De oorlog in Polen - De ramp van de Willem van Ewijck 80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD ïw'sade Blad Vlucht uit Moskou FEUILLETON 11 HET VERGAAN VAN DEN MIJNE V\ EGER „WILLEM VAN EWIJCK". Den geheelen avond stonden belangstellenden voor het gebouw van de admiraliteit te Den Helder, oin de ramp te bespreken en om eventueel nader nieuws te vernemen. TE AMSTERDAM WERD DE TENTOONSTELLING „DE TREIN 1839—1939" OFFICIEEL GE OPEND. De trein uit 1839 start voor zijn eerste rit over het terrein. In één der wagons zaten v.r.n.l. burgemeester dr. V/. de Vlugt. mevr. Albarda, minister Albarda en wethouder van Meurs. DE LONDENSCHE ZIEKENHUIZEN BRENGEN HUN PATIËNTEN naar plaatsen waar zij in geval van luchtaanvallen veilig zijn. Verpleegsters bij een patiënte, bij de evacuatie uit Guy's Hospital in Londen. DE BEZETTING DOOR DE DUITSCH3 TROEPEN VAN DE POOL- SCHE STAD GRAUDENZ. GEVANGEN GENOMEN POOLSCHE SOLDATEN WORDEN WEGGELEID. DUITSCHE INFANTERISTEN trekken over een door de Polen vernielde brug over een kanaal aan den rand van de stad Bromberg. DE BEIDE D.W.S.-ERS EN INTERNATIONALS Caldenhove en Drager verdedigen thans op andere wijze de Nederlandsehe driekleur. Bertus Cal denhove en korporaal Guus Drager op den bok van een militairen wagen. GASMASKERS VOOR IEDEREEN. De persfotograaf en de straatveger in Londen met gasmaskers. ROMAN van MARLISE KOLLING. 5) Robert zag een bleek en vermagerd uit- zienden jongeman, die hem wanhopig aanstaarde. Robert kwam een stap naar voren, de revolver nog steeds dreigend op geheven, maar plotseling deed de inbreker een sprong in de richting van het balcon, waarvan de deuren geopend waren. Het vol gende oogenbllk was hij reeds buiten. „Sta, of ik schiet!" schreeuwde Robert, maar de man in zijn havelooze kleeding liet zich hierdoor niet afschrikken. Hij rende naar de balustrade, klom er overheen en wilde naar beneden springen, maar nog voor hij daartoe gelegenheid kreeg, had Robert den haan van zijn revolver overge haald, daarbij zorgvuldig op den arm van zijn tegenstander aanleggend. Een korte, scherpe knal werd gevolgd door een onder drukten kreet. De Indringer viel over de versplinterde balustrade van het balcon, dat slechts 4 a 5 meter boven den beganen grond lag, omlaag. Robert was in een oogwenk bij de glazen deuren. Hij boog zich over het balcon en tuurde naar omlaag. Daar beneden was alles stil. Vergiste hij zich, of lag daar in de duisternis een men- sehelijk lichaam? Hij hoorde echter niets, geen zuchten, geen steunen niet het minste geluid verbrak de heersohende stilte. Was die man misschien dood? Dat had hij waarachtig niet gewild! Waarom was die kerel ook niet blijven staan! Wat moest hij nu beginnen? De politie waarschuwen? Dat ontbrak er nog maar aan: nu, terwijl hij op het punt stond de onderhandelingen met succes te beëindigen een politieschandaaltje! Neen, daar moest wat anders op gevonden worden, In ieder geval kon hij dien man daar beneden niet laten liggen. Het best was misschien nog, dat hij zich met den nachtportier in ver binding stelde. Ze moesten dan samen eerst eens onderzoeken, wat den man eigenlijk scheelde. Hij trok een jas over zijn pyama. doch just toen hij zich gereed maakte de kamer te verlaten, bleef hij met een ruk staan. Het was, of het gordijn voor het andere raam zich even bewogen had. Vergiste hij zich. of was het werkelijk zoo? Hij keek nog scherper en ja, nu ontwaarde hij achter het gordijn inderdaad de omtrekken van een menschelijke gedaante. Dat was toch werkelijk al te mal! Zijn medelijden verdween als sneeuw voor de zon. Het betrof hier dus een goed georgani- seerden overval door twee personen! Derge lijke menschen verdienden geen considera tie. Wederom trok hij dreigend zijn brow ning. „Kom daar onmiddellijk achter van daan!" beval hij, maar deze eerste verma ning miste haar uitwerking. Niets bewoog zich achter het gordijn, maar nóg was dui delijk te zien, dat zich daar iemand schuil hield. Het wapen steeds voor zich uithoudend, liep Robert naar het raam. „Je behoeft maar één beweging te maken en ik schiet!" klonk zijn waarschuwing. Hij drukte de re volver tegen het gordijn en wel daar, waar het hoofd van den tweeden indringer zich zwak alteekende. Deze soheen echter niet aan tegenstand te denken, want hij Ver roerde inderdaad geen vin. Met een ruk trok Robert het gordijn van de muurzijde weg, maar op hetzelfde oogen- blik slaakte hij een kreet van verrassing. Want voor hem stond een vrouw, wier klee ding er al even verwaarloosd uitzag als die van den man, welke zooeven van het balcon was gevallen. Zij had een doek dusdanig om het hoofd gebonden, dat er niet veel an ders te zien was dan een paar verschrikte oogen. Ze was volkomen ongewapend. Maar die oogen kende Robert. Zonder dat hij het zelf besefte, hield hij nog steeds zijn revolver op de weerlooze in dringster gericht; met zijn vrije hand trok hij haar achter het gordijn vandaan. „Doet u toch dien doek af", fluisterde hij zonder er bij te denken Duitsch sprekend. Toen hij het gezegd had. bedacht hij, dat ze hem natuurlijk niet verstond. Maar - merkwaardigerwijze voldeed zij aan zijn verzoek. Met een vermoeid gebaar tastte zij naai' den doek, zoodat deze over haar schouders gleed. Nu zag hij het lieve gezicht dat hem zoo sterk aan Annegreet had her innerd, vlak voor zich. Robert zocht naar woorden en vond er slechts een: Waarom?" Nu sprak hij Rus- Het meisje had moeite haar tranen te be dwingen. Langzaam echter scheen zij zich van dpn schrik te herstellen. „Waarom?" vroeg Robert nog eens. Opnieuw kreeg hij reden zich te verbazen, want met een donkere, maar melodieuze en zeer beschaafde stem antwoordde zij „Schiet toch! Maar schiet u dan toch!" Het klonk wanhopend, bijna bevelend. „Nu zult u toch wel beter treffen Zij keerde zich met een ruk naar het raam en trachtte naar buiten te zien. ,,U hebt hem gedood. En hij heeft zich niet eens verzet! U had hem ook zoo kunnen pakken." Nu was het met haar zelf beheersching voor bij. Zij wankelde en tastte naar een stoel. Met een blik vol haat keek zij hem aan. „Waarom laat u mij nu nog leven? Het is me immers allemaal onverschillig, wat u met me doet. Het kan me nu niets meer schelen Haar woorden smoorden in een sni15- „Neemt u me niet kwalijk!" stamelde hij, maar op hetzelfde oogenblik besefte hij het onzinnige van deze verontschuldiging. Daar zat een dievegge en hij stond hier voor haar en bood zijn excuses aan. Maar hij kon niet meer hard zijn. Dat meisje daar had immers het gezicht van Annegreet! Hij probeerde rustig te overleg gen. Wat moest hij nu doen? De politie alarmeeren? Dat leek hem nog onmogelijker dan zooeven. Maar wat moest hij in 's he melsnaam met die jonge vrouw beginnen? Al haar trots was verdwenen. Zij scheen zich volkomen aan hem overgeleverd te voelen. Eindelijk kwam hij tot een besluit. „Luis tert u eens even! Wij zullen de politie er buiten lalen en u hebt van mij niets te vreezen, maar onder één vorwaarde Ze keek hem schuw vragend aan. „Dat u zich niet van hier verwijdert vóór ik terugkom! Belooft, u mij dat?" „Wat wilt u doen?" Hij bemerkte het wantrouwen in haar stem. „Ik wil mij gaan vergewissen wat er met dien man daar beneden gebeurd is. Zult u zoolang hier blijven?" Zij knikte. ..Goed", zei hij „ik wil me alleen hier naast maar even aankleeden. Ik kom direct terug." Na een paar minuten verscheen hij weer. De Russin scheen zich zelfs niet bewogen te hebben. Zij zat gelaten in een fauteuil. Slechts haar oogen volgden een zijner be wegingen. Het was, of hij onmiddellijk alles begreep, wat er in haar omging. „U denkt zeker dat ik de kamer van bui ten wil afsluiten?" vroeg hij lachend. Ik verlaat mij op uw woord. U kunt ook op het mijne vertrouwen." Hij verliet het vertrek en trok de deur zachtjes achter zich dicht. Daarna haastte hij zich door de slecht verlichte gang. Om den tuin te kunnen bereiken, moest hij den nachtportier passeeren. Wat zou hij dien man zeggen? Enfin, er zou hem wel het een of ander te binnen schieten. Hij behoefde echter niet eens een leugen te verzinnen, want toen hij de portiersloge genaderd was, bleek dat deze Cerberus zijn taak nogal gemoedelijk opvatte en met het hoofd hr de handen in slaap was gesukkeld. Zonder moeite bereikte Robert den tuin. Het was frisch buiten. De verbleekte sterren 'v de vale schnnering getuigden van het inbreken van den nieuwen dag. Hij kon ■eh vrij spoedig oriënteeren en na eenig zoeken vond hij de plaats c-nder het bal con, waar de indringer moest zijn neerge komen Er was echter geen levend wezen meer te zien. Fenige voetsporen en wat los gewoelde aarde was alles, wat de man als bewijs van zijn aanwezigheid had achter gelaten. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5