbaar. De regeering heef*, meer voor de bevoorrading van veevoeder gedaan dan in het algemeen wordt aange nomen. Ook de aardappelen en peulvruch ten geven ons geen zorg daar wy hiervan meer dan voldoende verbouwen. Met be hulp der invorderingsmaatregelen en de veevoederdistributie en by dc aardappelen de denaturatietoeslag en enkele andere maatregelen, wordt gezorgd dat voor men- scheiyke consumptie voldoende beschik baar blyft en alleen het overige voor ex port en veevoeder wordt bestemd. De meening ls zeer verbreid, dat onze zwakste positie ligt by den zeer belangrij ken invoer van krachtvoedermlddelen en van grondstoffen voor de oliebereldlng enz. waaruit de eiwitjfyke krachtvoeders als bij product afkomstig zyn, Dit inzicht ls inderdaad juist, want 70 pCt. van de krachtvoedermlddelen ls van invoer afkomstig en als de rogge door ge brek van invoer van tarwe voor mensche- lijke consumptie moet worden bestemd zou een nog grooter percentage van het benoo- digde krachtvoer van overzee moeten wor den betrokken. Dit ziet er zeer ernstig uit, doch wnj doen goed niet alleen naar het krachtyoer maar naar al het voeder van ons vee te kijken en de belangrykheid van den invoer naar dit totaal af te wegen. Naar spr.'s taxatie gebruikt de geheele Nederlandsche veestapel jaarlyks een hoe veelheid voeder, waarvan de zetmeelwaar- de ongeveer neerkomt op 6 a 6Vs millioen kilogram. Vergeleken met dit kwantum be draagt de invoer slechts 25 a 30 pCt. en met de zelf verbouwde rogge er by, onge veer 33 pCt. De Nederlandsche veeteeltproductie zou bU gesloten grenzen tot 2/3 moe ten worden ingekrompen. Dat wil in tusschen niet zeggen, dat het rundvee, de varkens en het pluimvee, ieder voor een derde van invoer afhankelijk rijn. Indien geen invoer van krachtvoeder plaats vindt en de rogge voor mensche- lijke consumptie moet worden beschik baar gesteld, zal volgens sprekers taxa tie by gelijk blpvende inlandsche pro ductie de rundveehouderij met 11 a 12 pCt. moeten inkrimpen, de varkens houderij met 55 pCt. en de pluimvee houderij met 80 en 85 pCt. De export van varkensvleesch (bacon) en eieren zal dan niet alleen volledig moeten ver vallen, doch het Nederlandsche volk zou zijn consumptie aan varkensvleesch en spek met 25 pCt. en van eieren met 50 pCt. moeten inkrimpen. De boterexport is grooter dan de verla ging, welke in die omstandigheden de pro ductie waarschyniyk zou ondergaan, doch doordat de margarine grondstoffen voor 100 pCt. van invoer afkomstig zyn en dus op volledig achterwege blyven daarvan ln het ernstigste geval moet worden gerekend, zou de volledige boterexport hier moeten blijven en noodig zyn om in het tekort van oliën en margarine en andere vetten te voorzien. Er zou dan nog een tekort aan vet overblyven. In deze omstandigheden van minder vleesch, eieren en vet zullen de overschotten van kaas en melkproduc ten de onontbeeriyke aanvulling moeten verschaffen. Al deze berekeningen zyn gebaseerd op de veronderstelling, dat de binnenlandsche productie gelijk blyft, doch als de invoer wordt belemmerd, zal ook de kunstmest- voorziening ernstig ln het gedrang komen, daar Inzonderheid by de phosphorzuur- en kalivoorzlening ons land van invoer afhan- kelijk is. Spr. legde er den nadruk op, dat het kunstmestprobleem in zyn vollen omvang eigenlyk veel belangrijker is dan de invoer van krachtvoedermlddelen, daar de kunst- mestvoorziening niet alleen beslissend Is voor 75 pCt. der totale veevoederbehoefte, afkomstig van eigen land, doch ook voor de productie van suikerbieten, consumptie aardappelen, peulvruchten en vooral tuin- bouwgewassen, rechtstreeks bestemd voor menscheiyke consumptie. Een gebrek aan kunstmest zal de pro ductie veel sterker doen dalen dan zal overeenkomen met het volledig achterwege blyven van den Invoer van krachtvoeder- middelen. Indien wij ons ten deze op het ergste zouden moeien instellen, zou de akker bouw sterk moeten worden uitgebreid en de veeteelt sterk moeten worden in gekrompen en zouden wij ons in zekere mate op vegetarisch dieet moeten in stellen. Zoolang echter eenige Invoer blijft be staan, is het noodig voor de vet- en eiwit- voorziening vooral op een lntensiveering van den voederbouw ten behoeve van het rundvee en de varkens aan te sturen. Spr. besloot zyn betoog met een ernstig beroep op de medewerking van alle boeren tot verhooging van de productie van den Ne- derlandschen bodem oncentreer cp het krachtigste reclame-middel 2—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 10