Vrijdag 29 September 1939
No. 31
De avonturen van ae „drie G-men"
80ste Jaargang
De Kever verricht een heldendaad, doch Padje
raakt bij Els uit de gunst
Boer Steensma en zijn
buurman
Een jongensverhaal door M. E. L. Hektor.
3) (Sloti
Maar Padje deed als hoorde hij haar
niet. Hij lag breeduit in het raam, de dikke
kop met beide handen steunend.
Toen Els zag, dat hij alleen maar grijns
de, stak ze de tong tegen hem uit. Dat was
het gunstige ogenblik voor den Kever, om
haar genegenheid te winnen.
„Laat dien lafaard naar de pomp lo
pen, Elsje!" sprak hij heldhaftig. „Ik zal
Manies naar beneden halen."
En de daad bij het woord voegend, be
gon hij tegen de gladde stam op te klaute
ren. Sherlock meende hem te moeten
waarschuwen.
„Kevertje ik zou het niet doen! Je
zult je nek breken. Denk er om, het is een
oude iep en ze kon wel eens de iepziekte
in haar borst hebben."
Maar onze, acrobaot luisterde niet naar
hem. Hij was een beste gymnast, en had
reeds in het circus bewezen waartoe hij
in staat was, toen hij voor den leeuw de
vlucht nam, en thans dreef hem niet de
vrees, maar de liefde omhoog. Halverwege,
op een dikke tak, rustte hij even uit en
keek naar boven. Bij zijn nadering was het
poesje steeds hoger geklommen. Het was
blijkbaar de kluts helemaal kwijt en wist
niet meer wat het deed.
Sherlock nam de gelegenheid waar om
nog eens te waarschuwen. Met een graf
stem als een aanspreker riep hij: „Wees
verstandig, Kever! Het is je dood! Kom
naar beneden, anders krijg je een ongeluk
net als onze vorige leerling Piet. Die wou
een vlieger uit een iep halen, viel natuur
lijk naar beneden en brak een been en
twee ribben."
„Hou je mond toch dicht, ezel!" siste
Els. „Je zou hem met je geschreeuw ze
nuwachtig maken!" Ze volgde in zenuw
achtige spanning elke beweging van den
jongen in de boom.
„Laten we een deken halen dan kunnen
we hem er in opvangen, als hij naar be
neden tuimelt," stelde haar broeder voor.
Het bleef echter bij de goede bedoeling,
want geen van beiden wilde het strijdperk
verlaten, zelfs Padje niet, die zich na het
vertrek van zijn vijandin weer naar bui
ten gewaagd had.
„Bravo, Kever!" riep Els geestdriftig.
De Kever had de bovenste takken be
reikt, en omdat het katje niet verder te
rugwijken kon, was het binnen het bereik
van zijn hand gekomen. Met een forse
greep pakte hij het dier bij een poot en
trok het naar zich toe, waartegen Manies
protesteerde door een geluid te maken als
een leegloopende syphon spuitwater. Daar
trok zich de Kever echter weinig van aan.
Hij stopte het beestje in zijn borstzak en
knoopte de jas dicht. Toen begon de af
daling. Een tak brak onder zijn voeten af. I
„Pas op!" kreet Els verschrikt, maar
de Kever hield zich stevig met belde han
den vast en sloeg zijn benen om de stam.
Toen hij de volgende lagere tak bereikt
had, stopte hij, boog zich voorover en
riep:
„Wat zei je, Els?"
„Ze zei: pas op!" loeide Sherlock.
Toen keerde hij zich weer naar zijn zuster
en sprak hoofdschuddend.
„Zie je wel. dat het afdalen het ge
vaarlijkste van alles is? Dan gebeuren
juist de meeste ongelukken bij die beroer
de iepen. Onze leerling Piet is ook bij het
omlaag klimmen gevallen en heeft een
been en twee ribben gebroken"
waar hij het versufte katje aan
Els overhandigde.
Na dit gezegd te hebben, keek hij weer
omhoog in afwachting van het dramati
sche slot, waardoor zijn sombere voorspel
ling vervuld zou worden. Hij werd echter
teleurgesteld, want de Kever bereikte
zonder ongeval de begane grond, warn hij
het versufte katje aan Els overhandigde,
die het dier aan haar borst drukte en op
het snuitje zoende. Toen drukte zij den
dapperen jongen de hand en dankte hem
met tranen in haar oogjes voor de redding
van haar lieveling.
Padje en haar broer keurde zij geen blik
waardig. Met vlugge stappen verdween zij
door de achterdeur In het huis en liet
zich die middag niet meer zien.
Padje toonde, dat hij van elk schaamte
gevoel ontbloot was, want hij ging kalm
zitten en lachte alleen maar, toen Sherlock
hem een lafaard noemde. Sherlock echter
erkende volmondig, dat de Kever een
prachtkerel was, de trots van de G-men-
club, en sedert dien voegde hij, die tot nu
steeds het grootste woord op de vergade
ringen gehad had, zich naar de aanwijzin
gen van zijn vriend, als een goed soldaat
naar de bevelen van ziin off'"!"'-
.A. E. L. rtkaarOR.
Een Friese boer had eens hevige ruzie met
zijn buurman. De boze buurman deed alles
om den armen Steensma te treiteren en te
plagen. Nu eens ploegde hij „bij ongeluk"
een stuk van diens akker om, dan weer reed
hij met een zwaarbeladen wagen door zijn
juist bezaaid land. Soms liet hij zijn kippen
in Steensma's tuin lopen en een andere keer
gooide hij allerlei rommel over de muur, die
de twee erven van elkaar scheidde.
En eens op een dag stelde hij zijn lege kar
expres zó onhandig vlak voor de ingang
naar Steensma's boerderij, dat deze er met
zijn gerij niet meer door kon.
Steensma schoof de kar met grote moeite
weg, doch de volgende dag stond hij er weer,
precies op het zelfde plekje!
Toen werd de Fries eindelijk woedend. Nu
en als Friezen eenmaal woedend zijn, dan
zijn ze het goed! Hij wachtte zijn bozen
buurman op en gaf hem een geducht pak
slaag. De ander echter, ook niet mals. klaag
de Steensma voor de rechtbank aan. Ons
boertje moest dus voor den rechter verschij
nen en zijn buurman beschreef met een
huilerige stem uitvoerig, hoe Steensma hem
mishandeld had. En dat, terwijl er toch
eigenlijk in het geheel geen reden voor was!
De edelachtbare heer rechter begreep zelf
wel, dat het gemakkelijk gebeuren kon, dat
een kar eens bij ongeluk vergeten werd. Was
dat nu reden om iemand zo maar ineens aan
te vallen en af te ranselen?
Neen. de rechter schudde plechtig het
hoofd, ten teken, dat hii dit ook geen ma
nier vond. En de boze buurman dacht al, dat
hij het pleit gewonnen had.
Maar nu moest Steensma voor den rech
ter verschijnen. Hij legde zijn pet op de
deftige groene tafel en begon uitvoerig alles
te vertellen: hoe buurman steeds maar in
zijn veld had geploegd, aldoor maar door
zijn land had gereden, zodat er diepe karre-
sporen in waren achtergebleven
..Steensma" zei de rechter „neemt u alstu
blieft, voor u verder spreekt, eerst eens die
pet van de tafel". Doch de koppige Fries
deed. of hij niets gehoord had en vertelde
verder, hoe de kippen van zijn buurman
iedere dag in zijn tuin omscharrelden en
alles bedierven
De rechter luisterde ternauwernood. Hij
ergerde zich over de pet, die vlak voor zijn
neus lag en riep toornig: „Steensma, neem
onmiddellijk die pet weg!"
Maar Steensma scheen wel doof te zijn.
Opgewekt verteld^ hij verder: wel twintig
keer had hii zijn buurman verzocht, de kip
pen op te sluiten en niet over ziin land te
rijden. En wat die kar betreft, hij had hem
eerst in alle redelijkheid onder het oog ge
bracht. dat die niet in de weg mocht
staan
Toen verloor de rechter zijn geduld. Hij
gaf een schreeuw van woede, greep de pet
en slingerde hem een eind weg.
Toen zweeg Steensma opeens en er vloog
een slim lachje over zijn gezicht. Dan sprak
hij: „Ziet u eens, edelachtbare heer, ik heb
mijn buurman zeker wel twintig keer ge
waarschuwd, vóór ik tot handtastelijkheden
overging. En u wordt na twee keer al kwaad
en slingert mijn pet weg!"
De rechter keek hem een oogenblik ver
bluft aan. Dan begon hij hartelijk te lachen,
en Steensma kwam er met een lichte straf
af, terwijl de boze buurman een strenge
wanrcchuwine kreeg, dat hij met pllgen
moest ophouden!