Ineke en Dieneke helpen mee Hoe ze voor de soldaten zorgen In mobilisatietijd moet ieder zijn best doen De schedel van Berlioz Een poosje geleden heb ik je verteld, hoe Ineke en Dieneke voor het eerst naar school zijn gegaan. Wat een prettige dagen hebben zij gehad en wat hebben ze wel niet allemaal geleerd! Woordjes zoeken op de leesplank en cijfers natekenen en vers jes zingen! En de juffrouw heeft zó mooi verteld! Ineke en Dieneke zijn dolblij, dat er een grote school is. Maar och, wat jam mer is dat nu: als de school precies een week aan de gang is, worden ze 's morgens om negen uur weer naar huls gestuurd. „De school moet helemaal leeg", vertelt Ineke thuis „want er moeten smaldaten in". „Soldaten' verbetert Dieneke, „Nou ja, soldaten dan. Een heleboel man nen met grijze pakken aan en mutsjes op. Ze reden in een wagen en ze schreeuwden heel hard en lachten zo! Maar ze hebben ons een hand gegeven en waren erg aar dig!" „En ze gingen In de klas zitten" weet Ineke verder te vertellen. Zomaar ln de banken, maar dat was een grapje. Later werden de banken eruit gesleept en toen gingen de soldaten op de grond zitten". „Ja en er ligt nu overal stro. Daar slapen ze op. hebben ze gezegd. Zou het waar zijn?" „Zeker" zegt Ineke's Moeder. „Er is mobi lisatie. Dat Is een moeilijk woord, dat jullie niet hoeft te onthouden. De soldaten blij ven een klein poosje in jullie school, maar later gaan ze weer weg en dan kunnen jullie weer beginnen te leren". „Fijn" zucht Dieneke. „Ik vind het niets leuk, dat de soldaten er zijn. U wel, Me vrouw?" Nee, Ineke's Moeder vindt het ook lang niet prettig. Ze kijkt ernstig en zegt: „Kijk eens, het is heel erg verdrietig, dat het mo bilisatie is. Maar de soldaten kunnen dat niet helpen. Daarom mogen we er hen niet kwaad om aankijken, vind je wel?" „O nee!'' zegt Dieneke en ze vertelt, dat ze juist erg vriendelijk heeft gekeken, toen ze samen voor de school stonden en de sol daten naar binnen gingen. En dan vertelt Moeder verder nog dat de Koningin ge vraagd heeft, of iedereen zich dapper en flink wil houden in deze moeilijke tijd. „iedereen, daar horen alle kleine meis jes dus ook bij", zegt Moeder. „Dapper en flink zijn en écht meehelpen". Ineke en Dieneke moeten er eens even over peinzen, wat dat betekent: écht mee helpen. Je kunt het zien aan haar gezicht jes, die heel ernstig staan. Als ze na het eten nog even buiten mo gen spelen met de autoped, zegt Ineke te gen Dieneke„Zouden w ij de soldaten kunnen helpen? Maar hoe dan?" „Ik weet heus niet" zegt Dieneke „of ja, daar bedenk ik me iets: zullen we morgen naar de school gaan en vragen, of we de kopjes mogen afwassen en de bordjes en de lepels en vorken en zo?" „Tja maar zouden de soldaten wel kopjes hebben? Ik geloof, dat ze uit kroe zen drinken, zeg. Van die grote, tinnen kroezen. „Nou, die moeten toch ook afgewassen? Of niet?" „Helemaal niet! Als ze vuil zijn, bergen ze ze zomaar op ln hun rugzak. En dan drinken ze er later maar zó weer uit!" „Daar geloof lk niets van" zegt Dieneke; ze trekt haar grappig neusje op en schudt haar krulletjes „bah, was vies!" „We zullen het eens vragen" besluit Ineke voortvarend. En met het vaste voor nemen om echt mee te helpen, gaan de twee vriendinnetjes die avond slapen. De volgende morgen zijn ze al vroeg bij de hand. „Moeder, ik moet heel vlug eten" zegt Ineke, wantnee, lk zeg lekker niets!" „Mammie, hoef lk nu niet zo'n erg volle beker melk, want ziet u...." begint Die neke. Maar dan lacht ze eens en zwijgt verder. Om acht uur holt Ineke de tuin in en daar, bij het hekje, staat haar vriendin haar al op te wachten. „Ik sta hier al een hele tijd" zegt Dieneke „want lk was zó vroeg, zó vroeg.... érg vroeg". „Hoe vroeg dan wel?" „O, zes uur geloof ik. Ik sta hier ten minste al tien minuten en nog véél langer. Ga je mee?" En dan wandelen ze samen weg met de armen om eikaars schouders geslagen. Maar bij de school is niet veel te zien. Er staat maar één soldaat op wacht en verder lijkt de hele school wel leeg. Dat is een teleurstelling. „Waar zouden ze zijn?" zegt Ineke. „Vragen?" stelt Dieneke voor. „Goed". De soldaat ziet er lang niet boos uit. Hij heeft een rood, bol, vriendelijk gezicht. Ineke en Dieneke gaan dapper op hem af, en dan zeggen ze allebei tegelijk: „Meneer, waar zijn de soldaten?" De man moet erom lachen. Hij buigt zich diep voorover, tikt de meisjes eens vriendelijk op de wang en zegt: .Allemaal weg, zusjes. Wat woucn jullie dan met de soldaten?" „Helpen!" zeggen Ineke en Dieneke tege lijk. „Zo, zo, wouen jullie helpen! Dat is lief hoor! Maar wat wou je dan doen?" „De kroezen afwassen" zegt Dieneke dap per. „O, maar dat hoeft niet hoor, dat hoeft niet. Ze zijn zó mooi schoon. Kijk maar". En de vriendelijke soldaat haalt een kroes uit zijn ransel en laat hem zien. Ineke en Dieneke bekijken de kroes van binnen en van buiten. Hij glimt als een spiegel. „Zie je nou wel" zegt Dieneke en Ineke moet toegeven, dat de soldaten helderder zijn dan ze gedacht had. Als ze zich samen over de kroes buigen, strijkt de soldaat even met z'n hand over Ineke's blonde haar en zegt: „Zo'n blondje heb ik ook thuis". „Hoe oud is het blondje?" vraagt Ineke eigenwijs. „Meneer, waar zijn de soldaten?" Richard Strausz, de grote componist, werd eens op de thee genodigd door een Jonge man, die zich verbeeldde, schlttterend te kunnen componeren, maai' er ln werkelijk heid niet veel van terecht braoht. Nadat hij den meester een paar van zijn stukken had voorgespeeld, ging de jonge man naar een glazen kastje, waarin een schedel stond. .Kijkt U eens" zei hij trots, „dit is de schedel van den groten componist Berlioz". „Hoogst interessant", antwoordde Strausz, ,.enhebt U die hier altijd in uw muziek kamer staan De jongeling knikte. „Nu, dan zal hij wel van tijd tot tijd met de tanden knarsen", zei Strausz glim lachend. ,,'sKijken.zes jaar geworden. Ze ls juist naar de grote school". „Gunst, wij ook" zegt Dieneke. Maar nu de soldaten er zijn, kunnen we er niet in, begrijpt u". „Ja". De soldaat zucht ervan en dan zegt hij: „Kijk eens". En hij haalt een porte feuille uit zijn zak en laat een foto'tje zien van een klein, blond meisje met haar moe der. „Dat is mijn blondje zegt de soldaat". Maar juist als ze het kiekje bekijken, klinken er stappen. Een troepje soldaten komt er aan en de schildwacht steekt zijn portefeuille weg en gaat haastig in de houding staan. En Ineke en Dieneke stap pen opzijZe willen niet in de weg lopen, want dit ls geen helpen natuurlijk! Als Ineke en Dieneke een uurtje later in de tuin aan het spelen zijn, roept Ineke opeens: „O, kijk zeg, daar gaan de solda ten!" En ze trekt Dieneke mee naar het lage hekje, dat de tuin scheidt van het grote weiland. Daar, heel in de verte, zien ze een hele troep soldaten optrekken, ge wapend met allerlei Instrumenten en kij kers. En twee mannen hebben zich van het troepje afgescheiden en komen hun' kant uit. „Zouden ze hier komen?" „Het lijkt wel, hè?" Ja hoor, de soldaten komen recht op het hekje toe. En als ze vlak bij zijn, roept een van hen: „Zeg, Zus, mogen we misschien een beetje water?" En hij steekt twee veld flessen omhoog. Dat is leuk! Nu mogen ze tóch nog helpen! „Natuurlijk" zegt Ineke „geeft u mij de flessen maar".. „Ieder één'' vindt Dieneke. En de meisjes hollen trots als pauwtjes met de dikbuikige flessen naar moeder. Dieneke's mammie is in de keuken be zig en ze lacht, als ze de flessen ziet. „Moe ten ze gewoon water hebben of misschien liever koffie?" vraagt ze. „Ik zal eens gauw vragen" zegt Dieneke. „Dat hoeft niet, hoor. Als soldaten om water vragen, bedoelen ze altijd koffie of thee" zegt moeder. „Ik zal het maar In schenken. Wacht even. Nu wat suiker en melk erbij. En hier zijn een paar biscuitjes. Kijk. op een schoteltje. Die mag Ineke dra gen". „O, wat lief van u!" zucht Dieneke. „U bent een schat, hoor" zegt Ineke. „Vooruit nu maar. Anders worden de sol daten ongeduldig". Ja, ja, we gaan al!" En de meisjes lopen vlug weer naar het hekje, waar de soldaten staan. Dieneke draagt de veld flessen in een doek (want die zijn nu erg heet!) en Ineke de biscuitjes. „We hebben koffie!" roept Dieneke al uit de verte. „Is dat goed. of moest het water zijn?" „Koffie is best" zegt de eene soldaat. Tjonge, jonge, daar boffen we effentjes! Dank je wel. Jongedame. En ook nog koek jes erbij. Jij ook wel bedankt, blondje". Ineke en Dieneke stralen van trots. En als de soldaten weer weggaan naar de an deren, staan ze nog een hele tUd bij het hekje te wuiven. „Morgen brengen we weer koffie!" roept Ineke. „Als het mag!" roept Dieneke. „Het mag natuurlijk. Morgen vraag ik aan mijn moeder". „En dan overmorgen weer bij mij". Zingend gaan Ineke en Dieneke naar huls terug. Ze vinden het fijn, dat ze tóch mochten meehelpen! 3.. DE RUYTERv. d. FEER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 18